Commissie: Reizen
Categorie: Procedure
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
45039
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 20 januari 2010 via het boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor 5 personen naar Lara in Turkije met verblijf in een hotel op basis van all inclusive, voor de periode van 11 juni 2010 t/m 19 juni 2010 voor de som van € 3.764,86. Klager heeft op 25 juni 2010 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. Na afgifte van de tickets heeft de reisorganisator de vluchttijden veranderd. Zo is de vertrektijd van de heenvlucht gewijzigd van 04.00 uur naar 14.45 uur. Een dergelijke wijziging is in strijd met artikel 2 lid 9 van de ANVR Reisvoorwaarden en ik heb daartegen bij de reisorganisator geprotesteerd. Ter zitting heeft klager verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. We hebben bewust voor deze reis gekozen, omdat ten tijde van de boeking bekend was dat de heenvlucht om 04.00 uur zou vertrekken, zodat we bijna een volledige eerste dag in Turkije zouden hebben. Door wijziging van de vertrektijd naar 14.45 uur zijn we benadeeld. Weliswaar is ook de terugvlucht op een later tijdstip vastgesteld, maar dat heeft ons geen voordeel opgeleverd. Ik verwijs verder naar de Verordening van de Europese Unie, waarin de vergoeding is geregeld indien sprake is van een vertraging. Klager stelt niet tevreden te zijn met het door de reisorganisator gedane aanbod d.d. 10 september 2010, maar verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. De luchtvaartmaatschappij waar we de stoelen voor klager en zijn reisgenoten hadden ingekocht was tot een wijziging van het schema genoodzaakt, omdat één van de toestellen niet kon vliegen wegens extra onderhoud dat onverwacht, in het belang van de veiligheid van de passagiers, uitgevoerd diende te worden. Hierdoor zou klager ruim tien uur later vertrekken, hetgeen buiten de grenzen van de redelijkheid ligt. Maar we hebben de terugvlucht voor klager kunnen aanpassen, waardoor hij niet om 10.00 uur maar om 14.45 uur zou vertrekken, zodat nog op een normale manier gebruik kon worden gemaakt van het ontbijt en klager niet al om 07.00 uur klaar moest staan voor de transfer. Uiteindelijk is klager vijfeneenhalf uur korter op de vakantiebestemming geweest, hetgeen bij een 9-daagse reis binnen de grenzen van de redelijkheid en billijkheid ligt. Ter compensatie hebben we klager een vergoeding aangeboden, vermeerderd met een vergoeding van het klachtengeld. Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Klager heeft bij ons niet geklaagd over de wijziging van het tijdstip van vertrek van de terugreis. We horen nu voor het eerst dat klager ook bezwaar had tegen het latere vertrek van de terugvlucht. De reisorganisator heeft d.d. 10 september 2010 een vergoeding aangeboden van € 150,–, vermeerderd met een vergoeding van het klachtengeld. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. In artikel 2 lid 9 van de ANVR Reisvoorwaarden is bepaald dat de vertrek- en aankomsttijden zoals vermeld in de reisbescheiden definitief zijn. De reisorganisator kan hier alleen binnen redelijke grenzen en alleen indien handhaving van deze tijden redelijkerwijs niet van hem gevergd kan worden. Tussen partijen staat vast dat een wijziging van de vertrektijd van de heenreis van 04.00 uur naar 14.45 uur niet binnen redelijke grenzen ligt. Voorts heeft de reisorganisator niet aannemelijk gemaakt dat handhaving van de tijden zoals genoemd in de reisbescheiden redelijkerwijs van hem niet gevergd kan worden. Op grond van het voorgaande en alle aan de commissie gebleken feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator bij het uitvoeren van het overeengekomene zodanig tekort is geschoten en klager daardoor zodanig ongerief heeft ondervonden, dat de reisorganisator klager een vergoeding verschuldigd is. De commissie acht het aanbod dat de reisorganisator heeft gedaan, nadat het geschil bij de commissie aanhangig is gemaakt, redelijk. Daarbij heeft de commissie in aanmerking genomen dat de terugvlucht van klager naar Nederland op een later tijdstip is vastgesteld, hetgeen in beginsel voordelig is. Aan de stelling van klager ter zitting dat dit voor hem en zijn reisgenoten anders lag, gaat de commissie voorbij, nu klager tegen wijziging van de terugvlucht geen bezwaar heeft gemaakt bij de reisorganisator. De reisorganisator is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod en de commissie zal het aanbod bindend aan de reisorganisator opleggen. Omdat het aanbod is gedaan na het aanhangig maken van het geschil, is de klacht in die zin gegrond. Voor zover klager wenst dat een vergoeding wordt toegekend conform de zogenaamde ‘Denied Boarding Compensation’ regeling van de Europese Unie (EG-Verordening Nr. 261/2004), is van belang dat deze Verordening de rechten regelt van luchtvaartpassagiers. Deze Verordening legt Europese luchtvaartmaatschappijen verplichtingen op bij instapweigering, annulering en langdurige vertraging. Genoemde Verordening geldt slechts in de verhouding tussen de reiziger en de vervoerder en niet, althans niet rechtstreeks, in de relatie tussen de reiziger en de reisorganisator. Voor een claim, gebaseerd op genoemde Verordening, dient klager zich rechtstreeks te wenden tot genoemde luchtvaartmaatschappij. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 150,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de reisorganisator bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 205,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 3 december 2010.