Reis niet meer uitvoerbaar vanwege SARS-virus. Overmacht.

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE03-1361

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil
 
Het geschil vloeit voort uit een op 8 januari 2003 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar en rondreis door China met verblijf in hotels op basis van half- danwel volpension, voor de periode van 21 april tot en met 6 mei 2003 voor de som van € 9.060,14.
Standpunt van klager
 
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.
 
De reis is buiten de wil van de groep afgebroken. De reisorganisator heeft geen lokaal alternatief aangeboden. De reisorganisator heeft verzuimd een passend voorstel aan te bieden ter compensatie van de niet genoten reisdagen, verblijfplaatsen en excursies. Het reisbureau heeft nooit de polisvoorwaarden overlegd van de annuleringsverzekering.
 
Klager stelt niet tevreden te zijn met het door de reisorganisator gedane aanbod d.d. 16 mei 2003, maar verlangt een hogere vergoeding, te weten € 4.055,13.

Standpunt van de reisorganisator
 
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Op 3 april 2003 is er in verband met SARS door het ANVR een negatief reisadvies gegeven voor Hongkong en Guangdong. In de reis die door klager was geboekt, was een kort verblijf in Hongkong gepland. Daarop hebben wij, conform de richtlijnen van de ANVR, de reis aangepast zodat Hongkong vermeden kon worden, en de meerkosten daarvoor zijn niet aan klager doorbelast. Deze wijziging was bedoeld om reizigers niet aan eventuele SARS-risico’s in Hongkong bloot te stellen.
 
De groep, bestaande uit 15 deelnemers en een reisbegeleidster, is op 21 april vertrokken naar China. Op dat moment beperkte het negatieve reisadvies zich nog altijd tot voornoemde gebieden en daar zou de reis niet komen.
 
Terwijl de groep op reis was is de situatie omtrent SARS plotseling anders geworden. Dit heeft ertoe geleid dat er vanaf 24 april door het ANVR een negatief reisadvies is uitgegeven voor enkele andere gebieden in China, waaronder, van belang voor de route van klager, ook Beijing en Chengde. Het reisadvies betekende echter niet dat reizen die al onderweg waren afgebroken dienden te worden.
 
Tegelijk zagen we dat er in steeds meer delen van China door de bevoegde autoriteiten in het kader van de SARS maatregelen werden genomen die een belemmering vormden voor het reizen. Vooralsnog bleef deze groep daarvan verschoond en de indruk was op dat moment nog dat zij de reis zoals gepland zouden kunnen maken, dit met behulp van speciale vergunningen die we daartoe via onze vertegenwoordiger verkregen. Via de Nederlandse reisbegeleidster onderhielden wij frequent contact met de groep en werd de informatie gesynchroniseerd omdat het reizen steeds lastiger werd en ook de ongerustheid toenam.
 
De reis is volgens plan uitgevoerd tot en met dag 13. De volgende dag zou er naar Xi’an worden gevlogen. Plotseling werd echter Xi’an afgesloten door de autoriteiten vanwege een SARS geval op een eerdere vlucht die in Xi’an was geland. Daarop is er via de reisleider met de groep overleg geweest. Omdat ook Suzhou en Nanjing niet meer toegankelijk zouden zijn, terwijl Beijing en Chengde al onder het negatieve reisadvies vielen, kon de reis niet verder worden uitgevoerd.
 
Op 4 mei is de groep, in plaats van naar Xi’an naar Shanghai gevlogen. Daar kon met enige aanpassingen nog een programma worden geboden. De tickets Beijing-Amsterdam zijn gewijzigd in een terugvlucht vanuit Shanghai en op 6 mei is de groep teruggevlogen naar Amsterdam.
De wijzigingen en uiteindelijk het afbreken van de reis is veroorzaakt door SARS en alles wat daarvan het gevolg was. Ons kan de SARS niet worden verweten, het was voor ons ook een zaak van overmacht. Klager stelt dat de reis buiten de wil van de groep werd afgebroken. Los van het feit dat de groep zelf ook de reis wilde afbreken, was het op dat moment en in die omstandigheden niet langer mogelijk om een redelijk alternatief aan te bieden. De reis werd ook buiten onze wil en buiten onze macht afgebroken.
 
De reisvoorwaarden stellen (artikel 12, lid 3) dat “de reisorganisator verplicht [is] eventuele schade te vergoeden, tenzij de tekortkomingen in de nakoming niet aan hem is toe te rekenen […] omdat […] de tekortkoming in de uitvoering van de overeenkomst te wijten is aan overmacht”.
 
