Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: (On)deugdelijke uitvoering overeenkomst
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
112902/137003
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil vloeit voort uit een zeer omvangrijke verbouwing (aanneemsom € 54.000,- incl. BTW waarvan € 24.200,– door consument is betaald), waarbij over de uitvoering van de werkzaamheden door de consument veel klachten zijn geuit, maar slechts deels door de ondernemer worden onderkend. Ook is er verschil van mening over de verrekening van meer- en minderwerk. Volgens de consument is een deel van de werkzaamheden uitgevoerd, maar deels ook niet. Vanwege de verstoorde verhoudingen met ondernemer vordert de consument ter zake van de bouwkundige en/of installatietechnische geschilpunten een financiële vergoeding om de werkzaamheden door derden te laten herstellen/uitvoeren. In een 26 pagina’s tellend bindend advies beoordeelt de commissie alle geschilpunten en geeft per punt (en voor zover mogelijk) welk bedrag door de consument wordt gevorderd en welk bedrag volgens de deskundige redelijk is voor het geval de commissie (ook) van oordeel is dat er sprake is van een technische tekortkoming in de uitvoering van het werk. Partijen zijn het erover eens dat dit geschil alleen op financiële wijze (door het maken/geven) van een eindafrekening kan worden opgelost. Van nakoming/herstel door de ondernemer kan geen sprake meer zijn, zo vinden partijen. De commissie heeft in haar beslissing een financiële afhandeling voor partijen vastgesteld. De consument dient nog een bedrag van € 20.305,82 aan de ondernemer te voldoen. Partijen hebben daarna niets meer van elkaar te vorderen. De klacht is ten dele gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een in juni 2020 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het uitvoeren van een omvangrijke verbouwing aan de woning van de consument te Leiden tegen de daarvoor door de consument te betalen aanneemsom van € 54.000,– (inclusief BTW) waarvan € 24.200,– is betaald, zodat nog een bedrag van € 29.800,– open staat. Voorts is de consument voor meer-/minderwerk in rekening gebracht € 29.382,69 waarop door de consument geen betaling is gedaan.
De werkzaamheden vonden deels plaats gedurende de rest van het jaar 2020 en in het begin van 2021. Een formele oplevering heeft niet plaatsgevonden.
Het geschil betreft de financiële afwikkeling in relatie tot de uitvoering van het werk, met verrekening van meer- en minderwerk.
De consument heeft voldaan aan het ontvankelijkheidsvereiste dat diens klachten eerst moeten worden voorgelegd aan de ondernemer.
Er is door de consument geen bedrag in depot gestort.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De klachtenlijst van de consument staat vermeld in productie 6 van de consument. In totaal betreffen het twaalf bouwkundige en/of installatietechnische geschilpunten waarbij sommige punten zijn onderverdeeld in meerdere onderdelen. Een overzicht van de niet of zelf uitgevoerde werkzaamheden is opgenomen onder productie 7.
Naast een beslissing op de genoemde geschilpunten vordert de consument een vergoeding van de kosten die hij in verband met de gebreken aan het werk heeft moeten maken en vordert hij nakoming van de gemaakte afspraken over de kosten van een tijdelijke internetaansluiting.
Punt 13 betreft de afrekening van partijen. Het financiële geschilpunt omvat een tweetal geschilpunten, namelijk:
1. Een geschil over het overzicht van het door ondernemer uitgevoerde meerwerk;
2.Een geschil over de verrekening van niet uitgevoerde werkzaamheden (en die wel in de aanneemsom zijn opgenomen) en de verrekening van de door opdrachtgevers zelf uitgevoerde werkzaamheden.
Uit de toelichting van de consument blijkt dat hij zijn vordering heeft gewijzigd. Vanwege de verstoorde verhoudingen met ondernemer vordert hij thans, ter zake van de bouwkundige en/of installatietechnische geschilpunten 1 t/m 12, een financiële vergoeding om de werkzaamheden door derden te laten herstellen/uitvoeren.
De consument heeft in de nadere toelichting de klachtenlijst opnieuw bijgevoegd met daarop aangegeven welke bedragen worden gevorderd.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik blijf bij wat door mij is aangevoerd, en heb daar eerlijk gezegd weinig aan toe te voegen. Mijn standpunt staat goed op papier. Er is door partijen wel degelijk een afspraak gemaakt over de wand in de keuken. Hier ter zitting licht ik een paar klachten toe, maar het blijft een herhaling van wat al op schrift is gesteld. Ook de consument wil hier ter zitting niet opnieuw met de ondernemer onderhandelen over een financiële oplossing van de geschilpunten. Nakoming/herstel door de ondernemer ziet de consument niet meer zitten. Ook de consument vraagt de commissie dus om een louter financiële oplossing van het geschil. Het is voor de consument al met al een emotionele zaak die heel lang heeft geduurd. Het is jammer dat het allemaal zo is gelopen, en dat doet afbreuk aan het genieten van onze woning. De consument zegt hier ter zitting toe dat elk pro resto bedrag waartoe hij door de commissie wordt veroordeeld te betalen aan de ondernemer, onvoorwaardelijk en meteen zal betalen aan de ondernemer. Evenals de ondernemer, acht de consument een depotbeslissing niet nodig.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer. De ondernemer is het met de meeste klachten van de consument niet eens. Na berekening van de punten, waarover partijen het wel eens zijn en na berekening van het meerwerk staat er thans nog € 33.911,53 open.
In de stukken is zichtbaar gemaakt dat door de ondernemer een aanzet is gedaan tot een schikking, wat dus niet is gelukt. Het openstaande bedrag is door de ondernemer berekend op een nog van de consument te ontvangen bedrag van € 22.201,09, dat enkel bij wijze van schikkingsvoorstel is afrond op € 18.000,–. Dat voorstel is niet door de consument geaccepteerd en daarmee vervallen.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ook de ondernemer blijft bij wat door hem is aangevoerd. Een van de hoofdoorzaken van de gerezen problemen is de omstandigheid dat de consument in het begin voornemens was om veel werkzaamheden zelf uit te voeren, ook als kostenbesparing. Daar is het dus nauwelijks van gekomen, want de ondernemer heeft veel meer moeten uitvoeren dan eerst de bedoeling was.
Het schikkingsvoorstel is niet door de consument geaccepteerd, waarmee dat aanbod is komen te vervallen. De ondernemer is hier ter zitting niet meer bereid om opnieuw met de consument te onderhandelen over een louter financiële regeling. Het is nu aan de commissie om in de geschillen van partijen te beslissen. De ondernemer wenst een financiële oplossing en wenst dus niet meer in de gelegenheid te worden gesteld om nakomings-/herstelwerkzaamheden uit te voeren. De commissie moet daarmee rekening houden bij de door haar te geven beslissing. Een depot door de consument is niet aan de orde. De ondernemer heeft er alle vertrouwen in dat de consument een betalingsveroordeling van de commissie zal nakomen.
Deskundigenrapport
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft in deze zaak uitvoerig schriftelijk gerapporteerd. Hier wordt volstaan met de overweging dat dat rapport met bijlagen als hier ingelast geldt. Dit omdat belangrijke delen van die rapportage hierna bij de beoordeling zullen worden geduid.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Inleiding
De commissie heeft tot taak geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer te leveren of geleverde diensten en/of zaken.
De bevoegdheid van de commissie om tussen partijen met bindend advies te kunnen beslissen is gekoppeld aan de reikwijdte van de tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden (AVIC 2016):
artikel 1 (werkingssfeer):
“deze algemene voorwaarden zijn van toepassing op tussen een consument en een installateur overeengekomen werk met betrekking tot een installatie, met uitzondering van: onderhoudsabonnement en signaleringssysteem;
werk: het totaal van de tussen de consument en de installateur overeengekomen werkzaamheden en de daarbij door de installateur geleverde materialen;
installatie: (centrale) verwarminginstallatie, luchtbehandelinginstallatie, elektrotechnische laagspanning- installatie (waaronder tevens worden begrepen de bliksembeveiliging-, overspanningbeveiliging-, en aardinginstallatie), (warm) waterinstallatie, dakwerk, riolering, vloerverwarming, sanitaire voorziening en andere voorzieningen die zijn bestemd voor gebruik, distributie, opslag of afvoer van gas, (hemel)water en elektriciteit.”
De commissie is van oordeel dat alleen de volgende klacht niet (voldoende) is te relateren aan werkzaamheden met betrekking tot een installatie, en dat zij daarom niet bevoegd is op deze klacht met bindend advies te beslissen:
– Klachtpunt 2a: woonkamer: aftimmering houten plaat
Dat partijen in dit geding het erover eens zijn dat de commissie in al hun geschillen bevoegd is te beslissen met bindend advies, maakt niet dat ten aanzien van dit klachtpunt alsnog bevoegdheid van de commissie kan en mag worden aangenomen. De in de algemene voorwaarden opgenomen voorwaarden/afspraken hebben te prevaleren, met name ook omdat de reikwijdte van de zogenaamde nakomingsgarantie gelijk moet zijn aan de reikwijdte waarover de commissie mag beslissen.
