Prijsafspraak over kosten onvoldoende onderbouwd

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Advocatuur Zakelijk    Categorie: Betaling / Kosten    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 16729/28947

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De kern van de – door de advocaat gemotiveerd weersproken – stellingen van eiseres houdt in dat zij met de advocaat een prijsafspraak heeft gemaakt in die zin dat de kosten voor het aanpassen dan wel opnieuw opstellen van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden (iets meer dan) € 500,–  zouden bedragen. Deze niet nader onderbouwde stelling van eiseres kan naar het oordeel van de commissie niet slagen. Immers, de commissie heeft uit de overgelegde stukken geenszins kunnen afleiden dat een dergelijke afspraak tussen eiseres en de advocaat is gemaakt. Gelet op dit uurtarief en de omvang van de opdracht komt de commissie de stelling van eiseres onwaarschijnlijk voor. Dit temeer, omdat de directeur van eiseres werkzaam is in het bedrijfsleven, zich bedient van drie vennootschappen en de advocaat al in een eerdere kwestie had ingeschakeld. Naar het oordeel van de commissie had hij zich dan ook kunnen realiseren dat het aanpassen dan wel opstellen van algemene voorwaarden voor de drie vennootschappen – en ook voor Duitse relaties – niet voor een dergelijk gering bedrag (van iets meer dan) € 500,– kan worden gedaan.

Volledige uitspraak

Ondergetekenden:

de heer mr. J. van der Groen te [plaatsnaam], mevrouw mr. A.M. Hilhorst te [plaatsnaam], de heer mr. C.J.J. Havermans te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.

Bevoegdheid arbiters en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiters berust op een arbitraal beding dat is opgenomen in de op de opdrachtbevestiging van 14 mei 2018 van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Daarin is bepaald dat partijen kunnen overeenkomen om een (specifiek) geschil met uitsluiting van de gewone rechter te onderwerpen aan het bindend oordeel van de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Partijen zijn dit in het onderhavige geschil overeengekomen. Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Het geschil zal worden beslecht conform het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het reglement).

De bevoegdheid van ondergetekenden om het geschil tussen partijen als arbiters te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Zij dienen gelet op het bepaalde in artikel 31 van het reglement te beslissen als goede personen naar billijkheid, waarbij zij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van eiseres hanteren dat is gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

Als plaats van arbitrage is Den Haag vastgesteld.

Standpunt van eiseres
Voor het standpunt van eiseres verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Eiseres heeft zich tot de advocaat gewend voor advies. Tijdens een bespreking over de betreffende kwestie zijn in verband met een voorgenomen uitbreiding van werkzaamheden de door eiseres gehanteerde algemene voorwaarden ter sprake gekomen. Deze waren niet goed van toepassing op de nieuwe werkzaamheden. De advocaat heeft uit eigen beweging aangeboden om de algemene voorwaarden van eiseres te updaten.

Op de vraag naar de kosten heeft de advocaat geantwoord dat deze € 500,– zouden bedragen als eiseres de Metaalunievoorwaarden zou gaan hanteren. Voor een bedrag van iets meer dan € 500,– zou eiseres maatwerk krijgen.
De advocaat heeft vervolgens een opdrachtbevestiging gestuurd met een uurtarief. Eiseres is er echter vanuit gegaan dat de kosten binnen de onderling gemaakte afspraak zouden liggen, althans binnen redelijke grenzen in rekening zouden worden gebracht.

Eiseres heeft geen tussentijds overzicht van de kosten ontvangen en heeft daarom niet kunnen ingrijpen. Toen eiseres naar de kosten informeerde, heeft de advocaat een bedrag van € 5.500,– genoemd. Later bleek dit een tussentijds bedrag te zijn en kwam er nog een bedrag van € 3.027,40 bij. Als eiseres niet akkoord ging met € 4.407,76, werd gedreigd een honorarium van € 6.457,49 te gaan factureren. Gelet op de gemaakte afspraak is eiseres hiermee niet akkoord gegaan. De advocaat is vervolgens niet tot een minnelijke oplossing bereid gebleken.
Uit navraag is eiseres bekend geworden dat het opmaken van leveringsvoorwaarden bij andere kantoren ongeveer € 500,– kost. Voor uitgebreidere voorwaarden als de onderhavige is een bedrag van € 1.000,– à € 1.200,– genoemd.

