Redelijke bewijslastverdeling; ondernemer maakt aannemelijk dat verwijderde meter de eindstand heeft die in de administratie is opgenomen en op basis waarvan een afrekening met consument volgt

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Jaarafrekening    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 29658

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil 
 
Het geschil betreft de op de jaarafrekening van 3 september 2008 gehanteerde eindstand 7.442 KWh van de verwijderde elektriciteitsmeter met nummer [nummer] (hierna: de bouwmeter) en het mede op basis van deze stand in rekening gebrachte elektriciteitsverbruik over de periode van 9 augustus 2007 tot en met 10 februari 2008.
 
De consument heeft een bedrag van € 906,70 bij de commissie gedeponeerd.
 
De consument heeft op 3 september 2008 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De meterstanden op de bouwmeter zijn bij verwijdering op 11 februari 2008 niet correct opgenomen. Het metermutatieformulier dat ter zake van de verwijdering op 11 februari 2008 namens de ondernemer door de monteur is opgemaakt vermeldt weliswaar een meterstand van 7.442 KWh maar is niet door of namens de consument voor gezien en akkoord getekend. Aldus heeft geen controle en wedercontrole plaatsgevonden. De consument voert daarbij nog aan dat hij € 2.463,30 voor het plaatsen van de bouwmeter heeft betaald, en voor dat bedrag mag je toch verwachten dat de omwisseling van meters juist wordt uitgevoerd. Het elektriciteitsverbruik dat uit voormelde meterstand voortvloeit kan, gelet op het normale jaarverbruik van ongeveer 4.500 KWh, niet juist zijn.
 
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
In de periode waarin de bouwmeter het elektriciteitsverbruik heeft geregistreerd, heeft de consument een huis gebouwd. De consument stelt dat het verbruik echter beperkter moet zijn geweest dan uit de door de ondernemer gestelde eindstand van die meter omdat bij de bouw geen grote stroomverbruikers zijn gebruikt. De bouwers hebben slechts wat acculaders gebruikt en mogelijk een koffiemachine, meer niet. De op het metermutatieformulier genoteerde eindstand van 7.442 KWh moet een gevolg zijn van een leesfout: waarschijnlijk was de stand 1.442 KWh. Het aanbod van de ondernemer, aan de consument gedaan voor de behandeling van het geschil ter zitting, vindt de consument niet aanvaardbaar.
 
De consument verlangt creditering van de jaarafrekening van 3 september 2008 met het verschil tussen de gehanteerde 7.442 KWh en de door de consument waarschijnlijk geachte eindstand van 1.442 KWh, derhalve met 6.000 KWh.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De ondernemer bestrijdt het standpunt van de consument. De ondernemer is van mening dat de meterstanden op februari 2008 correct zijn opgenomen en genoteerd op het metermutatieformulier. Het verbruik van de bouwmeter is correct in rekening gebracht in de jaarafrekening van 3 september 2008. De ondernemer heeft geen verklaring voor de hoogte van het verbruik. De omstandigheden die daarop van invloed zijn liggen buiten het gezichtsveld van de ondernemer. Wat de ondernemer betreft is het verbruik van 7.442 kWh gedurende een ingrijpende verbouwing van een halfjaar niet extreem hoog. Er is immers gebruik gemaakt van een elektriciteitmeter met een grotere capaciteit dan gebruikelijk is voor een woning. De bouwmeter is na het voltooien van de verbouwing weer verwisseld voor een meter met een kleinere capaciteit. Dan ligt het in de lijn van de verwachting dat gedurende de verbouwing apparatuur is gebruik waarvoor de meter met een hogere capaciteit noodzakelijk was, bijvoorbeeld warmtekanonnen om de woning op temperatuur te houden of droog te stoken’, of andere apparatuur waarvoor de zware 3-fasenaansluiting (‘krachtstroom’) noodzakelijk is. Dat is een veel voorkomende situatie tijdens een verbouwing.
 
De ondernemer vindt het dan ook niet vreemd dat er tijdens een verbouwing meer elektriciteit wordt gebruikt dan in een woning die bewoond wordt.
 