Ten aanzien van de overige klachten moet als volgt worden overwogen en beslist.
Door de consument is geen depot van het nog openstaande bedrag gestort bij de commissie.
Ter zitting is dit punt aan de orde gesteld. Daarop is door de ondernemer het standpunt ingenomen dat geen depot is vereist en daarom niet alsnog om (eerst) een depotbeslissing wordt gevraagd. Dit omdat erop wordt vertrouwd dat de consument een hem door de commissie op te leggen (bij)betalingsverplichting onverkort zal nakomen. Daarop is ter zitting door de consument bevestigd dat dat hij een hem door de commissie op te leggen betalingsverplichting onverkort en onvoorwaardelijk zal nakomen.
Partijen zijn aldus nader overeengekomen dat geen depot is vereist, welke afspraak de commissie heeft te respecteren (zie artikel 9 van het reglement van deze commissie).
Er heeft geen (formele) oplevering van het werk plaatsgevonden en er is dus ook geen formeel proces-verbaal van oplevering opgesteld.
De commissie stelt voorts vast dat de technische geschilpunten al bij brief van de gemachtigde van opdrachtgevers d.d. 25 maart 2021 (met bijlage) aan ondernemer kenbaar zijn gemaakt. Voorts verdient hier overweging dat partijen naar aanleiding van de gebreken tussentijds overleg hebben gevoerd en naar aanleiding daarvan is door ondernemer een plan van aanpak d.d.15 september 2020 opgesteld. Volgens de consument is een deel van de werkzaamheden zoals aangegeven in het – kennelijk door de consument geaccordeerde – plan van aanpak uitgevoerd maar ook een deel niet zodat er nog steeds gebreken/onvolkomenheden aanwezig zijn.
Bij de onderstaande behandeling van de (resterende) geschilpunten wordt dan ook per punt en voor zover mogelijk, aangegeven welk bedrag door de consument wordt gevorderd en welk bedrag volgens de deskundige redelijk wordt geacht voor het geval de commissie (ook) van oordeel is dat er sprake is van een technische tekortkoming in de uitvoering van het werk.
Hierbij verdient overweging dat partijen het erover eens zijn dat dit geschil alleen op financiële wijze (door het maken/geven) van een eindafrekening moet worden opgelost. Van nakoming/herstel door de ondernemer kan geen sprake meer zijn, aldus partijen gezamenlijk.
De commissie heeft bij haar beoordeling de door de deskundige gehanteerde volgorde gevolgd.
De beoordeling van de (resterende) bouwkundige en/of installatietechnische geschilpunten
- Keuken
De klacht luidt dat het kookeiland niet aansluit op de muur omdat de muur door de ondernemer niet haaks is gestukt. Tussen het werkblad en de muur is een kier van 3,5 cm aanwezig. De consument stelt dat in redelijkheid verwacht mocht worden dat bij het stukadoorswerk hoeken haaks worden uitgevoerd. Volgens de consument was wel degelijk mondeling met de ondernemer afgesproken dat met het stucwerk de uitwendige hoek haaks zou worden uitgevoerd. De consument stelt verder dat het betreffende stucwerk met de ondernemer is besproken nog vóór het plaatsen van de keukeninrichting en dat de ondernemer daarna telefonisch toestemming zou hebben gegeven de keukeninrichting (door derden) te laten plaatsen. In totaal vordert de consument een bedrag van € 4.440,50 (inclusief btw) voor herstelkosten.
Volgens ondernemer zijn hierover geen nadere mondelinge afspraken gemaakt; schadeplichtigheid wordt gemotiveerd weersproken.
Door de deskundige is vastgesteld:
– dat de uitwendige hoek inderdaad niet haaks is, en dat het geen grote afwijking betreft;
– dat dit niet is ontstaan door het stucwerk; de uitwendige hoek was op zich al niet haaks zoals vaak voorkomt bij dergelijke oude woningen;
– dat het exact haaks stuken van de wand niet als zodanig in de overeenkomst is opgenomen. In de overeenkomst wordt uitsluitend “stucwerk” genoemd;
– in bouwtechnische zin voegt het alsnog haaks uitvoeren weinig toe aan de kwaliteit, deugdelijkheid en bruikbaarheid van de wand;
– dat het een relatief kleine afwijking betreft;
– aan de onderzijde van de wand (op vloerhoogte) is een kabel zichtbaar die in de wand is aangebracht maar waar nog geen stucwerk overheen is gezet. Dat vormt op zich een tekortkoming in de zin van de eisen van goed en deugdelijk werk en dit dient alsnog te worden hersteld door het stucwerk aan te helen.
De commissie oordeelt als volgt. Als er in de bestaande situatie al sprake is van niet loodrecht op elkaar staande wanden moeten daar voorafgaand aan de stukwerkzaamheden nadere afspraken over worden gemaakt. Die zijn echter niet genoegzaam komen vast te staan: het is en blijft hier het woord van de consument tegenover dat van de ondernemer. Ook is de commissie van oordeel dat het afroepen en laten plaatsen van de keuken als acceptatie van deze wand heeft te gelden. Het had op de weg van de consument gelegen om die plaatsing tegen te houden opdat het gestelde probleem met de wand eerst kon worden hersteld. Hieraan doet niet af dat het de ondernemer is geweest die (namens de consument) het afroepen van de keuken heeft gedaan. Partijen hebben (even) voordien met elkaar gesproken over deze afwijking, en daarbij of daarna zijn door de consument geen stappen gezet om te voorkomen dat de keuken werd afgeroepen en geplaatst, terwijl daarvoor genoeg gelegenheid is geweest. In gelijke zin moet worden beslist op het punt van het “nog een klein beetje” zichtbaar zijn van een kabel.
Dit staat naar het oordeel van de commissie aan toewijzing van de gevorderde schadevergoeding in de weg.
- Woonkamer
Dit betreft het (resterende) klachtpunt:
2b. Electrapunt t.b.v. Sonos werkend maken.
De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat hier sprake is van (kleine) toerekenbare tekortkomingen op basis waarvan door de ondernemer een vervangende schadevergoeding moet worden betaald van € 120,– + € 180,– = € 300,–.
- Gashaard
Dit betreft de klachtpunten:
3a. Beschadigingen aan binnenwanden en totale bovenste buitenrand herstellen.
3b. Kier rechterzijde ter beoordeling aan expert wat de oplossing moet zijn. Niet meer door de ondernemer.
3c. Nalopen werking gashaard door leverancier Faber. Niet meer door de ondernemer.
De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat voor 3a en 3b in totaal een vervangende schadevergoeding kan worden toegekend van € 120,– + € 180,– = € 300,–.
Voor wat betreft onderdeel 3c is naar zeggen van de deskundige (alleen) een onderzoek door de leverancier vereist om de oorzaak van het niet goed functioneren van de haard duidelijk te krijgen, en daarmee of de ondernemer daar al dan niet verantwoordelijk voor is. De consument heeft bij de deskundige verklaard zo spoedig mogelijk door de leverancier een onderzoek te laten uitvoeren en de bevindingen van dit onderzoek nader aan te leveren bij de geschillencommissie. Die bevindingen zijn niet in dit geding gebracht, wat reden is voor de commissie om aan te nemen dat de deskundige hier geen verwijt kan worden gemaakt c.q. het mankement inmiddels is verholpen.
- Kelderkast
Door de deskundige is geconstateerd dat het lichtpunt niet deugdelijk is afgemonteerd.
De lamp hangt los aan de bedrading en de afdekplaat op de doos hangt eveneens los. Deze uitvoering is niet geschikt voor een deugdelijke wandmontage van een wandarmatuur.
De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat hiervoor een vervangende schadevergoeding moet worden toegekend van € 72,– gelijk is gevorderd door de consument.
- Toilet begane grond
Door de deskundige is geconstateerd dat de glazuurlaag van het toilet en van de fontein op de randen zijn beschadigd door krassen. Deze klacht is al op 25 maart 2021 aan de ondernemer kenbaar gemaakt.
Op basis van wat daartoe door de deskundige is gerelateerd naar aanleiding van door de consument in het geding gebrachte foto’s, is de commissie van oordeel dat geen sprake is van normale gebruiksschade en ook dat aannemelijk is dat de krassen bij de verbouwing en dus onder verantwoordelijkheid van ondernemer zijn ontstaan.
De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat hiervoor een vervangende schadevergoeding moet worden toegekend van € 300,–, gelijk is gevorderd door de consument.
- Kinderkamer 1e etage
Dit betreft de volgende klachten:
6a. Douchekraan op de juiste wijze monteren volgens handleiding.
6b. Kitwerk gehele badkamer vervangen.
6c. Easydrain is niet meer op te lossen dus compensatievergoeding.
6d. Tegelplint met barcode vervangen of oplossen (niet meer met stuuk of kit; dit is er alweer af).
