Commissie: Energie Zakelijk
Categorie: Betaling
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE10-0107
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft een aanvraag tot restitutie van pseudo-energiebelasting. De klager heeft de klacht op 10 juni 2010 aan het bedrijf voorgelegd. Standpunt van de klager De klager heeft in hoofdzaak gesteld en onderbouwd dat het bedrijf weigert om een aantal verzoeken tot restitutie van pseudo-energiebelasting te honoreren. Daarbij heeft het bedrijf aangegeven niet verplicht te zijn tot restitutie en verder gesteld dat het honoreren van een dergelijke aanvraag tot de vrije beleidsruimte van het bedrijf behoort. De klager acht de weigering in strijd met het Niet Meer Dan Anders-principe dat voor de levering van warmte geldt. Verder meent de klager dat het bedrijf onvoldoende over de regeling communiceert, waardoor onhelderheid ontstaat. Ook sluit het handelen van het bedrijf niet aan bij de opstelling van de Belastingdienst in vergelijkbare gevallen. Tenslotte is er niet in terugwerkende kracht voorzien en hanteert het bedrijf een beperkend budget voor de regeling. De klager wenst een uitspraak over de handelwijze van het bedrijf en de onderliggende regeling. Standpunt van het bedrijf Het bedrijf heeft gemotiveerd in hoofdzaak het volgende gesteld. Er is geen sprake van energiebelasting in strikte zin. Wel is er een prijscomponent in het tariefstelsel opgenomen om aan het bestaan van energiebelasting in andere situaties recht te doen, met andere woorden om het NMDA-principe overeind te houden. Het staat het bedrijf vrij om daar voor maatschappelijke organisaties van af te wijken bij wijze van geste. Anders dan de klager stelt, heeft de belastingdienst overigens niet een wettelijke plicht om verzoeken tot restitutie tot vijf jaar na het uitbrengen van de afrekening te honoreren. Wat daar ook van zij: in elk geval geldt een dergelijke termijn niet voor het bedrijf. Alle verdere argumenten die zien op de structuur van de teruggave van een ‘energiebelasting’ bij warmte zijn niet relevant nu de regeling en bekendmaking volledig in de vrije beleidsruimte van het bedrijf ligt. Dat is niet onrechtmatig of onredelijk. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Het Niet Meer Dan Anders-principe beoogt de tariefstelling voor warmtelevering vergelijkbaar te maken met andere vormen van energielevering. Een dergelijke vergelijkbaarheid betekent niet dat alle tariefcomponenten precies gelijk zijn. De toepassing van energiebelasting, als extern opgelegde publiekrechtelijke component, is voor warmte anders dan voor andere vormen van energieverbruik. De redenering van de klager dat de pseudo-energiebelasting precies dezelfde behandeling moet krijgen als ‘echte’ energiebelasting faalt. Immers reeds het enkele feit dat hier geen sprake is van een belasting in strikte zin, maakt het juridische kader volstrekt anders dan bij andere energieleveringen. De argumenten over kenbaarheid, budgetmaximum en dergelijke zijn in de privaatrechtelijke sfeer anders te duiden dan de klager doet. Het is naar het oordeel van de commissie niet ondenkbaar of onredelijk dat het bedrijf handelt zoals het doet, namelijk naar eigen inzicht restitutie geven aan aanvragers die daarvoor in aanmerking komen. Daarmee is ook – en dat is het kernargument van de klager – het NMDA-principe in het voorliggende geval niet ten principale geschonden, het gaat immers om een redelijke vergelijkbaarheid en niet om meer dan dat. De klacht is gelet op het bovenstaande ongegrond. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de klager verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 1 maart 2011.