Prijsverlaging hoeft niet te worden doorberekend. Uitelg van artikel 3 en 4 van de BOVAG voorwaarden.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Prijs    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 42587

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 8 juli 2009 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe auto, [merk en type], tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 20.836,– inclusief trekhaak en kosten rijklaar maken. De levering vond plaats op 30 september 2009. De consument heeft op 29 oktober 2009 mondeling en op 9 november 2009 schriftelijk de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De factuur die de ondernemer na aankoop van de auto heeft gestuurd is niet juist. Op de factuur zijn voor de auto (netto catalogusprijs), de metaallak en de ESP/ASR hogere bedragen in rekening gebracht dan vermeld staan op de prijslijst van [de fabrikant]. Het verschil bedraagt in totaal een bedrag van € 1.269,69 exclusief BTW (€ 1.510,93 inclusief BTW).   De consumentenprijs inclusief BTW van de auto was bij aflevering verlaagd van € 21.500,– naar € 19.900,–. Op grond van artikel 3 en artikel 4 van de BOVAG-Voorwaarden had dat prijsverschil ten gunste moeten komen van de consument.   De ondernemer heeft aangeboden om voor de metaallak een bedrag van € 389,94 te crediteren en voorts een gering bedrag te crediteren omdat de prijs van de auto niet goed was gefactureerd. Die toezegging om te crediteren is gedaan in januari 2010, maar in augustus 2010 had de consument dat bedrag nog niet ontvangen.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De ondernemer is zijn toezegging om een bedrag van € 389,94 te crediteren nog steeds niet nagekomen. Dat was een toezegging, waar ik geen akkoord op hoefde te geven. Het betreft gewoon een te veel berekend bedrag dat aan mij moet worden terugbetaald.   Bij aankoop is een auto in de uitvoering [type] gekocht. Uiteindelijk is die uitvoering niet geleverd, maar [een ander type] uitvoering. Het klopt dat in het verkoopgesprek over een bedrag van € 2.500,– is gesproken. Dat betrof geen korting, maar een kooppremie die werd gegeven wanneer een auto werd gekocht in de periode waarvoor die premie gold. In die periode heb ik de auto gekocht en dan heb ik dus ook recht op die premie. Wanneer ten tijde van de aflevering een andere, lagere, kooppremie geldt, houd ik toch recht op de premie die bij aankoop is overeengekomen. De offerte vermeldt ook niet dat de kooppremie “niet vast”is.   De koopprijs was “niet vast”. Dat betekende dat bij wijzigingen in het model door de fabriek of andere relevante wijzigingen met consequenties voor de prijs die prijs kon worden aangepast. Volgens de ondernemer geldt dat alleen wanneer de prijs omhoog gaat, maar er is een uitspraak van de commissie (VOE94-0094) waarin is beslist dat dat ook geldt voor prijsverlagingen. Zo is de prijs van het model gedaald, omdat het in plaats van een C-label nu voldoet aan de milieueisen voor een B-label.   De consument verlangt terugbetaling van het te veel betaalde bedrag ad € 1.510,–.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De catalogusprijs voor de gekochte auto is weliswaar gedaald, maar bij aankoop van de auto kon de ondernemer op het gekochte model een door de importeur gedragen kooppremie bieden van € 2.500,–. Het zakken van de catalogusprijs hing samen met de komst van een nieuw model. Dat model heeft exact dezelfde specificaties als het vorige, met dien verstande dat er parkeersensoren op zitten en dat de achterruiten elektrisch bediend kunnen worden. Op dat nieuwe model kan de ondernemer nog slechts een kooppremie van € 1.000,– bieden. De kooppremie van [het model] is niet onverminderd van toepassing op [het andere] model.   De artikelen 3 en 4 van de BOVAG-Voorwaarden zijn in dit geval niet van toepassing.   Bij nadere bestudering van de factuur is wel gebleken dat voor de metaallak en de ESP/ASP te hoge bedragen in rekening zijn gebracht. Van het teveel berekende (€ 389,94, inclusief € 57,45 te veel berekende koopsom voor de auto) heeft de ondernemer toegezegd dat het gecrediteerd zal worden.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Dat het bedrag van € 389,94 nog niet is betaald, komt omdat de consument niet akkoord wilde gaan met ons voorstel. Ten opzichte van de Image wijkt [het andere type] ook nog af doordat die uitvoering geen reservewiel meer heeft,maar een reparatiesetje voor het geval een band lek raakt.   