Recht op volledige terugbetaling bij beëindigen pakketreis vóór vertrek vanwege onvermijdbare en buitengewone omstandigheden

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Annulering / Kosten    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 35396/41761

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft bij de ondernemer een pakketreis van Amsterdam naar Denemarken voor de reissom van € 1.021,34 geboekt. Voor de aanvang van de reis zijn de vluchten geannuleerd, omdat de Deense grens gesloten was voor Nederlandse reizigers. De consument heeft de pakketreisovereenkomst vóór de vertrekdatum beëindigd vanwege de grenssluiting. Hij vindt dat hij volgens de ANVR-Reizigersvoorwaarden recht heeft op een volledige terugbetaling. De ondernemer heeft geen verweerschrift ingestuurd, maar uit de stukken blijkt dat het bedrag voor het hotel inmiddels aan de consument is teruggestort. Voor de vluchten is een restitutie aangevraagd. De wet geeft aan dat wanneer er zich onvermijdbare en buitengewone omstandigheden voordoen die gevolgen hebben voor de uitvoering van de pakketreis, de reiziger dan het recht heeft om de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis te beëindigen zonder annuleringskosten te betalen. De reiziger heeft dan recht op volledige terugbetaling. De commissie stelt dat de gevolgen van het COVID-19-virus zich kwalificeren als onvermijdbare en buitengewone omstandigheden. De consument heeft dus wettelijk recht op een volledige terugbetaling. De commissie oordeelt dat de ondernemer € 1.021,34 aan de consument moet terugbetalen, met vermindering van wat er al is terugbetaald. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de op 19 januari 2020 gesloten overeenkomst waarbij de ondernemer zich heeft verbonden om een vierdaagse pakketreis en arrangement te (doen) verzorgen voor twee personen met vertrekdatum 11 juni 2020 vanaf Amsterdam naar Kopenhagen (Denemarken) tegen een door de consument te betalen prijs van € 1.021,34.

De consument heeft de klacht op of omstreeks 7 juni 2020 voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De geboekte pakketreis kon niet doorgaan omdat de Deense grens gesloten was voor Nederlandse reizigers en de vluchten waren geannuleerd. Op grond van artikel 9.9 van de toepasselijke ANVR-Reizigersvoorwaarden bestaat echter recht op terugbetaling.

De consument verlangt dat de volledige reissom en het betaalde klachtengeld binnen 14 dagen moet worden terugbetaald.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen verweerschrift ingestuurd, maar blijkens de stukken luidt haar standpunt in hoofdzaak als volgt.

Voor de vluchten is restitutie aangevraagd van € 121,74 en € 214,18 die rechtstreeks aan de consument zal worden teruggestort. Voor het hotel is inmiddels € 679,42 aan de consument teruggestort.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

Blijkens de onbestreden stukken hebben de vliegmaatschappijen de (heen- en terug) vluchten voor aanvang van de reis geannuleerd, waarna de consument de met de ondernemer gesloten overeenkomst vóór de vertrekdatum heeft beëindigd vanwege (de gevolgen van) het COVID-19-virus.

De consument grondt de verlangde terugbetaling op een aan de ondernemer toerekenbare tekortkoming doordat de door de consument betaalde bedragen ondanks de beëindiging van de overeenkomst, niet volledig worden terugbetaald.

De consument beroept zich op artikel 9.9 van de toepasselijke voorwaarden, dat in feite een uitwerking is van artikel 7:509 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Voor zover relevant bepaalt artikel 7:509 BW dat:
“3. (…) de reiziger, indien zich op de plaats van bestemming of in de onmiddellijke omgeving daarvan onvermijdbare en buitengewone omstandigheden voordoen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van de pakketreis of voor het personenvervoer naar de bestemming, het recht (heeft) de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis zonder betaling van een beëindigingsvergoeding te beëindigen.
4. In geval van beëindiging van de pakketreisovereenkomst op grond van lid 3 heeft de reiziger recht op een volledige terugbetaling van alle voor de pakketreis betaalde bedragen, maar kan hij geen aanspraak maken op een schadevergoeding.
(…)”

Nu (de gevolgen van) het COVID-19-virus kwalificeren als onvermijdbare en buitengewone omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7:509 BW heeft de consument hier de pakketreisovereenkomst vóór het begin van de pakketreis mogen beëindigen zonder een beëindigingsvergoeding verschuldigd te worden en heeft de consument wettelijk recht op een volledige terugbetaling van alle voor de pakketreis betaalde bedragen, maar kan hij geen aanspraak maken op een schadevergoeding.

Voor zover de ondernemer mocht menen dat de consument haar niet verantwoordelijk kan houden voor de verschillende onderdelen van de reisovereenkomst, is dat onjuist. Artikel 7:510 lid 1 BW bepaalt immers: “De organisator is verantwoordelijk voor de uitvoering van de reisdiensten waarop de pakketreisovereenkomst betrekking heeft, ongeacht of deze diensten door de organisator of door andere dienstverleners worden verricht.
De verhouding van de ondernemer tot die anderen ligt hier echter niet ter beoordeling voor en tussen hen geldende afspraken of praktijken binden de consument in beginsel niet.

De commissie zal naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ter beëindiging van dit geschil bepalen dat de ondernemer € 1.021,34 moet (terug)betalen, te verminderen met hetgeen de consument reeds (eventueel van anderen terug) betaald heeft gekregen. Anders dan de consument wenst, zal de ondernemer daarvoor een maand de tijd worden gegeven alvorens zij daarna ook de wettelijke rente verschuldigd zal worden.

De commissie komt tot de slotsom dat de klacht gegrond is. Op grond van het Reglement van de commissie moet de ondernemer (ook) het betaalde klachtengeld aan de consument vergoeden en behandelingskosten betalen. Wat partijen verder nog aanvoeren, kan hieraan niet afdoen en blijft onbesproken.

De commissie beslist als volgt.

Beslissing
De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 1.021,34 moet (terug)betalen, te verminderen met hetgeen de consument in dit verband al (eventueel van anderen terug) betaald heeft gekregen.

Als de ondernemer het (terug) te betalen (rest)bedrag niet binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies heeft (terug)betaald, moet de ondernemer ook de wettelijke rente over dat (rest)bedrag betalen vanaf een maand na de verzenddatum van dit bindend advies tot de dag van volledige (terug)betaling.

De commissie bepaalt dat de ondernemer aan de consument bovendien het betaalde klachtengeld van € 102,50 moet vergoeden.

De commissie stelt vast dat de ondernemer tevens aan de commissie behandelingskosten verschuldigd is.

De commissie wijst het meer of anders door de consument verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, bestaande uit mr. M. G. W. M. Stienissen, voorzitter, W. A. M. Hendrix en drs. P. C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 17 december 2020.