Ad 6a. De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat hier de mankementen/tekortkomingen door reparatie kunnen worden verholpen, en daarom kan worden volstaan met en vervangende schadevergoeding van € 240,–.
Ad 6b. De commissie deelt ook hier het standpunt van de deskundige dat de plaatselijk onthechte kitvoeg een tekortkoming vormt in de zin van de eisen van goed en deugdelijk werk en dat passend is een vervangende schadevergoeding van € 60,–; redelijk op basis van 1 uur arbeid, inclusief kit en het tijdelijk verplaatsen van wasmachine en droger.
Ad 6c. Door de deskundige is gerelateerd dat bij de easydrain in de vloer sprake is van een onvolkomenheid van esthetische aard die niet valt aan te merken als een gebrek en dat daarom geen herstel of een schadevergoeding aan de orde kan zijn. De commissie deelt dit standpunt en maakt dat tot de hare.
Ad 6d. Ook voor wat betreft de nabij de deur naar de badkamer zichtbare barcode op de bovenrand van de tegelplint deelt de commissie het standpunt van de deskundige dat mede gelet op het feit dat de materialen door de consument zijn aangeleverd, het niet redelijk is de ondernemer hiervoor verantwoordelijk te stellen. Ook is de niet opvallend aanwezige barcode als een kleine onvolkomenheid en niet als een gebrek aan te merken. Toekenning van schadevergoeding is daarom niet aan de orde.
- Doorloop tussen kastenwanden van ouderslaapkamer naar badkamer
De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat de wijze waarop de (door de consument aangereikte) elektrische vloerverwarmingsmatten zijn gepositioneerd, in verwarmings-technische zin geen toerekenbare tekortkoming oplevert. Schadevergoeding is hier dan ook niet aan de orde.
- Ouderbadkamer 1e etage
Dit betreft de volgende (resterende) klachtpunten (bij de inloop naar de badkamer wat ook bij geschilpunt 7 is behandeld):
8a. Het moeten oversausen van herstelwerk;
8b. Inbouwkraan recht plaatsen;
8c. Vloer badkamer en slaapkamer weer één geheel maken. Afhankelijk van welke vloer zal worden aangepast, de wasbenzinebeschadigingen herstellen in de ouderslaapkamer.
Ad 8a. Door de commissie wordt het standpunt van de deskundige gedeeld dat sprake is van een aan de ondernemer toe te rekenen tekortkoming: het stucwerk op de wanden van de badkamer is na werkzaamheden aan kranen, leidingen of andere werkzaamheden op een aantal plaatsen gerepareerd waarbij zichtbare kleurverschillen zijn ontstaan. Het oversauzen van de wanden heeft nog niet plaatsgevonden. Ook verenigt de commissie zich met het gemotiveerde standpunt van de deskundige dat in het kader van vereist herstel geen nieuwe stuclaag is vereist, en dat kan worden volstaan met voorbehandelen van de reparatieplekken en waar nodig gladschuren en met het oversauzen van de wanden.
Aldus wordt de vervangende schadevergoeding bepaald op € 450,–.
Ad 8b. Ook hier wordt de deskundige door de commissie gevolgd: tekortkomingen laten zich niet vaststellen en dus is geen schadevergoeding verschuldigd.
Ad 8c. De consument vordert een schadevergoeding voor vervanging van de vloer, omdat door de schoonmaakwerkzaamheden van ondernemer met terpentine of wasbenzine de toplaag van de vloer zou zijn beschadigd. De ondernemer bestrijdt dat en stelt dat de schade door de kattenurine al aanwezig was en hij met de poging tot schoonmaken geen verdere of aanvullende schade aan de vloer heeft veroorzaakt.
De consument vordert hier een totaalbedrag van € 4.846,05 en verwijst daarbij naar de overgelegde offerte van BKV Kunststofvloeren. Die offerte betreft het aanbrengen van 45 m2 gietvloer.
Daaruit valt af te leiden dat de consument zowel (opnieuw) vervanging van de vloer van de badkamer als van de vloer van de slaapkamer vordert.
Volgens opdrachtgevers is vervanging van beide vloeren noodzakelijk om de vloeren weer dezelfde uitstraling te geven die voorheen ook aanwezig was. Vervanging van de badkamervloer wordt gevorderd om uitsluitend esthetische redenen.
Bouwtechnisch gezien is er naar zeggen van de deskundige geen sprake van gebreken aan de badkamervloer.
De commissie is van oordeel dat indachtig de gemotiveerde tegenspraak van de ondernemer niet is komen vast te staan dat deze vloer is beschadigd door juist de schoonmaak handelingen van de ondernemer met wasbenzine, om de “onwelriekende geelachtige vloeistof” die zich had opgehoopt tussen het bad en de vloer te verwijderen. Aannemelijk is dat het kattenurine betrof, wat als zelfstandige oorzaak van de beschadiging kan worden aangemerkt doordat deze in de vloer is getrokken. Bovendien is in bouwtechnische zin geen sprake van een gebrek.
De desbetreffende vordering van de consument wordt dan ook door de commissie afgewezen.
- Inloopdouche
Dit geschilpunt omvat 4 deelpunten namelijk:
9a. Tegelplaat rechts sluit onvoldoende aan op het patroon. Kan niet meer worden opgelost dus compensatievergoeding;
9b. Tegellijm op rvs easydrain verwijderen zonder beschadiging van het rvs;
9c. Gebroken vloertegel: vloerplaat vervangen;
9d. Zichtbare afgebroken hoek van tegelplaat. Kan niet meer worden opgelost.
De commissie deelt het standpunt van de deskundige dat hier alleen sprake is van de volgende toerekenbare tekortkomingen:
– op de roestvrij stalen rand van de easydrain zijn enkele resten van tegellijm aanwezig;
– ook klacht 9d is gegrond. Deze is, zo heeft de ondernemer ook erkend, onder de verantwoordelijkheid van de ondernemer ontstaan.
Op basis hiervan komt de consument een vervangende schadevergoeding toe van respectievelijk € 80,– en € 120,–, zoals die bedragen door de deskundige zijn begroot.
- 2e etage: slaapkamer jr.
Dit geschilpunt omvat 2 deelpunten namelijk:
10a. Schilderwerk vloer vide & muur herstellen;
10b. Los stopcontact: vastzetten.
De commissie legt vast dat klacht 10a ter zitting door de consument is ingetrokken zodat daarop geen beslissing meer kan volgen.
Klacht 10b is naar zeggen van de deskundige gegrond en reden voor toewijzing van een vervangende schadevergoeding van € 36,–. De commissie oordeelt dienovereenkomstig.
- Ketelruimte
Deze klacht oordeelt de commissie ongegrond om redenen als door de deskundige is aangeduid. Er is hier geen sprake van een technische tekortkoming en er is evenmin een verplichting om daar de bedrading weg te werken.
- Overig; aanbrengen bypass t.b.v. de ketel/vloerverwarming
Deze klacht is naar het oordeel van de commissie gegrond. Er dient in de installatie een drukverschilregelaar (ook wel bypass genoemd) te worden aangebracht om te voorkomen dat de druk in de aanvoerleiding te hoog oploopt.
Overeenkomstig de begroting van de deskundige wordt hiervoor een vervangende schadevergoeding toegekend van € 150,–.
Financiële slotsom A:
Samenvattend is de commissie van oordeel dat de consument recht heeft op toekenning van: € 300,– (2b) + € 300,– (3a en 3b) + € 72,– (4) + € 300,– (5) + € 240,– (6a) + € 60,– (6b) +€ 450,– (8a) + € 80,– (9b) + € 120,– (9d) + 36,– (10b) + € 150,– (12) = € 2.108,– = € 2.460,68 inclusief BTW (9% over € 750,- + 21% over € 1.358,–).
De beoordeling van de niet (door de ondernemer) of zelf (door de consument) uitgevoerde werkzaamheden
Wel akkoord van partijen:
Het overzicht van bedragen die sowieso in mindering moeten worden gebracht op de aanneemsom, is weergegeven op pagina 18 en 19 van het rapport van de deskundige. Deze opstelling sluit op € 19.250,– exclusief BTW, waarvan bij € 300,– 9% BTW aan de orde is en bij het restant ad € 18.950,– 21% BTW aan de orde is. Aldus wordt uitgekomen op een totaalbedrag van € 23.256,50 inclusief BTW (te weten € 300,– + € 27,– BTW + € 18.950,– + € 3.979,50).
Beide partijen hebben deze uitkomst als juist aangeduid en zijn daarmee akkoord. De commissie heeft dienovereenkomstig te beslissen.
Geen akkoord van partijen:
Wat resteert is de beoordeling van de werkzaamheden en kosten waarover partijen geen akkoord hebben bereikt.
- Etagevloeren:
Dit betreft het openen en sluiten van de vloer i.v.m. het aanpassen van het leidingwerk. De consument stelt dat dit werk niet is uitgevoerd, en daarom een korting moet worden toegepast van € 1000,–. Volgens ondernemer zijn er wel degelijk werkzaamheden aan de vloer uitgevoerd in verband met het in de vloer leggen van leidingen van onder meer riolering. Dit zou hebben plaatsgevonden aan de lange zijde alsmede aan de gevelzijde van de badkamer.