Klager rekent ons de omstandigheden waardoor de reis moest worden afgebroken niet toe en dat er sprake was van een overmachtsituatie lijkt ons evident. Er bestaat derhalve geen verplichting tot schadevergoeding van onze kant. Wel hebben wij (brief d.d. 16 mei 2003) desondanks een restitutie gegeven van € 655,– per persoon.
 
Daarenboven hebben we de groep het aanbod gedaan om de reis min of meer af te maken en hiervan maakt klager geen melding op het vragenformulier. Het hield in dat men de keuze kreeg tussen voornoemde restitutie of om in het najaar opnieuw naar China te gaan waarbij wij alleen de kosten voor de internationale vluchten en het visum in rekening zouden brengen. Daarover vond overleg plaats met vertegenwoordigers van de groep, onder andere op 12 juni en daarbij was ook klager aanwezig. Er waren additionele wensen op ons eerste voorstel en daar zijn wij zo veel mogelijk aan tegemoet gekomen. Zo werd het een 15-daagse geheel verzorgde reis met alle vervoer, alle maaltijden, een volledig excursieprogramma en begeleiding door een Chinese nationale gids in plaats van de voorgestelde 11-daagse reis, tegen zeer geringe (€ 78,–) meerkosten. Op 30 juni ontvingen alle deelnemers het definitieve reisvoorstel. Klager stuurde ons per omgaande een fax met daarop de mededeling geschreven: “Voorstel niet akkoord! Per ommegaande 2 x € 655,– overmaken op […]”. Vervolgens is dit administratief verwerkt en overgemaakt.
 
Twee andere deelnemers hadden al besloten om af te zien van de tweede reis omdat zij in deze periode niet op reis konden en hebben de restitutie geaccepteerd. De overige 11 deelnemers zijn wel akkoord gegaan met het voorstel voor de tweede reis.
 
De stelling van klager dat “VNC heeft verzuimd een passend voorstel aan te bieden ter compensatie van de niet genoten reisdagen, verblijfplaatsen en excursies” is naar onze mening zeer onterecht en volgt puur de redenering van een annuleringsverzekering indien de dekking daarvan zou gelden. Wij hebben veel meer aangeboden dan hetgeen waartoe wij conform de reisvoorwaarden verplichten waren en daarvoor hadden wij enige waardering en zeker geen klacht verwacht.
 
Overigens ontvingen wij vanuit de groep na afloop van de reis daarvoor wel die waardering; men schreef ons onder andere: “Wij willen dan ook niet nalaten de heer Van Galen te bedanken voor het feit, dat hij ons in staat heeft gesteld onze eerder afgebroken reis alsnog tegen gunstige voorwaarden af te maken en mevrouw Van den Heuvel voor de wijze waarop zij deze tweede reis inhoud heeft weten te geven”.
 
Dat klager besloot ons aanbod niet te accepteren is zijn eigen keuze. Niettemin is gezien de omstandigheden hij door ons meer dan adequaat gecompenseerd met de door hem ontvangen restitutie.
 
Dat hij niet in staat bleek om middels de annuleringsverzekering een vergoeding te krijgen, valt buiten onze competentie en verantwoordelijkheid. Noch over de correspondentie daarover noch over de stelling dat hij de voorwaarden niet zou hebben ontvangen, willen wij ons uitlaten. Wij hebben begrepen dat klager zelf een hypotheken en verzekeringen professional is en deze verzekering was immers geen onderdeel van de reisovereenkomst met ons.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De commissie onderschrijft in grote lijnen het standpunt van de reisorganisator. Ter zitting is voldoende duidelijk geworden dat de reisorganisator de reis niet langer kon uitvoeren als gepland en dat ook het ontwerpen van een alternatief plan niet tot de mogelijkheden behoorde, omdat de situatie in China constant aan veranderingen onderhevig was. Naar het oordeel van de commissie heeft de reisorganisator in deze overmachtsituatie op goede gronden beslist de reis af te breken. Of en in hoeverre de groep anders besloten had, kan daarom buiten beschouwing blijven. Onder de gegeven omstandigheden acht de commissie de aangeboden restitutie een voldoende compensatie. De commissie ziet geen aanleiding aan klager een hogere vergoeding toe te kennen.
 
De commissie acht het aanbod dat de reisorganisator heeft gedaan ter oplossing van de op zichzelf terechte klacht, voordat het geschil bij de commissie aanhangig is gemaakt, redelijk. Klager is ten onrechte niet op dit aanbod ingegaan. Omdat dit aanbod reeds voor het aanhangig maken van het geschil bij de commissie is gedaan, is de klacht ingevolge het reglement van de commissie in die zin derhalve ongegrond.
De reisorganisator is echter gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, nu de commissie dit een redelijke oplossing van het geschil acht.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
 
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
De reisorganisator is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, indien en voorzover daaraan nog niet is voldaan.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 24 november 2003.