Commissie: Verpleging Verzorging en Geboortezorg
Categorie: Verpleeghuiszorg
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
120316
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Klaagster], wonende te [plaats], in haar hoedanigheid van nabestaande van [cliënte], en Florence, gevestigd te Rijswijk, (verder te noemen: de zorgaanbieder).Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij wege van bindend advies door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten. De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 8 januari 2019 te Den Haag. Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. Klaagster is ter zitting vergezeld van de familieleden, [naam], [naam] en [naam].
De zorgaanbieder is ter zitting vertegenwoordigd door [naam], bestuurssecretaris, [naam], manager zorg, en [naam], eerste geneeskundige.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de zorg die aan de cliënte is verleend, toen zij na een gebroken heup werd opgenomen voor een geriatrisch revalidatie traject op de locatie Westhoff van de zorgaanbieder.
Standpunt van klaagster
Het standpunt van klaagster (en waar in het navolgende klaagster staat, wordt daarmee ook de verdere familie bedoeld) luidt in hoofdzaak als volgt.
De verzorging die de cliënte gedurende haar opname van 8 december 2018 tot 9 januari 2019 heeft ontvangen, was niet in orde. De klachten van klaagster betreffen onder meer de volgende punten.
Een vieze kamer bij binnenkomst, personeel niet op de hoogte van haar dossier, het niet om kunnen krijgen van het orthopedisch korset, wondzorg niet conform beleid, ondervoeding, nauwelijks douchen en een slechte communicatie. Naar klaagster werd niet geluisterd, waardoor zij zich machteloos en verdrietig voelde.
Op 10 januari 2018 is de cliënte overleden in het ziekenhuis Reinier de Graaf te Delft, waar zij met een saturatie van 57 % vanuit de locatie Westhoff werd binnen gebracht. De arts in het ziekenhuis stelde verwaarlozing en ondervoeding vast. Na alle klachten, het aangeven van zaken, het verdriet, het onbegrip, was dit een vreselijk bericht voor klaagster. Klaagster betreurt dat met de eerdere rapportages van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (verder te noemen: IGJ) over deze locatie in 2015 en 2016 kennelijk niets is gedaan.
In eerste instantie is een klacht ingediend bij de zorgmanager op de locatie met het verzoek tot overplaatsing van de cliënte naar Delft. Na het overlijden van de cliënte is een officiële klacht ingediend bij de klachtencommissie van de zorgaanbieder. Klaagster is op alle punten in het gelijk gesteld. Klaagster is daarnaast nog in afwachting van de uitspraak van de IGJ naar aanleiding van haar melding.
Klaagster heeft er toe besloten de klacht aan de commissie voor te leggen, omdat klaagster niet het idee heeft dat er iets gaat veranderen bij de zorgaanbieder. Dat baart haar ernstige zorgen, met name voor de cliënten die daar thans verblijven. Voorts stelt klaagster dat indien er een reden tot schadevergoeding bestaat, zij daar graag gebruik van wil maken. Bij brief van 18 oktober 2018 heeft klaagster de schade geconcretiseerd. Klaagster verlangt vergoeding van een bedrag van € 10.000,–, bestaande uit onder meer emotionele schade voor de familie en reiskosten.
Standpunt van de zorgaanbieder
Het standpunt van de zorgaanbieder luidt in hoofdzaak als volgt.
De zorgaanbieder onderschrijft de uitspraak van de klachtencommissie dat de zorgaanbieder fundamenteel tekort is geschoten in de algemene zorg aan de cliënte. De zorgtaken binnen het team waren structureel en fundamenteel onvoldoende georganiseerd. De zorgaanbieder heeft niet alleen de door de klachtencommissie aanbevolen maatregelen ingevoerd, maar vond het noodzakelijk aanvullende verbetermaatregelen te nemen. De zorgaanbieder heeft deze maatregelen uitgebreid beschreven in het verweerschrift van 20 november 2018.
Op basis van de melding bij de IGJ heeft de zorgaanbieder een team samengesteld dat onderzoek via de PRISMA-methode heeft uitgevoerd. Naar aanleiding van de uitkomsten van de PRISMA-analyse zijn een aantal extra verbetermaatregelen opgesteld. In het verweerschrift zijn ook deze maatregelen beschreven en is aangegeven op welke wijze de maatregelen ten uitvoer zijn gelegd/zijn geborgd.
Nu klaagster in haar brief aan de commissie aan heeft gegeven dat het onduidelijk is of de zorgaanbieder onder de indruk was van de ingediende klacht respectievelijk de nalatigheid van de geleverde zorg, wenst de zorgaanbieder hier nog nader op in te gaan. De zorgaanbieder biedt excuses aan voor het feit dat de communicatie vanuit de zorgaanbieder onvoldoende is gebleken, waardoor niet preventief is gehandeld en de klachten zich opstapelden. De zorgaanbieder hecht er aan te benadrukken dat de casus van de cliënte grote impact heeft gehad op alle betrokken medewerkers en de hele locatie.
Sinds de indiening van de klacht bij de klachtencommissie en de melding aan de IGJ hebben meerdere gesprekken plaatsgevonden met klaagster. De zorgaanbieder heeft daarbij de klachten over de geleverde zorg niet betwist.
In haar brief van 8 november 2018 geeft de IGJ aan dat zij in de beschreven verbetermaatregelen voldoende progressie ziet en dat deze maatregelen passend, specifiek en meetbaar zijn. Ook zorgaanbieder krijgt van de cliënten terug gekoppeld dat er verbetering te zien is.
De zorgaanbieder laat het aan de commissie over de vordering tot schadevergoeding te beoordelen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen alsnog overeenstemming bereikt over de wijze waarop het geschil opgelost zal worden. Dit betekent dat de commissie niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. Volstaan wordt met het hierna vastleggen van de tussen partijen tot stand gekomen schikking.
Vastlegging
De zorgaanbieder betaalt een bedrag van € 3.000,– aan klaagster. Het klachtengeld van € 52,50 zal door de zorgaanbieder aan klaagster worden vergoed. Betaling dient plaats te vinden binnen vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies.
Na uitvoering van het vorenstaande hebben partijen met betrekking tot dit geschil niets meer van elkaar te vorderen.
Aldus vastgelegd door de Geschillencommissie Verpleging Verzorging en Geboortezorg, bestaande uit
de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer mr. drs. L. Grégoire en de heer mr. P.C. de Klerk, leden,
op 8 januari 2019 in aanwezigheid van mevrouw mr. B.J. van Gent, secretaris.