De ondernemer bestrijdt de stellingen van de consument dat bij de vervanging van de meters geen controle en wedercontrole is toegepast. Allereerst is de afnamestand van 11 februari 2008 van de oude meter door de medewerker van de netbeheerder zorgvuldig gecontroleerd en ingevuld op het metermutatieformulier. De eindstand op de meter en op het metermutatieformulier zijn vervolgens gecontroleerd bij binnenkomst in het metermagazijn. Daarbij is vastgesteld dat de meterstand correct is ingevuld op het metermutatieformulier. Ten slotte is de meterstand nogmaals gecontroleerd tijdens de meterijking in het ijklaboratorium van de netbeheerder.
 
De ondernemer mag op grond van de Wet Bescherming Persoonsgegevens geen informatie van klanten aan derden doorgeven. Het is voor de ondernemer daarom niet toegestaan om het metermutatieformulier van de herplaatsing van elektriciteitmeter [meternummer] op een ander adres aan de consument of uw commissie toe te sturen, omdat daarop gegevens van een ander vermeld zijn. De ondernemer heeft aan de commissie als bijlage gegevens en meterstanden van de betreffende meter overgelegd, zoals die zijn vastgelegd in de administratie van de ondernemer. Op de eerste pagina van deze bijlage staat onder meer het meternummer [meternummer], de producent [naam producent], typeomschrijving [typeomschrijving], bouwjaar 2006 en het certificeringsjaar 2008 (na de meterijking). Op de tweede pagina staat een overzicht van de meterstanden, waaronder de afnamestand 7.442 KWh van 11 februari 2008 en de herplaatsingstand 7.443 KWh van 9 april 2008.
 
Het laten tekenen van een metermutatieformulier door de consument verdient de voorkeur, maar is niet verplicht. Dat zou immers inhouden dat de netbeheerder geen werkzaamheden kan uitvoeren als de klant niet aanwezig is om een formulier te ondertekenen. In de praktijk zou het betekenen dat de netbeheerder regelmatig bij geplande werkzaamheden onverrichter zake weer kan vertrekken als de klant niet aanwezig is, wat vaak voorkomt bij verbouwingswerkzaamheden. Dat zou onevenredig hoge extra kosten voor de netbeheerder met zich meebrengen, die verdisconteerd zouden moeten worden in de tarieven van de netbeheerder. De wetgever heeft hier niet voor gekozen en er is dan ook geen
wettelijke verplichting om een klant na uitvoering werkzaamheden te laten tekenen.
 
De consument stelt dat hij op grond van het betaalde bedrag voor de werkzaamheden mocht verwachten dat de meterwisseling juist wordt uitgevoerd. De ondernemer onderschrijft deze stelling van de consument en is van mening hieraan te hebben voldaan. De werkzaamheden zijn zorgvuldig uitgevoerd en correct vastgelegd in de administratie.
 
De consument stelt ter oplossing van het geschil voor om 1.442 KWh elektriciteit in rekening te brengen in plaats van 7.442 kWh. Volgens de consument is dit een billijk voorstel. Wat de ondernemer betreft is dit geen billijk voorstel omdat het inhoudt dat 6.000 kWh daadwerkelijk geleverd en door de consument afgenomen verbruik kwijtgescholden zou worden. Daarvoor is geen enkele aanleiding. Wat de ondernemer betreft is redelijk dat de consument betaalt voor wat geleverd is. Er is geen reden om een deel van het werkelijk geleverde verbruik kwijt te schelden.
 
De ondernemer erkent dat de late beantwoording van de brieven van de consument geen schoonheidsprijs verdient. De ondernemer heeft echter, voorafgaand aan de geschillenprocedure, de consument alsnog correct geïnformeerd in de brief van 16 april 2009, en een vergoeding aangeboden van € 100,–. Wat de ondernemer betreft is dat een redelijk voorstel. Tijdens de geschillenprocedure heeft de ondernemer, zonder enige gehoudenheid daartoe, een voorstel gedaan in de brief van 9 juli 2009 om 25 percent van het betwiste verbruik kwijt te schelden. De ondernemer heeft dit voorstel uitsluitend gedaan om het alsnog onderling met de consument eens te worden, en daarmee de extra kosten voor alle partijen voor de voortzetting van de geschillenprocedure te besparen. Nu de consument de voorkeur geeft aan voortzetting van de geschillenprocedure, zijn beide voorstellen komen te vervallen. De ondernemer heeft het elektriciteitverbruik correct aan de consument in rekening gebracht. Er is daarom geen reden om een deel ervan kwijt te schelden. Er is geen reden om de klant meer of anderszins tegemoet te komen.
 