De deskundige kan achteraf niet vaststellen of de ondernemer deze werkzaamheden heeft verricht.
De commissie is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de ondernemer deze werkzaamheden wel degelijk heeft moeten verrichten. De door de consument gevorderde korting zal dan ook worden afgewezen.
2: Timmerwerk: deurkozijn dichtmetselen:
De consument stelt dat dit werk niet is uitgevoerd en daarom een korting moet worden toegepast van € 360,–. Volgens de ondernemer is de sparing wel degelijk dichtgezet maar is dit gebeurd met gipsplaten, regelwerk en isolatie in plaats van metselwerk. Het materiaal hiervoor is door de consument zelf aangeleverd, aldus de ondernemer.
De deskundige kan achteraf niet vaststellen of de ondernemer deze werkzaamheden heeft verricht.
De commissie is ook hier het oordeel toegedaan dat voldoende aannemelijk is geworden dat de ondernemer deze werkzaamheden heeft moeten uitvoeren. De gevorderde korting zal dan ook worden afgewezen.
3: Plafond stuken:
De consument stelt dat dit werk niet is uitgevoerd en daarom een korting moet worden toegepast van € 750,–. Volgens de ondernemer is het stukwerk van het plafond in de woonkamer wel uitgevoerd en zijn de kosten daarvan door de stukadoor bij hem in rekening gebracht.
De deskundige heeft bij diens onderzoek alleen kunnen vaststellen dat het plafond is gestukt, maar strikt formeel niet of dit door ondernemer is gebeurd.
De commissie is ook hier van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de ondernemer deze werkzaamheden heeft moeten laten uitvoeren. De door de consument verzochte korting zal dan ook worden afgewezen.
4: Sloopwerk toilet verdieping: wand- en vloerafwerking verwijderen:
De consument stelt dat hij dit werk zelf heeft uitgevoerd, en dat daarom een korting van € 360,– moet worden toegepast. De ondernemer stelt dat het sloopwerk door hem is uitgevoerd waarbij door ondernemer wordt aangetekend dat een deel van de werkzaamheden door de consument is uitgevoerd. De ondernemer acht een verrekening op zijn plaats en heeft aangegeven het bedrag bij te willen stellen. Welk bedrag de ondernemer thans voorstelt, is echter niet duidelijk gemaakt. In het financiële overzicht van de ondernemer is naar zeggen van de deskundige geen te verrekenen bedrag opgenomen. De deskundige kan dit achteraf niet meer vaststellen.
De commissie is van oordeel, op basis van voormelde erkenning van de ondernemer, dat de consument hier een deel van de werkzaamheden heeft uitgevoerd zonder daar vervolgens een prijskaartje aan te hangen. Het standpunt van de consument dat een korting moet worden toegepast van € 360,– moet voor juist worden gehouden. Dat bedrag komt de commissie niet onredelijk voor.
5: Sloopwerk toilet verdieping: Sanitair verwijderen en afvoeren:
De consument stelt dat hij dit werk zelf heeft uitgevoerd, en wenst daarom dat een korting wordt toegepast van € 120,–. De ondernemer stelt daarentegen dat dit sloopwerk door hem is uitgevoerd.
De deskundige kan dit achteraf niet meer vaststellen.
De commissie constateert hier een patstelling zonder dat voor het standpunt van een van partijen bewijs-steun voorhanden is. Feit is wel dat deze verwijderings- en afvoerwerkzaamheden moeten zijn uitgevoerd om het eindresultaat te kunnen behalen. Het had op de weg van de consument gelegen om bewijs bij te brengen van (de kosten van) het afvoeren van deze materialen, wat op eenvoudige wijze had kunnen worden aangetoond. Dat is echter nagelaten. Daarom zal de verzochte korting worden afgewezen.
6: Sloopwerk slaapkamer verdieping: Verwijderen opgehoogde vloer:
De consument stelt dat dit sloopwerk niet is uitgevoerd. De ondernemer stelt dat de bestaande vloerverhoging wel degelijk is gesloopt om leidingwerk te kunnen aanpassen. Volgens de ondernemer blijkt dat uit de door hem overgelegde foto’s.
Daaruit heeft de deskundige inderdaad kunnen opmaken dat het verhoogde deel is verwijderd en later weer is aangevuld met isolatieplaten, waarop later de dekvloer en de vloerverwarming zijn aangebracht. Volgens de deskundige blijkt hieruit voldoende dat het sloopwerk is uitgevoerd door ondernemer en worden de kosten daarvan redelijk geacht.
De commissie verenigt zich met voormeld standpunt van de deskundige, met als resultaat dat vast is komen te staan dat er hier geen reden is om ten gunste van de consument een korting toe te passen wegens minderwerk.
7: Sloopwerk slaapkamer verdieping: verwijderen wastafel en tegelwerk:
De consument stelt dat hij dit werk zelf heeft uitgevoerd, en daarom een korting moet worden vergund van € 120,–. De ondernemer stelt daarentegen dat dit sloopwerk door hem is uitgevoerd.
De deskundige kan dit achteraf niet meer vaststellen.
De commissie constateert ook hier een patstelling zonder dat voor het standpunt van een van partijen bewijssteun voorhanden is. Feit is ook hier dat deze verwijderings- en afvoerwerkzaamheden moeten zijn uitgevoerd om het eindresultaat te kunnen behalen. Het had ook hier op de weg van de consument gelegen om bewijs bij te brengen van (de kosten van) het afvoeren van deze materialen, wat op eenvoudige wijze had kunnen worden aangetoond. Dat is echter nagelaten. Daarom zal de verzochte korting worden afgewezen.
8: Sloopwerk slaapkamer voor: radiatoren verwijderen incl. leidingen:
De consument vordert een korting € 505,–. Hij stelt dat hij dit werk zelf heeft uitgevoerd.
De ondernemer stelt daarentegen dat dit sloopwerk door hem is uitgevoerd.
De deskundige kan dit achteraf niet meer vaststellen.
De commissie constateert ook hier een patstelling zonder dat voor het standpunt van een van partijen bewijssteun voorhanden is. Feit is ook hier dat deze verwijderings- en afvoerwerkzaamheden moeten zijn uitgevoerd om het eindresultaat te kunnen behalen. Het had op de weg van de consument gelegen om bewijs bij te brengen van (de kosten van) het afvoeren van deze materialen, wat op eenvoudige wijze had kunnen worden aangetoond. Dat is echter nagelaten. Daarom zal de verzochte korting worden afgewezen.
Financiële slotsom B:
Samenvattend is de commissie van oordeel dat de consument recht heeft op toekenning van: € 23.256,50 (afspraak van partijen; inclusief BTW; zie eerste overweging onder B) + € 360,– + 9% BTW (zie 4) = € 23.648,90 inclusief BTW.
Meerwerk
C1. Containerkosten t.b.v. sloop begane grond (op uw bestelling) € 1.343,–
De consument stelt dat hiervoor geen akkoord is gegeven. De ondernemer heeft toegelicht dat naast de afvalcontainers die in de begroting waren opgenomen nog een aantal keren afval (in totaal circa 9 m3) met de bedrijfsbus en aanhanger is afgevoerd. Overigens is ondernemer bereid het meerwerkbedrag te verminderen en te stellen op € 725,–. Uit de stukken blijkt niet dat over het meerwerk mondeling of schriftelijk overleg is geweest met opdrachtgevers. De commissie stelt vast dat de kosten voor het afvoeren van het sloopafval in de begroting zijn opgenomen. Omdat de overeenkomst is gesloten op basis van een vaste prijs (in tegenstelling tot bijvoorbeeld een regie-overeenkomst) kunnen meerkosten voor het afvoeren van sloopafval niet alsnog worden doorberekend, wat overigens ook het standpunt van de deskundige is. Aldus oordelend komt de consument dus een korting toe van € 1.343,–.
C2. Gaskachel plaatsen inclusief kanalen en gasleiding bijmaken: € 960,–.
De consument gaat hiermee niet akkoord omdat vooraf geen prijsopgave is ontvangen en de ondernemer te veel uren in rekening brengt. Volgens de ondernemer is in totaal 16 uur in rekening gebracht. In het bedrag zit tevens het bijmaken van een gasleiding naar de haard en is het plaatsen van een rookgasafvoerkanaal opgenomen. Het betreft hier naar het oordeel van de commissie wel degelijk een meerwerkopdracht van opdrachtgevers en er bestaat dan alleen nog discussie over de prijs. De commissie oordeelt de prijs voor het totaal aan werkzaamheden redelijk; zo ook de deskundige.
C3. Dakwerk gaskachel: € 240,–
De consument is (alsnog) akkoord gegaan met dit bedrag aan meerwerk.
