Regiebehandelaar had eerder moeten ingrijpen in proces

De Geschillencommissie




Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg    Categorie: Annulering / Zorgvuldigheid    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 192394/198867

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënt is onder behandeling bij de zorgaanbieder vanwege een persoonlijkheidsstoornis. Cliënt is van mening dat de zorgaanbieder niet juist heeft gehandeld door te besluiten dat een nieuwe therapeut de behandelingen zou overnemen. Cliënt vordert een schadevergoeding. De commissie is van oordeel dat de regiebehandelaar eerder in het proces had moeten ingrijpen. Er is echter geen causaal verband tussen de schade en het handelen van de zorgaanbieder, zodat de schadevergoeding wordt afgewezen. De klacht is deels gegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[naam], wonende te [plaats] (hierna te noemen: de cliënt)

en

Stichting de Viersprong, landelijk centrum voor persoonlijkheidsproblematiek, gevestigd te Halsteren
(hierna te noemen: de zorgaanbieder)

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023 te Breda.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

De cliënt werd vergezeld van zijn partner. Namens de zorgaanbieder waren ter zitting aanwezig
[naam] (zorgmanager) en [naam] (geneesheer-directeur/psychiater).

Onderwerp van het geschil
De cliënt heeft de klacht voorgelegd aan de zorgaanbieder.

Het geschil betreft de plotselinge beëindiging van de behandeling en de consequenties hiervan.

Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De cliënt heeft zich onder behandeling gesteld van de zorgaanbieder vanwege een persoonlijkheidsstoornis. Als gevolg hiervan heeft hij onder meer moeite met gevoelens van in de steek gelaten worden. Gedurende de behandeling zijn er zaken voorgevallen die veel impact hebben (gehad) op de cliënt. Hierdoor heeft hij het vertrouwen in de zorgaanbieder verloren. Hij is van mening dat de zorgaanbieder hem in de steek heeft gelaten en hem onterecht verwijten heeft gemaakt. De liefde en grensoverschrijdingen tussen de behandelaar en de cliënt zijn volgens hem onzorgvuldig gemonitord. Hij vertrouwde zijn behandelaar volledig en bekende verliefde gevoelens voor haar te koesteren. Zijn behandelaar vond het niet fout dat hij dromen en fantasieën over haar had, maar kennelijk is dat niet gedocumenteerd, aangezien de regiebehandelaar hem later betichtte van grensoverschrijdend gedrag. Ook heeft hij e-mails naar zijn behandelaar gestuurd, die volgens de regiebehandelaar als grensoverschrijdend werden gezien, terwijl de cliënt niet wist dat hij deze e-mails niet mocht sturen.

Zijn behandelaar had hem immers ook daarvoor ruimte gegeven. Op enig moment is de liefde volgens de zorgaanbieder kennelijk omgeslagen in risicogedrag, maar de gedachten bestonden al veel langer en de wetenschap daarvan ook. De cliënt begrijpt niet waarom negen maanden is gewacht met begrenzing van zijn gedrag. Op 16 december 2021 is er een gesprek geweest met onder meer de regiebehandelaar en op 29 december 2021 heeft de cliënt een document getekend waarin afspraken zijn neergelegd. Aan deze afspraken heeft hij zich gehouden. Desondanks is de behandeling abrupt gestopt op 8 februari 2022, omdat hij fouten zou hebben gemaakt.

Vlak voor het einde van zijn behandeling, er zouden nog vier van in totaal 50 behandelingen volgen, werd de cliënt geconfronteerd met het besluit dat hij een nieuwe therapeut kreeg. Hierdoor speelde het oude thema van verlating weer op, waar hij nog steeds last van heeft. De cliënt begrijpt niet waarom zijn behandelaar, die hem eerder te kennen had gegeven niet zomaar te zullen stoppen met de behandeling, hem niet verder wenste te behandelen en waarom hij geen afsluitend gesprek met haar mocht voeren.

Ten slotte klaagt de cliënt over het feit dat er na het gesprek op 16 december 2021 in de gang en bij de koffieautomaat in de wachtkamer evaluerend over hem werd gesproken en dat dit gesprek voor anderen hoorbaar was.

Om de klacht op te lossen en de situatie alsnog op een bevredigende wijze te kunnen afronden, verzoekt de cliënt om een afrondend gesprek met zijn eerste behandelaar. Subsidiair vordert hij een financiële compensatie van € 20.000, –, omdat hij door de gang van zaken zijn baan is verloren.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder is van mening dat veeleer sprake is van een niet-voorziene complicatie tussen de pathologie van de cliënt en de door de zorgaanbieder gehanteerde behandelmethodiek, dan van fouten die de cliënt zou hebben gemaakt. De cliënt en de behandelaar hebben hun best gedaan, maar toch is er op een gegeven moment iets verkeerd gegaan, waardoor er bij de cliënt een obsessie voor de behandelaar is ontstaan.

De (erotische) dromen en fantasieën van de cliënt leken in eerste instantie onschuldig, maar bleken later vroeg-symptomen te zijn van een ongewenste en risicovolle ontwikkeling voor de therapie. Waar de cliënt in een bepaalde fase van de therapie meer empathie voor zichzelf moest opbrengen, legde hij juist in toenemende mate een claim op zijn behandelaar en was hij meer bezig met haar dan met zijn behandeling. Herhaalde uitleg heeft het obsessioneel karakter dat dit voor de cliënt had gekregen, niet kunnen stoppen.

