Prijs verrichte werkzaamheden; bewijslast bij ondernemer dat geen maximumprijs, maar een richtprijs is overeengekomen

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA Algemene Aannemings-, verkoop- en leveringsvoorwaarden    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: WAT02-0041

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil vloeit voort uit een schriftelijk tussen partijen gesloten overeenkomst tot reparatie van de motor in het vaartuig van de consument. De overeenkomst is gesloten op of omstreeks mei 2002.
 
De consument heeft de gefactureerde prijs van € 7.039,46 voldaan.
 
De consument heeft zijn klacht schriftelijk op 7 juni 2002 aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Op 8 mei 2002 is met de ondernemer afgesproken om de motor van het vaartuig van de consument te inspecteren voor een bedrag van tussen de € 3.500, — en € 4.000,– maximaal. Op 16 mei 2002 deelde de ondernemer de consument mede dat de factuur € 500,– meer zou bedragen vanwege de reparatiekosten met betrekking tot de brandstofinspuitpomp. De factuur bedroeg uiteindelijk echter
€ 7.039,46, waarvoor de consument een nieuwe motor had kunnen kopen. Bovendien heeft de ondernemer de consument niet gewezen op de te betalen BTW. De consument heeft de factuur onder protest betaald.
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
De ondernemer ontkent dat de opdrachtbevestiging d.d. 8 mei 2002 is verstuurd, maar dat is wel gebeurd.
 
De consument verlangt restitutie van een bedrag van € 2.539,46.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Met de consument is geen vaste prijs afgesproken. Van een eenzijdige contractsbevestiging van de consument is de ondernemer niets bekend. Telefonisch is een indicatieprijs afgegeven voor een kale revisie van de motor van ongeveer € 4.000,–. De ondernemer is geheel conform hetgeen is afgesproken tussen partijen uitgegaan van revisie op basis van nacalculatie. De consument heeft op 18 mei 2002 de factuur ook niet onder protest betaald. Pas op 21 mei 2002 heeft de consument bij de ondernemer over het gefactureerde bedrag geklaagd.
 
De factuur van de ondernemer is zeer transparant en helder en geeft een duidelijk beeld van de werkzaamheden. Deze werkzaamheden waren noodzakelijk. De hoogte van de factuur is daarom redelijk te noemen. De prijs ligt bovendien nog steeds fors onder de aanschaf en inbouw van een nieuwe motor.
 
Na de gerezen bezwaren bij de consument heeft de consument aan de ondernemer opdracht gegeven om een eerste inspectie aan de motor uit voeren en de ondernemer verzocht een offerte uit te brengen voor een schroefinstallatie. Dit duidt niet op een geschonden vertrouwen bij de consument. 
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Partijen zijn het er over eens dat voor of op 8 mei 2002 een bedrag van € 4.000,– is genoemd met betrekking tot de reparatie c.q. revisie van de motor van het vaartuig van de consument. Wat partijen verdeeld houdt, is of dit een maximumprijs was dan wel een richtprijs.
 
De commissie stelt vast dat het bedrag van € 4.000,– het in artikel 4 lid 1 van de HISWA-voorwaarden genoemde bedrag van ƒ 5.000,– ruimschoots overtreft. Conform voornoemde bepaling had de ondernemer de overeenkomst tot reparatie c.q. revisie dan ook schriftelijk moeten vastleggen. De ondernemer heeft dit echter nagelaten. Onder deze omstandigheden acht de commissie het op de weg van de ondernemer liggen om te bewijzen of aannemelijk te maken dat er geen maximumprijs, maar een richtprijs is overeengekomen. De ondernemer is daarin naar het oordeel van de commissie niet geslaagd. Op grond daarvan stelt de commissie vast dat voor of op 8 mei 2002 een maximumprijs van € 4.000,– is afgesproken.
 
De consument heeft erkend dat hij na 8 mei 2002 akkoord is gegaan met meerwerk voor een bedrag van € 500,–, zodat de afgesproken maximumprijs uiteindelijk € 4.500,– bedroeg. De ondernemer heeft een bedrag van € 5.915,51 (excl. BTW) in rekening gebracht. Niet gebleken is dat de consument met het in rekening gebrachte bedrag akkoord is gegaan. Evenmin is gebleken dat de ondernemer tijdig overleg heeft gevoerd met de consument over het hoger worden van de rekening dan was afgesproken, zoals van de ondernemer verwacht had mogen worden. Zodoende is de consument tot niet meer gehouden dan tot het betalen van een bedrag van € 4.500,–, zij het dat de BTW over dat bedrag ook door de consument betaald dient te worden. De consument had er namelijk rekening mee kunnen en moeten houden dat in de maximumprijs geen BTW inbegrepen zou zijn. Bestendig gebruik is namelijk dat bij het mondeling noemen van de prijs de BTW daarbij niet is inbegrepen. Dat brengt het door de consument te betalen bedrag op € 5.355,– in totaal. Aan de consument dient derhalve het meerdere, zijnde een bedrag van € 1.684,46, te worden gerestitueerd.
 
Op grond van het bovenstaande acht de commissie de klacht van de consument gegrond.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
De ondernemer is gehouden aan de consument te betalen een bedrag groot € 1.684,46.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 13 februari 2003.