C4. Hemelwaterafvoer in de uitbouw vervangen: € 240,–
De consument stelt kortweg dat hiervoor geen akkoord is gegeven. De ondernemer verwijst naar bijgevoegde foto’s waarop te zien is dat er sprake is van een lekkage van een hemelwaterafvoer en spoedige reparatie noodzakelijk was. Het betreft een inpandige hemelwaterafvoer waarvan naar zeggen van de deskundige inderdaad kan worden gesteld dat het hier een reparatie betreft met een spoedeisend karakter. Volgens de deskundige is het hiervoor in rekening gebrachte bedrag redelijk en terecht in rekening gebracht. De commissie deelt dit standpunt van de deskundige. Ingrijpen was vereist ter voorkoming van (verdere) schade. Akkoord van de consument mocht hier worden verondersteld. Overigens had de ondernemer bij geen akkoord de gemaakte kosten ook vergoed kunnen krijgen op basis van zaakwaarneming. Het bedrag van € 240,– komt de commissie niet onredelijk voor.
C5. Leveren draingoten: € 460,–
De consument is (alsnog) akkoord gegaan met dit bedrag aan meerwerk.
C6. Toilet begane grond; waterleidingwerk vervangen i.p.v. nazien en repareren: € 255,-
De consument stelt dat hiervoor geen akkoord is gegeven en ook dat deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd. De ondernemer heeft (alsnog) aangegeven dat na overleg met de installateur deze meerwerkpost inderdaad kan vervallen.
C7. Toilet verdieping waterleidingwerk vervangen i.p.v. nazien en controleren: € 170,–
De consument stelt dat deze post al in de aanneemsom is opgenomen en dat hier geen akkoord voor is gegeven.
Volgens de ondernemer zijn de werkzaamheden uitgevoerd, is de indeling gewijzigd en is alle leidingwerk vernieuwd. Er zou hiervoor opdracht zijn gegeven door de consument. Uit de stukken blijkt naar het oordeel van de commissie op zich niet dat hierover mondeling of schriftelijk overleg is geweest met de consument. Anderzijds lijkt het ontbreken van een (stilzwijgend) akkoord van de consument niet aannemelijk. Immers blijkt genoegzaam van de noodzaak van vervanging en wordt die vervanging als zodanig ook niet weersproken door de consument. De commissie is dan ook van oordeel dat het bedrag van € 170,– in rekening mag worden gebracht.
C8. Vloerverwarming begane grond: € 2.275,–
Volgens de consument is er geen akkoord gegeven voor dit bedrag. De consument stelt in dit verband over informatie te beschikken dat hiervoor hoogstens € 900,– in rekening kan worden gebracht. Volgens de ondernemer zijn deze kosten reeds aan het begin van het bouwproces kenbaar gemaakt en is in de afrekening niet afgeweken van de eerder opgegeven kosten. De deskundige is het standpunt toegedaan dat hier wel sprake is van opgedragen meerwerk maar dat er alleen discussie bestaat over de prijs. De prijs van maximaal € 900,– die de consument noemt, is niet reëel voor een vloerverwarming. De deskundige acht de in rekening gebrachte prijs redelijk. Dat hier sprake is c.q. moet zijn van meerwerk is klaarblijkelijk niet langer in twijfel getrokken door de consument. Wat blijft is het geschil wat hiervoor in rekening kan en mag worden gebracht, nu niet genoegzaam is komen vast te staan dat daarover overeenstemming is bereikt. De commissie deelt het standpunt van de deskundige is dat de ondernemer in redelijkheid betaling mag vergen van het bedrag van € 2.275,–.
C9. Elektra; arbeid: € 6.330,–
De consument stelt kortweg dat hiervoor geen akkoord is gegeven. Volgens de ondernemer zijn de kosten op basis van nacalculatie tot stand gekomen. Vooraf was in het geheel niet duidelijk wat op dit punt de wensen waren van de consument. In de begroting is daarop opgenomen: “invulling nader te bepalen”. De ondernemer stelt dat er hier sprake is van een stelpost die gaandeweg tijdens de bouw “flink uit de pas” is gaan lopen mede gelet op de wijzigingen die gedurende de bouw zijn aangebracht en de langdurige tijd die was gemoeid met het inzichtelijk krijgen van de bestaande elektrasituatie in de (zeer oude) woning. De ondernemer heeft aangegeven dit wel tussentijds met de consument te hebben gecommuniceerd. Probleem is naar zeggen van de deskundige dat er geen tekeningen of technische omschrijving van het werk zijn gemaakt. De deskundige is het standpunt toegedaan dat uit de omschrijving in de begroting is af te leiden dat hier sprake is van een zogenaamde “stelpost” ter grootte van € 2.500,–. Het standpunt van de deskundige dat een na afloop van de werkzaamheden te verrekenen stelpost feitelijk geen meerwerk oplevert, oordeelt de commissie als juist. Een verplicht akkoord vooraf op het totaalbedrag kan niet aan de orde zijn. De klacht dat (vooraf) geen opdracht/akkoord voor dit bedrag is gegeven, is dan ook ten onrechte opgeworpen. De commissie stelt vast dat niet door de consument met argumenten is aangevoerd dat het bedrag van € 6.330,– niet kan kloppen c.q. (veel) te hoog is in het licht van wat daarvoor is geleverd/gedaan. De ondernemer heeft tegenover de deskundige aangegeven dat hij vooraf mogelijk eerst nader deugdelijk onderzoek naar de installatie had moeten instellen alvorens de grootte van de stelpost te bepalen. Echter moet ook geconcludeerd worden dat de consument akkoord is gegaan met de genoemde stelpost zonder inhoudelijk op de hoogte te zijn van de noodzakelijke werkzaamheden aan de installatie of (al) te weten wat zijn wensen waren op dit punt. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van voormeld totaalbedrag van € 6.330,–. Deze klacht van de consument faalt dan ook. Dit brengt tevens mee dat de stelpost van € 2.500,– + 21% BTW = € 3.025, — in mindering moet worden gebracht (zie overzicht F).
C10. Afmontage materiaal: € 860,–
De consument stelt enkel dat hiervoor geen akkoord is gegeven.
Door de deskundige is terecht opgemerkt dat dit betrekking heeft op dezelfde stelpost elektra en dus verrekenbaar is. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C11. Groepenkast: € 594,50
De consument is (alsnog) akkoord gegaan met dit bedrag aan meerwerk.
C12. Installatiemateriaal: € 395,–
De consument stelt enkel dat hiervoor geen akkoord is gegeven.
Door de deskundige is terecht opgemerkt dat dit betrekking heeft op dezelfde stelpost elektra en dus verrekenbaar is. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C13. Koof ten behoeve van elektraleidingen begane grond: € 580,–
De consument gaat niet akkoord met het in rekening brengen van dit bedrag omdat deze koof er niet is.
Volgens de ondernemer is de koof in eerste instantie wel degelijk aangebracht om zowel de bestaande als de nieuwe elektraleidingen weg te werken, hetgeen op verzoek van de consument is gebeurd. Later is besloten het leidingwerk toch voor zover mogelijk weg te werken achter een voorzetwand en is de koof vervallen c.q. verwijderd. De ondernemer heeft naar zeggen van de deskundige duidelijk gemaakt dat de tweede keer wegwerken van het leidingwerk niet in rekening is gebracht, echter wel het maken van de koof. Op zichzelf acht de deskundige de prijs voor een dergelijke koof redelijk. De commissie is van oordeel dat het bestaan van deze meerwerkopdracht niet genoegzaam is komen vast te staan. Uit de stukken blijkt niet dat over het meerwerk mondeling of schriftelijk overleg is geweest met de consument. Het is het woord van de consument tegenover dat van de ondernemer, terwijl de bewijslast van het bestaan van deze opdracht bij de ondernemer ligt nu geen sprake is van een schriftelijk vastgelegde meerwerkopdracht en uit de handhaving van het resultaat van dit werk niet blijkt dat de consument daar (alsnog) mee akkoord is c.q. moet zijn gegaan. Het door de ondernemer gevorderde bedrag wordt dan ook niet toewijsbaar geoordeeld.
C14. Wastafel nis uittimmeren i.v.m. bouwkranen: € 490,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven en ook dat dit werk niet is uitgevoerd.
Volgens ondernemer is in het werk aan de consument uitgelegd dat dit werk noodzakelijkerwijs moest worden uitgevoerd toen bleek dat de kranen (die door de consument zelf zijn aangeschaft/aangereikt), inbouwkranen waren en op de plaats van deze kranen een bint aanwezig was waarin de kranen niet konden worden bevestigd. Uit de foto die ondernemer in haar nadere toelichting heeft overgelegd blijkt naar zeggen van de deskundige inderdaad een bint aanwezig te zijn. Het standpunt van de deskundige dat het uittimmeren van de nis daarom moet worden gezien als een noodzakelijke wijziging om de door opdrachtgevers geleverde kranen te kunnen plaatsen, wordt door de commissie op juistheid onderschreven. Ditzelfde geldt voor het standpunt van de deskundige dat het in rekening gebrachte bedrag redelijk wordt geacht. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C15. Achterwand douche grote badkamer uittimmeren i.v.m. inbouwkraan: € 240,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven en ook dat dit werk niet is uitgevoerd.