De cliënt kampte met complexe problematiek waar de behandelaar weinig ervaring mee had. De situatie is regelmatig intern door het behandelteam besproken. Het is gebruikelijk dat de behandelaar degene blijft die het contact met de cliënt onderhoudt. Op meerdere manieren heeft de behandelaar getracht om het gedrag van de cliënt bij te sturen, maar toen dat niet lukte en de hulpvraag van de cliënt alleen maar groter werd, is besloten om een andere behandelaar aan te wijzen voor de laatste vier maandelijkse individuele gesprekken in de nazorgfase. Met het oog op goed hulpverlenerschap was het onmogelijk om de therapie door de eerste behandelaar te laten afronden.
Ten aanzien van de klacht dat een gesprek tussen de behandelaar en de regiebehandelaar over de cliënt in de wachtkamer te horen zou zijn, merkt de zorgaanbieder op dat hij in het dossier hierover niets kan terugvinden, maar dat als het gebeurd zou zijn, een excuus op zijn plaats is. Medewerkers zijn zich ervan bewust dat het pand gehorig is en hebben met elkaar afgesproken dat er op de gang niet over cliënten wordt gesproken.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Door de wijze waarop de behandeling is verlopen en abrupt is beëindigd, heeft de cliënt het vertrouwen in deze zorgaanbieder verloren. Volgens de zorgaanbieder is op allerlei manieren geprobeerd om de wijze waarop de cliënt met zijn behandelaar omging bij te sturen, maar het is de commissie niet duidelijk geworden op welke manieren dat dan zou zijn gebeurd. Als dat het geval was geweest, dan had het voor de hand gelegen dat de cliënt eerder in zijn gedrag was begrensd en niet dat hij pas op 16 december 2021 te horen kreeg dat zijn gedrag jegens zijn behandelaar ongepast was.

De zorgaanbieder heeft frequent intern overleg gevoerd, omdat de cliënt kampte met complexe problematiek (op de zitting heeft de zorgaanbieder aangegeven het een “spannend proces” te hebben gevonden) en zijn behandelaar nog onervaren was, maar naar het oordeel van de commissie is de zorgaanbieder er niet in geslaagd om duidelijk in de richting van de cliënt te communiceren dat de behandeling een verkeerde wending nam. De cliënt heeft zich akkoord verklaard met afspraken die op schrift zijn gesteld en hij heeft zich aan deze afspraken gehouden.

Toen de behandeling op 8 februari 2022 werd beëindigd, kwam dat voor de cliënt dan ook als donderslag bij heldere hemel. Gelet op de beperkte ervaring van de behandelaar met complexe situaties in de therapie en het feit dat de behandelingsrelatie zich in de visie van de zorgaanbieder niet goed ontwikkelde, is de commissie van oordeel dat de regiebehandelaar eerder in het proces had moeten ingrijpen, dan wel strakker regie had moeten voeren, met name ook in het contact met de cliënt. Juist gezien de hulpvraag van de cliënt, dat hij moeite heeft met in de steek gelaten worden, acht de commissie het begrijpelijk dat het vertrouwen in deze zorgaanbieder is geschonden. Dit klachtonderdeel wordt gegrond verklaard.

Het klachtonderdeel dat ziet op het onzorgvuldig monitoren van de (behandel)relatie tussen de behandelaar en de cliënt en de grensoverschrijdingen, is naar het oordeel van de commissie ongegrond. Er is wel voldoende zorgvuldig gemonitord gezien de vele interne besprekingen die hebben plaatsgevonden, maar er is op basis daarvan onvoldoende jegens de cliënt gecommuniceerd.

Ten aanzien van het derde klachtonderdeel begrijpt de commissie uit de door de cliënt toegestuurde stukken dat in de gang of de wachtkamer gezegd zou zijn: “Het is goed gegaan” en dat de cliënt zich door deze uitlating, die voor anderen hoorbaar was, klein voelde. Als dit daadwerkelijk is gezegd, dan ziet de commissie daarin, gelet op de algemene aard van de informatie, geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, dan wel een schending van de privacy van de cliënt. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Om de klacht op te lossen heeft de cliënt verzocht om een persoonlijk gesprek met zijn eerste behandelaar, dan wel om een schadevergoeding van € 20.000, –, omdat hij zijn baan is kwijtgeraakt. De zorgaanbieder heeft te kennen gegeven dat een gesprek met de behandelaar op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. De commissie is, als zij dat al zou willen, niet bevoegd om te bepalen dat een dergelijk gesprek plaatsvindt, nu dit tot de vrije beleidsruimte van de zorgaanbieder behoort.

Ten aanzien van het verzoek tot financiële compensatie overweegt de commissie dat niet is komen vast te staan dat de cliënt door deze gang van zaken zijn baan is verloren. Dat hem geen nieuw contract is aangeboden, kan meerdere oorzaken hebben. In ieder geval is niet komen vast te staan dat het handelen van de zorgaanbieder de oorzaak hiervan is. Nu het causaal verband tussen de geleden schade en het handelen van de zorgaanbieder niet is komen vast te staan, wordt het verzoek tot schadevergoeding afgewezen. Wel dient de zorgaanbieder het klachtengeld te vergoeden, aangezien de klacht ten dele gegrond is verklaard.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht gegrond voor zover deze ziet op het verlies van het in de zorgaanbieder gestelde vertrouwen;

– verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

– wijst het verzoek tot schadevergoeding af;

– bepaalt dat de zorgaanbieder overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de cliënt te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg, bestaande uit
mevrouw mr. S.W.M. Speekenbrink, voorzitter, de heer drs. T. Knap, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. N. Graumans, secretaris, op 14 april 2023.