Volgens mij betekent “prijs niet vast” dat ook wijzigingen in de kooppremie kunnen worden doorberekend.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Een overeenkomst komt tussen partijen tot stand door het doen van een aanbod door de ene partij en aanvaarding van dat aanbod door de andere partij. Voor wat betreft de door de consument gekochte auto is deze overeenkomst tot stand gekomen op 8 juli 2009. In de daarvan opgemaakte akte zijn de verplichtingen van partijen vastgelegd: omschreven is welke zaak de consument als koper heeft gekocht en bepaald is daarin welk bedrag de consument voor die zaak diende te betalen. Voorts is in die overeenkomst bepaald dat de aflevering van het gekochte in de tweede of derde week van oktober 2009 zou plaatsvinden.   In de overeenkomst is een prijs voor het gekochte bepaald (en door de consument aanvaard) op € 20.836,–, na verrekening van een subsidie op grond van een geldende sloopregeling en met inbegrip van de kosten voor accessoires en het rijklaar maken van de auto en met inbegrip van een kooppremie van € 2.500,–.   Artikel 4 van de BOVAG-Voorwaarden (betreffende prijswijzigingen/stijging) luidt als volgt: 1. Wijzigingen in belastingen, accijnzen en dergelijke heffingen van overheidswege worden zowel in de vast als in de niet-vast overeengekomen prijs van zowel nieuwe als gebruikte auto’s te allen tijde doorberekend. 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 6 lid 1 mogen naast de evengenoemde wijzigingen tevens prijsstijgingen als gevolg van wijzigingen in fabrieks- en/of importeursprijzen en in valutakoersen in de niet-vast overeengekomen prijs van nieuwe auto’s worden doorberekend. De koper heeft na kennisgeving van deze wijziging het recht de overeenkomst te ontbinden ingeval de verhoging van de bedongen prijs door de verkoper plaatsvindt na het sluiten van de overeenkomst. De ontbinding dient binnen tien dagen na die kennisgeving plaats te vinden.   Deze bepaling vermeldt niets ten aanzien van het doorberekenen van prijsverlagingen. De door de consument aangehaalde uitspraak van de commissie komt in zoverre niet met de onderhavige zaak overeen dat in die zaak bij het aangaan van de overeenkomst tussen partijen specifiek was afgesproken (en in de koopovereenkomst opgenomen) dat als prijs zou gelden de prijs zoals die ten tijde van de aflevering zou zijn, één en ander in afwijking van hetgeen artikel 3 van de BOVAG-Voorwaarden ten aanzien van de bepaling van de prijs voorschrijft (vaststelling van de prijs op het moment van koop en verkoop).   Omdat partijen in dit geval niet specifiek zijn overeengekomen dat de prijs zou worden bepaald naar het tijdstip van aflevering van de auto, bestaat geen grond om af te wijken van de normale gang van zaken, zoals vastgelegd in de BOVAG-Voorwaarden. In dat geval geldt onverminderd het bepaalde in artikel 4 van die voorwaarden, op grond waarvan een ondernemer bij prijswijzigingen waar hij geen invloed op heeft onder omstandigheden prijsverhogingen mag doorberekenen. Een verplichting om prijsverlagingen door te berekenen volgt daar niet uit.   De commissie stelt overigens vast dat de consument een auto heeft ontvangen die voldoet aan de specificaties waaraan de gekochte auto bij aankoop voldeed. Voor zover er een beperkte wijziging is geweest tussen het [ene]-model en de [andere]-uitvoering, komt dat naar het oordeel van de commissie niet ten nadele van de consument. Voor deze auto is in juli 2009 een prijs overeengekomen, die bij aflevering ook in rekening is gebracht en betaald. Redenen om te oordelen dat de ondernemer een lagere prijs in rekening had moeten brengen zijn er niet, behoudens ten aanzien van enkele kleinere posten waarvan de ondernemer heeft erkend dat zij onjuist zijn berekend, tezamen tot een bedrag van € 389,94. Het aanbod om dat bedrag te crediteren was dan ook alleszins redelijk en de commissie gaat er van uit dat de ondernemer dat aanbod gestand doet en op korte termijn tot terugbetaling van dat bedrag overgaat.   Nu de ondernemer dit aanbod gedaan heeft voordat het geschil bij de commissie aanhangig is gemaakt en de commissie dit aanbod een redelijke oplossing van het geschil vindt, is de klacht ongegrond.   Met inachtneming van het voorgaande moet dan ook worden beslist als na te melden.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, op 25 oktober 2010.