De ondernemer heeft aangevoerd dat dit werk is uitgevoerd feitelijk om dezelfde reden als bij klachtonderdeel C14 is genoemd. Dit laatste met dien verstande dat hier sprake was van een steenachtige achterwand. De ondernemer geeft aanvullend aan eerst nog geprobeerd te hebben de wand uit te hakken om de in-bouwkranen te kunnen plaatsen maar dat dit vanwege het dunne metselwerk niet mogelijk bleek. De deskundige heeft hierover als volgt gerapporteerd. Zonder het meerwerk had de kraan niet geplaatst kunnen worden en ook de douchehoek niet geformeerd kunnen worden. Het uittimmeren van de achterwand kan daarom worden gezien als een noodzakelijke wijziging om de door opdrachtgevers geleverde kraan te kunnen plaatsen. De deskundige acht het hiervoor in rekening gebrachte bedrag redelijk. Het standpunt van de deskundige wordt door de commissie voor juist gehouden. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C16. Wanden gevelkant uittimmeren i.v.m. riolering en nis etc.: € 960,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven en verder dat dit werk ook niet is uitgevoerd.
Volgens ondernemer zijn deze werkzaamheden met de consument besproken en is inzichtelijk gemaakt waarom de wijzigingen noodzakelijk waren. De riolering in het toilet op de verdieping moest worden omgelegd in verband met het kunnen laten vervallen van de koof in de woonkamer. De riolering is naar zeggen van de deskundige deels in de vloer en deels in de wand gelegd waarbij timmerwerkzaamheden aan de wand noodzakelijk waren. Uit de stukken blijkt naar zeggen van de deskundige niet dat over het meerwerk mondeling of schriftelijk overleg is geweest met opdrachtgevers. De commissie is van oordeel dat het bestaan van deze meerwerkopdracht niet genoegzaam is komen vast te staan. Uit de stukken blijkt niet dat over het meerwerk mondeling of schriftelijk overleg is geweest met de consument. Het is het woord van de consument tegenover dat van de ondernemer, terwijl de bewijslast van het bestaan van deze opdracht in beginsel bij de ondernemer ligt nu geen sprake is van een schriftelijk vastgelegde meerwerkopdracht en uit de handhaving van het resultaat van dit werk op zich niet kan blijken dat de consument daar (alsnog) mee akkoord is c.q. moet zijn gegaan. Het door de ondernemer gevorderde bedrag wordt dan ook niet toewijsbaar geoordeeld.
C17. Vervangen van het plafond t.p.v. kastopstelling verdieping: € 720,–
De consument stelt enkel hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer was het laten zitten van het oude plafond onmogelijk in verband met het zodanig aanhelen dat dit gelijk zou komen te liggen met het plafond van de aangrenzende ruimte. Daarnaast moest in opdracht van de consument het lichtpunt worden aangepast hetgeen niet mogelijk was zonder het plafond te verwijderen. Door de deskundige is hierover het volgende gezegd. Op de door ondernemer in diens nadere toelichting overgelegde foto van het plafond is te zien dat het plafond uit meerdere lagen bestaat waarin niet zonder meer een lichtpunt kan worden aangebracht. Het vervangen van het plafond kan daarom worden gezien als een noodzakelijke wijziging. De deskundige acht het in rekening gebrachte bedrag redelijk. Het standpunt van de deskundige wordt door de commissie voor juist gehouden. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C18. Vloerplaten vervangen/verstevigen t.b.v. doorloop kastopstelling: € 240,–
De consument stelt enkel hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer is de consument op de hoogte geweest van dit gebrek. Voorts zou de consument meerdere malen aan ondernemer hebben gevraagd wanneer het gebrek zou worden hersteld omdat men het, gelet op de verende vloerconstructie, eng vond om hier overheen te lopen. Door de deskundige is hierover het volgende gerelateerd. Uit de stukken blijkt niet dat over dit meerwerk overleg is geweest met de consument. De ondernemer baseert het meerwerk op een mondelinge opdracht. In zekere zin zou hier sprake kunnen zijn geweest van een noodzakelijke (constructieve) wijziging. Het standpunt van de deskundige dat sprake is geweest van een in het werk gebleken noodzakelijke wijziging wordt door de commissie voor juist gehouden. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C19. Verlaagd plafond formeren douchehoek i.v.m. ventilatie: € 360,–
De consument stelt enkel hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer is dit verlaagde plafond aangebracht om de ventilatiekanalen van de kleine badkamer/wasmachineruimte naar de buitengevel aan te brengen. Uit de stukken blijkt naar zeggen van de deskundige niet dat over het meerwerk mondeling of schriftelijk overleg is geweest met opdrachtgevers. De commissie is van oordeel dat ook hier sprake is geweest van een in het werk gebleken noodzakelijke wijziging. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C20. Latei plaatsen ter plaatse van de uitbouw: € 240,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven en dat deze werkzaamheden door hemzelf zijn uitgevoerd.
Volgens de ondernemer is het juist dat de consument de latei heeft geplaatst, dit echter wel in samenwerking met een personeelslid van ondernemer. De latei is door de consument aangeleverd. Ondernemer is bereid het verschuldigde bedrag alsnog te stellen op € 60,– zijnde één uur arbeid. Door de deskundige is hierover geen standpunt geformuleerd. De commissie is van oordeel dat hier wel degelijk sprake is geweest van opgedragen meerwerk, en oordeelt het bedrag van € 60,– als juist voor deze inspanning. De klacht slaagt dus deels.
C21. Wand uittimmeren uitbouw t.p.v. zijwand: € 720,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven en ook dat deze werkzaamheden niet zijn uitgevoerd.
Volgens de ondernemer was er in de betreffende wand sprake van een niveauverschil wat opdrachtgevers weg wilden hebben. In eerste instantie is in overleg met de consument (mevrouw Versteegen) de wand geheel uitgetimmerd tot voorbij de nieuwe hemelwaterafvoer. Vervolgens is de consument (de heer Versteegen) na uitvoering hiermee niet akkoord gegaan en heeft de consument zelf de wand weer verwijderd omdat deze te ver naar voren was aangebracht. Na verwijdering heeft de ondernemer opnieuw de wand aangebracht inclusief het maken van een koker ten behoeve van de inpandige hemelwaterafvoer. Door de deskundige is hierover geen standpunt geformuleerd. De ondernemer baseert dit meerwerk op een mondelinge opdracht, welk standpunt de commissie als juist voorkomt gelet op voormelde – niet weersproken – gang van zaken. Het meerwerkbedrag ontbreekt abusievelijk op het financiële overzicht dat de ondernemer in diens nadere toelichting heeft overgelegd. De commissie acht het in rekening gebrachte bedrag redelijk. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C22. Plafond aanhelen t.p.v. de schouw ter hoogte van de gaskachel: € 290,–
De consument stelt weer hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
De ondernemer heeft op dit punt niet gereageerd in zijn nadere toelichting. Ook moet de commissie vaststellen dat dit meerwerkbedrag ontbreekt op het financiële overzicht dat ondernemer in zijn nadere toelichting heeft overgelegd. De commissie trekt hieruit de conclusie dat de ondernemer de stelling van de consument dat deze werkzaamheden geen opgedragen meerwerk betreft, niet gemotiveerd heeft weersproken. De commissie oordeelt deze klacht dan ook gegrond.
C23. Storten van een dekvloer op de verdieping: € 1.440,–.
De commissie stelt vast dat hier niet in geschil is dat sprake is van een door de consument gegeven meerwerkopdracht. Enkel is in geschil welk bedrag de ondernemer in redelijkheid daarvoor kan vragen. De consument gaat niet akkoord met het bedrag van € 1.440,– omdat hij vooraf geen prijsopgave heeft ontvangen en er geen overleg is geweest over de soort cementdekvloer. De consument stelt dat de prijs te fors is. Het geschil betreft de vloer van de slaapkamer en de aangrenzende inloop badkamer (circa 45 m2). Er zijn 150 zakken cementmortel opgehaald en zijn in totaal 9 manuren besteed aan de uitvoering. Volgens de consument zou een prijs van € 495,– moeten worden gerekend.
