Commissie: Reizen
Categorie: Vervoer
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REI03-2404
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 26 juli 2003 via een boekingskantoor met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich heeft verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Bodrum in Turkije met verblijf in Club Amarissa op basis van all inclusive, gedurende de periode van 2 tot en met 16 augustus 2003, voor de som van € 1.594,–.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.
De hoofdklacht is dat we onze koffers zijn kwijtgeraakt tijdens de busreis van het vliegveld naar de verschillende hotels. Deze busreis werd uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de reisorganisator. De koffers waren in de bus gezet.
Het gevolg was vakantiebederf veroorzaakt door: het alleen bezig zijn met de koffers, de vraag of ze nog zouden worden gevonden, aangifte doen, andere kleding kopen, emotioneel van slag zijn. Mijn vriendin wilde meteen terug naar Nederland. Ze was erg gehecht aan de inhoud van de koffer. Uiteindelijk zijn we vier dagen eerder naar huis gereisd.
Daarnaast heeft het ons gestoord dat zowel de hostess als de reisorganisator vanaf het begin te weinig inlevingsvermogen hebben getoond en dat de toezegging van de hostess dat de vier dagen dat wij eerder zijn vertrokken zouden worden vergoed door de reisorganisator, niet is waargemaakt.
Wij hebben extra kosten moeten maken voor telefoongesprekken met de verzekeraar en voor de aanschaf van nieuwe kleding en medicijnen. De reisverzekeraar heeft hiervan een gedeelte vergoed.
Klager verlangt vergoeding van de volledige reissom, ten bedrage van € 1.594,–.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
Alvorens inhoudelijk op het dossier te reageren verzoeken wij de commissie de klacht niet ontvankelijk te verklaren. Los van het feit dat onze organisatie conform de ANVR Reisvoorwaarden niet verantwoordelijk kan worden gehouden indien er recht bestaat op schadevergoeding via een reis- en/of annuleringsverzekering merken wij op dat klager geen informatie dan wel correspondentie met de verzekeringsmaatschappij heeft bijgevoegd. Ons inziens is dit van wezenlijk belang teneinde inzicht te krijgen in de reeds verkregen vergoeding(en) en de motivatie van de verzekeringsmaatschappij.
Onze organisatie belooft geen kofferservice bij de door klager geboekte reis. Voorts blijkt uit de verklaring die door klager op de bestemming is ondertekend dat klager zelf heeft gezien dat de bagage in de bus is geplaatst. Bij aankomst bij de accommodatie is echter gebleken dat de bagage niet meer in de bus aanwezig was. Klager heeft hiervan melding gemaakt bij de reisleiding ter plaatse die hierop op correcte wijze heeft gereageerd door samen met klager aangifte te doen bij de politie. Onze hostess heeft alle handelingen uitgevoerd die men op basis van de verplichte hulp en bijstand mocht verwachten.
Voorts hebben wij in het dossier geen verklaringen of bewijzen kunnen terugvinden waaruit blijkt dat klager, zoals de ANVR Reisvoorwaarden voorschrijven, voldaan heeft aan zijn plicht de schade te beperken.
Wij zijn van mening dat de hostess in deze correct actie heeft ondernomen en dat onze organisatie geen verwijtbaar gedrag valt aan te rekenen. Er bestaat immers een kans op diefstal. Hiervoor is onze organisatie echter niet verantwoordelijk.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
In artikel 14 lid 1 van de ANR Reisvoorwaarden wordt, voorzover hier van belang, bepaald dat de reisorganisator geen aansprakelijkheid aanvaardt voor schade waarvoor aanspraak bestaat op vergoeding uit hoofde van een reis- en/of annuleringsverzekering.
De commissie stelt evenwel vast dat klager van de reisorganisator geen vergoeding verlangt voor de ten gevolge van het zoekraken van de bagage geleden materiële schade, welke kennelijk in voldoende mate werd vergoed door de reisverzekeraar, maar een vergoeding verlangt voor gederfd vakantiegenot.
De vraag is of de reisorganisator in het onderhavige geval verantwoordelijk kan worden gehouden voor het veilige vervoer van de bagage tijdens de transfer van de luchthaven naar het hotel. Nu de transfer onderdeel uitmaakt van de reisovereenkomst is de commissie van oordeel dat de reisorganisator in beginsel verantwoordelijk is voor het veilige vervoer van de bagage.
Vervolgens is het de vraag in hoeverre klager ten gevolge van het zoekraken van de bagage gederfd vakantiegenot op de reisorganisator kan verhalen. De commissie acht het zeer aannemelijk dat het verlies van alle bagage enige negatieve invloed kan hebben op de vakantiebeleving. Echter op de gedupeerden rust ook wel degelijk de plicht de schade zoveel mogelijk te beperken. Dat wil in dit geval zeggen dat klager en zijn reisgenote na te zijn bekomen van de eerste schrik en het afwikkelen van de aangifte bij de politie, onverwijld (op kosten van de reisverzekering) de benodigde kleding en toiletartikelen hadden kunnen aanschaffen en alsnog van de vakantie hadden kunnen genieten. Gezien het feit dat de reisverzekering voorzag in de vervanging van hetgeen verloren was gegaan ziet de commissie niet in dat het voortzetten van de vakantie niet mogelijk was en dat het noodzakelijk was eerder naar huis te reizen. Mede gelet op het feit dat de hostess klager en zijn reisgenote naar het oordeel van de commissie in voldoende mate de benodigde hulp en bijstand heeft geboden ziet de commissie geen grond voor een vergoeding in geld.
Betreffende de vergoeding voor de niet genoten laatste vier dagen merkt de commissie tenslotte op dat de toezegging door de hostess niet door de reisorganisator wordt bevestigd en dat klager het bestaan van de toezegging van de hostess op geen enkele wijze heeft kunnen bewijzen. Bovendien heeft de reisorganisator aangegeven dat de accommodatieverschaffer het volledige verblijf aan de reisorganisator in rekening heeft gebracht en heeft klager niet aangetoond dat dit niet het geval is (artikel 9 lid 3 van de ANVR Reisvoorwaarden). De commissie ziet derhalve evenmin reden om een vergoeding toe te kennen voor het niet genoten deel van de vakantie.
Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 23 maart 2004.