Commissie: Reizen
Categorie: Zorgvuldigheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI07-0936
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 14 april 2007 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een vliegreis voor 2 personen naar Corfu (Griekenland) met verblijf in een hotel op basis van logies met ontbijt voor de periode van 4 juni 2007 t/m 11 juni 2007 voor de som van € 1.050,–. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt. Na afloop van de reis kregen we een brief van de reisorganisator inzake ons gedrag tijdens de vakantie op Corfu. Deze (veroordelende) brief is gebaseerd geweest op het reisverslag van onze reisleider. Naar onze kant van het verhaal is niet gevraagd. Het verhaal van de reisleider is erg eenzijdig en sterk in ons nadeel. De reisorganisator neemt zijn verhaal volledig over. Na enige briefwisseling hebben we verzocht om een inhoudelijk reactie, maar die hebben we niet gekregen. Graag ontvangen wij van de reisorganisator een inhoudelijke reactie, alsmede excuses. Wij hebben een fijne vakantie gehad op Corfu, maar door deze nasleep houden we er een rotgevoel aan over. Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt. Na afloop van de onderhavige reis ontvingen wij van onze reisleider bericht dat klager en haar reisgenote gedrag hadden vertoond wat ongepast is binnen de kaders van ons bedrijf als christelijke reisorganisatie. Dit wangedrag uitte zich in het feit dat beide dames ten overstaan van andere deelnemers en de reisleider zich ontdeden van hun rok en in slip zijn gaan paaldansen. Wij hebben daarom beiden in een brief gewaarschuwd dat dergelijk gedrag op onze groepsreizen ongepast en onwenselijk is, en daarom in de toekomst niet opnieuw geaccepteerd kan worden. Andere deelnemers nemen hier aanstoot aan vanwege hun christelijke geloofsovertuiging. In haar reactie stelt klager dat wij niet correct gehandeld hebben. De reden waarom wij geen hoor/wederhoor hebben toegepast, is omdat wij meenden dat dit subjectieve onderwerp zich niet leende voor een discussie over morele kaders. Wij onderkennen echter dat als wij in een eerder stadium wel de dialoog hadden gezocht met klager en haar reisgenote, dit mogelijk niet tot een officieel geschil had hoeven leiden. Wij betreuren daarom, met de kennis van nu, dat wij dit hebben verzuimd. Daarvoor bieden wij zowel klager, haar reisgenote als de commissie onze verontschuldigingen aan. Beoordeling van het geschil De commissie heeft als volgt overwogen. Na terugkomst van vakantie werden klager en haar reisgenote geconfronteerd met een brief waarin melding werd gemaakt van gedrag van hun kant dat aanstootgevend zou zijn geweest voor andere deelnemers aan de groepsreis. De brief met deze aantijgingen moest als een waarschuwing worden beschouwd, aldus de reisorganisator. Klager en haar reisgenote hebben aangevoerd dat zij – gelet op de gedane beschuldigingen en het vermelden van pertinente onjuistheden – gehoord hadden willen worden, teneinde hun kant van het verhaal te vertellen. Ter zitting hebben klager en haar reisgenote overigens desgevraagd aangegeven dat het hun niet te doen is om een financiële vergoeding, maar veel meer om eerherstel, daar de betreffende reisleider en zij gemeenschappelijke kennissen hebben en zij vrezen dat hun goede naam en eer door dit voorval wordt aangetast in hun gemeenschappelijke leefomgeving. De reisorganisator heeft in zijn brief aan de commissie meegedeeld dat hij er om hem moverende redenen vanaf heeft gezien om toepassing te geven aan het beginsel van hoor/wederhoor. Wel heeft hij in die brief zijn excuses aangeboden. Gelet op de inhoud van de brief, waarvan niet is komen vast te staan dat het een juiste weergave is van hetgeen er werkelijk is gebeurd, had het naar het oordeel van de commissie zonder meer op de weg van de reisorganisator gelegen om ook klager en haar reisgenote te horen over hetgeen er zou zijn voorgevallen. Door zich te verlaten op het verhaal van de reisleider en de inhoud daarvan niet te verifiëren, heeft de reisorganisator veel te lichtvaardig de gewraakte brief aan klager en haar reisgenote verzonden. Voorstelbaar is dat zij deze brief als smaad hebben ervaren, zoals ter zitting door hen is aangegeven. Dat de reisorganisator zijn excuses heeft aangeboden, overigens voor het eerst in zijn brief aan de commissie, doet hier niet aan af. Op grond van het voorgaande zal de klacht gegrond worden verklaard. Ingevolge het reglement van de commissie dient de reisorganisator aan de commissie de hierna te noemen bijdrage in de kosten van de behandeling van het geschil te voldoen. Derhalve wordt beslist als volgt. Beslissing De commissie verklaart de klacht gegrond. De reisorganisator dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie een bedrag verschuldigd van € 125,– als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 13 december 2007.