Eiseres is van mening dat het door de advocaat (uiteindelijk) in rekening gebrachte bedrag van € 4.497,50 buiten alle proporties is. Eiseres is bereid om een redelijk bedrag te betalen en heeft daarom € 1,500,– betaald.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Tijdens een bespreking in een ander dossier heeft eiseres de advocaat expliciet gevraagd om haar voorwaarden en standaard opdrachtbevestigingen te beoordelen en deze aan te passen dan wel opnieuw op te stellen. De advocaat heeft zich daartoe bereid verklaard. De Metaalunie-voorwaarden zijn slechts in die zin ter sprake geweest dat werd geopperd om die voorwaarden als basis-/uitgangspunt te nemen. Er is nadrukkelijk niet gesproken over een vaste vergoeding voor de werkzaamheden. Er zou worden gewerkt op basis van een uurtarief. De advocaat heeft eiseres een opdrachtbevestiging en de op de opdracht van toepassing zijnde algemene voorwaarden gestuurd. Eiseres heeft deze zonder protest behouden. Daardoor is een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen.

Na bestudering van de door eiseres opgestelde stukken is de advocaat met eiseres tot de conclusie gekomen dat de voorwaarden opnieuw geformuleerd moesten worden. Duidelijk was dat er veel werk was te verrichten. Van het aantal benodigde uren kon geen indicatie worden gegeven.
Juist om de opdracht zoveel mogelijk te concretiseren heeft de advocaat door het stellen van heel gerichte vragen geprobeerd de te verrichten werkzaamheden zo concreet mogelijk te maken. Eiseres heeft vervolgens instructies gegeven en gevraagd om werkzaamheden die een omvangrijke tijdsbesteding noodzakelijk maakten. Omdat de werkzaamheden haast hadden, heeft de advocaat een kantoorgenote gevraagd de werkzaamheden voor eiseres op te starten. Zij heeft in korte tijd in overleg met eiseres en met spoed en voorrang heel veel werkzaamheden verricht.
Normaliter zou tussentijds zijn gefactureerd maar omdat de werkzaamheden op korte termijn afgerond zouden worden, is daarmee gewacht zodat in een keer voor de hele opdracht kon worden gefactureerd. Nu eiseres het tijdens de opdracht nooit heeft gehad over een vaste vergoeding, was er ook geen aanleiding om tussentijds aan te geven dat enig budget werd overschreden.

De advocaat verzoekt de commissie te bepalen dat eiseres is gehouden het openstaande bedrag van € 2.997,50, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente en met de invorderingskosten, te voldoen.

Behandeling van het geschil
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juli 2020.

Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen. Op 4 juni 2020 heeft het bureau van de commissie aan beide partijen bericht dat de commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid op grond van haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de mogelijkheid gesteld, hebben geen van partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen op 1 juli 2020 geïnformeerd over de datum waarop de commissie zal beslissen over het geschil.

Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

In geschil zijn de hoogte van de declaraties van de advocaat. De commissie stelt voorop dat de klacht weliswaar is ingediend door eiseres, maar dat partijen er kennelijk van uitgaan dat werkzaamheden zijn verricht voor eiseres en voor de andere twee vennootschappen die in de eerder tussen partijen gevoerde kantongerechtsprocedure worden genoemd, en dat daarvoor is gedeclareerd.
De kern van de – door de advocaat gemotiveerd weersproken – stellingen van eiseres houdt in dat zij met de advocaat een prijsafspraak heeft gemaakt in die zin dat de kosten voor het aanpassen dan wel opnieuw opstellen van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden (iets meer dan) € 500,– zouden bedragen. Deze niet nader onderbouwde stelling van eiseres kan naar het oordeel van de commissie niet slagen. Immers, de commissie heeft uit de overgelegde stukken geenszins kunnen afleiden dat een dergelijke afspraak tussen eiseres en de advocaat is gemaakt. In de overgelegde opdrachtbevestiging van 14 mei 2018 staan de financiële consequenties van de dienstverlening vermeld. Daaruit blijkt dat eiseres en de advocaat een uurtarief van € 280,– (exclusief kantoorkosten en BTW) hebben afgesproken. Gelet op dit uurtarief en de omvang van de opdracht komt de commissie de stelling van eiseres onwaarschijnlijk voor. Dit temeer, omdat de directeur van eiseres werkzaam is in het bedrijfsleven, zich bedient van drie vennootschappen en de advocaat al in een eerdere kwestie had ingeschakeld. Naar het oordeel van de commissie had hij zich dan ook kunnen realiseren dat het aanpassen dan wel opstellen van algemene voorwaarden voor de drie vennootschappen – en ook voor Duitse relaties – niet voor een dergelijk gering bedrag (van iets meer dan) € 500,– kan worden gedaan.
De stelling van eiseres dat andere kantoren de werkzaamheden voor een geringer bedrag dan het door de advocaat gedeclareerde bedrag hadden kunnen verrichten, doet daaraan niet af nu de cliënt daarvan geen bewijs heeft ingebracht en het maar de vraag is wat een/dat andere kantoor voor het geringere bedrag zou(den) doen. Het is niet bekend welke vraagstelling eiseres heeft gedaan en wat de opdracht zou zijn geweest.
Vast staat dat de advocaat zijn werkzaamheden in rekening heeft gebracht tegen het in de opdrachtbevestiging vermelde uurtarief en dat de werkzaamheden van zijn kantoorgenote in rekening zijn gebracht tegen een lager uurtarief. Eiseres heeft de declaratie niet inhoudelijk betwist; zij heeft geen concrete bezwaren geuit tegen de door de advocaat gedeclareerde werkzaamheden. De commissie komt het in rekening gebrachte bedrag, gezien de aard en omvang van de werkzaamheden en de onderliggende problematiek, ook niet bovenmatig voor. Daarbij neemt de commissie in aanmerking dat de advocaat de declaratie al aanzienlijk heeft gematigd.
Anders dan eiseres stelt, lijkt er, gelet op het korte tijdsbestek tussen de aanvang van werkzaamheden en de declaratie, naar het oordeel van de commissie geen ruimte te zijn geweest voor een tussentijdse declaratie. De stelling van de advocaat, op dit punt, is naar het oordeel van de commissie ook onvoldoende door eiseres betwist.

Gelet op het vorenstaande is niet komen vast te staan dat de advocaat niet heeft gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. De klacht van eiseres zal daarom ongegrond worden verklaard en de vordering van de advocaat om eiseres te veroordelen tot betaling van het openstaande bedrag van € 2.997,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, wordt dan ook toegewezen.
Voor wat betreft de door de advocaat gevorderde buitengerechtelijke incassokosten acht de commissie het redelijk hiervoor, gelet op de gestelde incassoverrichtingen, een bedrag van € 150,– toe te wijzen.

De commissie zal eiseres als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze arbitrage, die worden vastgesteld op € 393,25 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Beroep en Bedrijf (SGB) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiters.
De commissie bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan, in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie.

Hetgeen partijen ieder voor zich overigens verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van eiseres ongegrond;

– veroordeelt eiseres om aan de advocaat te voldoen een bedrag van € 2.997,50, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de vervaldatum van de onderliggende declaratie tot aan het moment der algehele voldoening;

– veroordeelt eiseres om aan de advocaat te voldoen een bedrag van € 150,– ter zake van buitengerechtelijke incassokosten;

– bepaalt dat het bedrag dat eiseres ter zake de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt eiseres in de kosten van deze arbitrage, aan de zijde van de advocaat vastgesteld op € 393,25 aan honorarium en verschotten van de arbiters;

– wijst het meer of anders verzochte af.