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
 
De ondernemer brengt ter zitting nog een kopie in van een jaarafrekening aan een andere klant van de ondernemer en wel over de periode van 17 april 2008 tot en met 9 januari 2009. Daarop is aan de hand van het meternummer zichtbaar dat het elektriciteitsverbruik is gemeten met de meter die daarvoor als bouwmeter bij de consument in gebruik is geweest. Voorts is zichtbaar dat de beginstand 7.501 KWh bedraagt. Volgens de ondernemer ondersteunt deze kopie jaarrekening de stelling van de ondernemer dat de eindstand op de bouwmeter inderdaad de meergenoemde 7.442 KWh moet hebben bedragen. Niet zichtbaar is wat de identiteit van de andere klant is omdat de ondernemer stelt die gegevens niet kenbaar te mogen maken aan derden, ook niet aan de commissie. Desgevraagd geeft de ondernemer aan ook geen verklaring van het ijklaboratorium te kunnen overleggen.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
Een redelijke bewijslastverdeling brengt met zich dat de ondernemer, ingeval van betwisting door de consument, aannemelijk maakt dat een verwijderde meter de eindstand heeft die de ondernemer in zijn administratie opneemt en op basis waarvan een afrekening met de consument volgt. De ondernemer is daarbij niet verplicht het metermutatieformulier voor gezien en akkoord te laten ondertekenen door of namens de consument, maar zal bij gebreke van een door of namens de consument ondertekend metermutatieformulier ander bewijs moeten aanbrengen. De door de ondernemer in het geding gebrachte kopie van een jaarrekening is daartoe niet geschikt nu de consument wegens het ontbreken van een adressant van die jaarrekening de juistheid daarvan niet kan controleren. Ook de door de ondernemer beschreven procedure van inname van de verwisselde bouwmeter acht de commissie niet zonder meer voldoende als bewijs. Een verklaring van een gecertificeerd ijklaboratorium met vermelding van naam van de medewerker(s) die de ijking hebben uitgevoerd, van het meternummer, de datum en de meterstand kan daartoe in principe wel dienen. De ondernemer heeft nagelaten deze verklaring in het geding te brengen. Aldus is de ondernemer niet geslaagd in het van hem verlangde bewijs.
 
Nu ook de consument niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door hem voorgestane eindstand van de bouwmeter juist is, zal de commissie de eindstand in goede justitie bepalen. Op grond van de gedingstukken en al wat ter zitting is gesteld bepaalt de commissie de eindstand van de bouwmeter op 11 februari 2008 op de stand die voortvloeit uit het door de ondernemer bij meergenoemde brief van 9 juli 2009 gedane aanbod, te weten 5.581 KWh. Nu de berekening van het bedrag dat daaruit als te crediteren volgt niet door de consument is betwist, volgt hieruit dat de ondernemer de consument voor een bedrag van € 405,97 dient te crediteren. Als door de consument gesteld en door de ondernemer niet betwist staat na verrekening van een aan de consument toekomende teruggave groot € 906,70 en na de creditering groot € 405,97 ingevolge de beslissing van de commissie nog open een bedrag van € 1.909,34 minus € 906,70 en minus € 405,97 = € 596,67.
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing 
 
De ondernemer is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod bij brief van 9 juli 2009.
 
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25, – aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
 
De commissie wijst het meer of anders verlangde af.
 
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–.
 
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Van het depotbedrag wordt een bedrag groot € 596,67 uitgekeerd aan de ondernemer en het restant groot € 310,03 terugbetaald aan de consument.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 16 juli 2010.