De ondernemer stelt daarentegen dat aan de vloer in totaal 24 uur arbeid is besteed. Aan het leggen van de vloer is door twee man voor in totaal 14 manuren besteed. Daarnaast zijn 3 man bezig geweest met de aanvoer van de vloermortel naar de verdieping (in totaal circa 9 uur) en is de reistijd voor het ophalen van de vloermortel in rekening gebracht. Het transport van de vloermortel naar de verdieping is handmatig (over de trap) gebeurd. Het standpunt van de deskundige luidt dat het hier, gelet op de werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een cementdekvloer op een verdieping te leggen, een redelijke prijs betreft. De prijs voor het leggen van een vloer is afhankelijk van de dikte maar ook van de bereikbaarheid van de vloer. Bovendien is in de prijs ook het leggen van een folie onder de vloer en het leggen van een krimpwapening inbegrepen. De hier gerekende prijs van gemiddeld € 32,– /m2 inclusief vervoer en transportkosten naar de verdieping acht de deskundige alleszins redelijk. De commissie deelt dit standpunt van de deskundige en maakt dat tot de hare: het in rekening gebrachte bedrag is redelijk. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C24. Leveren en plaatsen isolatieplaten i.v.m. uitvullen vloer € 880,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer is deze uitvulling met isolatieplaten aangebracht vanwege de aanzienlijke hoogteverschillen. Waren deze platen niet aangebracht dan had nog een grotere hoeveelheid vloermortel moeten worden gebruikt dan al het geval is geweest. Dit punt houdt dus rechtstreeks verband met klachtonderdeel C23. Aangezien op dit punt de ondernemer ook de isolatieplaten (PUR) heeft moeten leveren, acht de deskundige de in rekening gebrachte prijs redelijk. De commissie deelt dit standpunt van de deskundige en maakt dat tot de hare: het in rekening gebrachte bedrag is redelijk. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C25. Diverse gaten aanstorten met beton voor vloerverwarming: € 240,–
De consument is alsnog akkoord gegaan met dit bedrag aan meerwerk.
C26. Gaskachel metselwerk stuken: € 520,– De commissie stelt vast dat hier niet (langer) is in geschil dat het een meerwerkopdracht betreft. Er is alleen nog discussie over de prijs. Volgens de consument is de stukadoor maximaal 2,5 uur bezig geweest voor circa 8 m2 stucwerk en zou het daarvoor verschuldigde bedrag € 137,50 moeten zijn. De ondernemer heeft aangegeven een reëel bedrag in rekening te hebben gebracht maar is bereid het bedrag aan meerwerk hier te stellen op € 300,–. De deskundige acht een bedrag van € 250,– redelijk voor 8 m2 stucwerk inclusief de opslagen als algemene kosten, risico en winst. De commissie verenigt zich met deze beoordeling van de deskundige en maakt die tot de hare. Het hiervoor verschuldigde bedrag wordt bepaald op € 250,–. De klacht is terecht opgeworpen.
C27. Extreem dikke raaplagen, toeslag i.v.m. de dikte: € 1.360,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer zijn op de begane grond de wanden voorzien van dik stucwerk. In de begroting is geen raapwerk, haaks of te lood stucwerk opgenomen. Door de stukadoor is een extra nota voor meerwerk aan het stucwerk aan ondernemer gestuurd ter grootte van € 1.610,– exclusief btw. De ondernemer wil van die factuur een deel doorberekenen aan de consument. Uit de stukken blijkt naar zeggen van de deskundige niet dat over dit meerwerk mondeling of schriftelijk overleg is geweest met opdrachtgevers. De commissie moet vaststellen dat dit meerwerk niet vooraf of tijdens werk is gemeld. Ook is de door de ondernemer aangeduide factuur niet overgelegd. Voorts is gesteld noch gebleken dat het hier een in het werk gebleken noodzakelijke wijziging in de overeengekomen werkzaamheden betreft. De klacht is dan ook terecht opgeworpen; de ondernemer kan voornoemd bedrag niet verhalen op de consument.
C28. Stucwerk slaapkamer voorzijde inclusief schouw: € 1.030,–
De consument stelt hier geen akkoord voor te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer is deze slaapkamer geheel gestukt op verzoek van de consument en was dit stucwerk niet opgenomen in de begroting. De ondernemer baseert dit meerwerk dan op een mondelinge opdracht van de consument. Uit de stukken blijkt naar het oordeel van de commissie op zich niet dat hierover mondeling of schriftelijk overleg is geweest met de consument. Anderzijds lijkt het ontbreken van een (stilzwijgend) akkoord van de consument niet aannemelijk nu het resultaat van de werkzaamheden aanstonds zeer zichtbaar moet zijn geweest, en de consument die werkzaamheden en dat resultaat als zodanig ook niet heeft ontkend. De commissie oordeelt het in rekening gebrachte bedrag als redelijk. Dit ook nu de hoogte van dat bedrag niet door de consument is aangevochten. De commissie constateert dat geen feiten/omstandigheden zijn gesteld of (achteraf) gebleken waaruit kan worden afgeleid dat in redelijkheid geen betaling kan worden gevergd van dit bedrag. Deze klacht van de consument faalt dan ook.
C29. Trappenhuis naar zolder: € 515,–
De consument stelt geen akkoord te hebben gegeven.
Volgens de ondernemer zou de consument hebben aangegeven deze kosten rechtstreeks met de stukadoor te hebben verrekend. De ondernemer acht een rechtstreekse opdracht van de consument aan haar onderaannemer merkwaardig en van de stukadoor is een rekening ontvangen waarin het stucwerk in het trappenhuis lijkt te zijn inbegrepen. Om niet nader genoemde redenen heeft de ondernemer aangegeven hierover geen contact met de stukadoor te kunnen opnemen om een en ander te verifiëren. Het lag bij deze gemotiveerde tegenspraak van de ondernemer op de weg van de consument om (begin van) bewijs bij te brengen dat hem deze kosten rechtstreeks door de stukadoor in rekening zijn gebracht en deze door de consument zijn betaald aan die stukadoor, dan wel nader en beter feiten te stellen waaruit de juistheid van het standpunt van de consument zou kunnen volgen. Dat bewijs is niet bijgebracht en meer/nadere feiten zijn niet gesteld. De commissie heeft het er dan ook voor te houden dat deze opdracht aan de ondernemer is verstrekt, en dat de klacht dus ongegrond is. De hoogte van deze vordering van de ondernemer is niet ter discussie gesteld, zodat van de juistheid daarvan mag worden uitgegaan.
C30. Metselwerk ter plaatse van gaskachel: € 900,–
Het geschil van partijen betreft hier enkel wat voor dit meerwerk in rekening mag worden gebracht.
Volgens de consument is hier sprake geweest van maximaal 8 uur arbeid en zou het meerwerkbedrag maximaal € 440,– mogen bedragen. Volgens de ondernemer is de schoorsteenmantel twee keer gemetseld omdat de mantel de eerste keer niet goed te lood zou zijn gemetseld. Er is volgens de ondernemer met voornoemd bedrag maar één keer metselen in rekening gebracht. Niettemin heeft de ondernemer in diens nadere toelichting aangegeven het meerwerkbedrag te willen verlagen op € 480,–. De deskundige heeft dat laatstgenoemde bedrag redelijk gevonden. Ook de commissie oordeelt dat neerwaarts bijgestelde bedrag van € 480,– als redelijk. Conclusie moet ook zijn dat de klacht van de consument deels gegrond is.
Financiële slotsom C:
Samenvattend is de commissie van oordeel dat de consument recht heeft op een korting op het hem in rekening gebrachte meerwerk van: € 1.343,75 (C1) + € 255,– (C6) + € 580,– (C13) + € 960,– (C16) + € 180,– (€ 240,– minus € 60,–; C 20) + € 290,– (C22) + € 270,– (€ 520,– minus € 250,–; C26) +€ 1.360,– (C27) + € 420,– (€ 900,– minus € 480,–; C30) = € 5.658,75.
Omdat naar zeggen van de deskundige dit steeds begrotingen exclusief BTW betreft dient voormeld totaalbedrag van € 5.658,75 te worden vermeerderd met 21% BTW, echter over € 1360,– met 9% BTW, wat oplevert het bedrag van:
– € 6.683,89
Overige kosten van de consument
Door de consument is vergoeding van overige kosten gevorderd.
Het betreft hier kosten die door de consument zouden zijn gemaakt en verband houden met de uitvoering van het werk en als zodanig ook worden vermeld onderaan de meerwerklijst die door de consument bij zijn nadere toelichting is overgelegd.
Het betreft hier een drietal bedragen die worden gevorderd namelijk:
D1. Kosten Ziggo: € 500,62
Het betreft hier een post waarover partijen het erover eens zijn dat die in mindering moet worden gebracht op wat de consument is verschuldigd te betalen aan de ondernemer. Die overeenstemming blijkt ook uit de omstandigheid dat de ondernemer deze betalingsverplichting heeft overgenomen in diens overzicht.
D2. Kosten nieuwe zijwand in de keuken omdat deze niet waterpas en haaks was opgeleverd ter grootte van: € 435,60
Het is de deskundige niet duidelijk geworden welke wand en/of welke werkzaamheden het hier betreft. Deze post is door de consument in diens toelichting op het meerwerkoverzicht vermeld maar is niet eerder ter sprake gekomen bij het onderzoek van de deskundige en op het bestaan ervan is de deskundige ook later niet alsnog door de consument gewezen. De deskundige spreekt nog diens vermoeden uit dat deze post mogelijk iets van doen heeft met kosten die zijn gemaakt omdat het stucwerk plaatselijk niet geheel te lood is uitgevoerd.
De ondernemer heeft het standpunt ingenomen ook niet te weten op welke werkzaamheden dit bedrag betrekking heeft. De commissie stelt vast dat deze claim (dus) niet in het onderzoek van de deskundige is betrokken. Het punt maakt ook geen deel uit van de klachtenlijst. Naar de grondslag van deze vordering kan slechts worden gegist, wat betekent dat een grondslag daarvoor niet is gesteld noch is gebleken. De vordering leent zich om die reden dan ook niet voor toewijzing.
D3: Toerekenbare tekortkomingen en werkzaamheden door opdrachtgever uitgevoerd (vrije dagen en materiaalkosten): in totaal € 3.780,–
Van dit bedrag is een specificatie weergegeven op blad 41 van het rapport van de deskundige. Het betreft hier uren die door de consument zelf zijn gemaakt en vergoedingen voor opgenomen vrije dagen. De ondernemer heeft zich gemotiveerd verzet tegen toewijzing hiervan. De commissie stelt vast dat deze claim (dus) niet in het onderzoek van de deskundige is betrokken. Het punt maakt ook geen deel uit van de klachtenlijst. Naar de grondslagen van de onderlinge vorderingen kan slechts worden gegist, wat betekent dat een grondslag daarvoor niet (steeds) is gesteld noch is gebleken. Het betreft hier in hoofdzaak door de consument naar eigen zeggen gemaakte arbeidsuren, zonder dat per afzonderlijk item wordt duidelijk gemaakt op basis van welke juridische grondslag die arbeidsuren bij de ondernemer in rekening worden gebracht. De vorderingen lenen zich om die reden dan ook niet voor toewijzing.
Financiële slotsom D:
Samenvattend is de commissie van oordeel dat de consument recht heeft op toekenning van € 500,62 + 21% BTW = € 605,75 (D1). Dit bedrag blijkt echter in het voordeel van de consument al in mindering te zijn gebracht op wat de ondernemer voor meer-/minderwerk in rekening heeft gebracht c.q. heeft berekend. De slotsom is dan ook dat de financiële slotsom van D is: € 0,–.
Nagekomen eis(wijziging) geschilpunt gashaard
Dit punt is eerst aan de deskundige voorgelegd op 10 februari 2022 en dus na het uitgevoerde onderzoek op 26 januari 2022.
De gashaard is hiervoor behandeld onder klachtonderdeel A3 (bouwkundige en/of installatietechnische gebreken). De plaatsingskosten van de gashaard zijn eveneens onderwerp van discussie zoals hiervoor is vermeld bij klachtonderdeel C2 (Meerwerk). Door de consument is bij e-mailbericht van 10 februari 2022 aangegeven dat er ten aanzien van het functioneren van de gashaard op 8 februari 2022 door een deskundige van Warmtestore B.V. een onderzoek is ingesteld en de consument heeft de bevindingen van dat onderzoek overgelegd.
Kort samengevat zijn de conclusies van dat onderzoek de volgende:
E1) Het kader aan de onderzijde is niet netjes afgewerkt en de zijkant ook niet. Daardoor passen de af-werklatten niet.
E2) Algemene indruk is dat de haard slordig is opgeleverd. Houtset ligt niet goed en meerdere blokken zijn gebroken. Binnenwerk is beschadigd.
E3) Haard brandt niet goed. Het wijst op verstikking in het rookkanaal.
E4) Dakdoorvoeren boven zijn niet goed aangesloten.
E5) Transportbeugel zit nog op het toestel.
E6) 2e etage: rookdoorvoer is niet omkokerd.
E7) 1e etage: rookgasafvoer is met gips omkokerd (brandgevaar).
E8) Geen brandwerend plafond in de haardombouw; de houten balken lopen dwars door de haardombouw (brandgevaar).
E9) De gaskraan in het toestel was niet met de hand bereikbaar.
Het advies is om de haard opnieuw te plaatsen met een nieuwe houtset en achterwand en dergelijke, waarbij gerekend moet worden op € 1.600,– aan kosten inclusief btw.
Verder zou de gehele schouw met rookkanaal opnieuw moeten worden aangebracht inclusief de nodige brandveilige betimmeringen en het juist plaatsen van de gaskraan. Hiervoor dient met een kostenpost van € 3.950,– rekening te worden gehouden exclusief het stukadoorswerk op de schouw. De deskundige volstaat met het vermelden van deze ingekomen eiswijziging en kan inhoudelijk daarover niet oordelen omdat daarnaar geen onderzoek is uitgevoerd. De deskundige merkt wel op dat op voorhand vragen rijzen over sommige conclusies ten aanzien van het brandgevaar en het feit dat de gehele schouw opnieuw zou moeten worden aangebracht. Voorts is naar zeggen van de deskundige niet duidelijk waar de verantwoordelijkheden liggen. Alle materialen zoals de haard en alle daarbij behorende onderdelen alsmede het rookgasafvoerkanaal zijn door de consument zelf aangeleverd en de ondernemer heeft al in een eerder verweer aangegeven een zuurstoftekort voor het haardvuur te hebben geconstateerd waarbij volgens ondernemer de oorzaak zou zijn gelegen in verkeerde materialen voor het rookgasafvoerkanaal. De commissie heeft geen reden om te twijfelen aan de noodzaak van herstel en aan de juistheid van genoemde herstelkosten inclusief BTW, te weten € 1.600,– + € 3.950,– = € 5.550,–. Dat bedrag moet nog vermeerderd worden met een (door de deskundige begroot) bedrag € 520,– + 9% BTW = € 566,80 voor (herstelkosten stucwerk conform C26); derhalve een totaalbedrag van € 6.116,80.
Duidelijk is dat de verantwoordelijk voor dit herstel bij beide partijen ligt. Bij gebrek aan voldoende gegevens over de toerekening hiervan, zal de commissie schattenderwijze bepalen dat partijen deze herstelkosten bij helfte hebben te dragen. Dit betekent dat de consument in het kader van deze eindafrekening een vordering op de ondernemer toekomt van € 3.058,40.
Financiële slotsom E:
Samenvattend is de commissie van oordeel dat de consument recht heeft op toekenning van € 3.058,40 inclusief BTW.
Algehele samenvatting/slotsom en eindafrekening
De commissie is van oordeel dat indachtig de hierboven vermelde uitkomsten, de eindafrekening er als volgt uitziet:
Nog openstaand bedrag van de aanneemsom: € 54.000,– minus € 24.200,– =€ 29.800,– (+)
In mindering te brengen stelpost (C9) € 3.025,– (-)
Opgave meer-/minderwerk (zie bijlage bij verweerschrift): € 29.382,69 (+)
Financiële slotsom A: € 2.460,68 (-)
Financiële slotsom B: € 23.648,90 (-)
Financiële slotsom C: € 6.683,89 (-)
Financiële slotsom D: € 0,–
Financiële slotsom E: € 3.058,40 (-)
Resteert te betalen door de consument: € 20.305,82 (inclusief BTW)
De slotsom
Nakoming/herstel door de ondernemer is zoals eerder is overwogen niet aan de orde. Al de geschillen van partijen lossen zich op zoals hiervoor is overwogen en beslist. De op basis daarvan opgemaakte eindafrekening sluit op voormeld bedrag van € 20.305,82 inclusief BTW.
Het schikkingsaanbod van de ondernemer om deze zaak in zijn geheel af te doen op een door de consument te betalen bedrag van € 18.000,– is niet door de consument geaccepteerd en (daarmee) vervallen. Desgevraagd ter zitting heeft de ondernemer dat aanbod niet nogmaals willen doen “als bodem” in deze zaak.
Toekenning van vertragingsrente is niet gevorderd.
Nu geen sprake is van een depot, wordt een betalingsveroordeling van de consument voor dat gehele bedrag afgegeven.
Nu de consument op een aantal onderdelen in het gelijk is gesteld, is de ondernemer op basis van het reglement van de commissie gehouden om het klachtengeld te voldoen aan de consument en ook om de bijdrage in de behandelingskosten te voldoen aan het secretariaat van de commissie. Die bijdrage zal de ondernemer separaat bij factuur in rekening worden gebracht.
Op één onderdeel van de klacht moet de onbevoegdheid van de commissie worden uitgesproken.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd om de geschillen te behandelen met betrekking tot de volgende klacht:
– Woonkamer: aftimmering houten plaat.
Voor wat betreft de andere klachten van de consument/geschilpunten van partijen wordt door de commissie beslist zoals hiervoor in de overwegingen staat vermeld, met als financieel eindresultaat dat in het kader van de eindafrekening als volgt moet worden beslist:
De consument betaalt aan de ondernemer bij wijze van nakoming voormeld pro resto bedrag van €. 20.305,82 inclusief BTW. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Deze eindafrekening maakt dat de ondernemer is ontheven van de verplichting om ten aanzien van de in dit geding beoordeelde klachten nog nakomings-/herstelwerkzaamheden uit te voeren.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie de bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven, bestaande uit de heer mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer R.A. Timmer, mevrouw mr. M.J. Boon, leden, op 23 januari 2023.