Commissie: Reizen
Categorie: Informatie schriftelijk
Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
106827
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 10 augustus 2016 met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een rondreis voor 2 personen door Japan met verblijf in hotels op basis van logies of volpension, voor de periode van 19 september 2016 tot en met 9 oktober 2016 voor de som van € 16.150,–.
Klager heeft op 19 oktober 2016 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.
Standpunt van klager
Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.
Aangezien wij niet in het bezit waren van een internationaal rijbewijs konden wij geen gebruik maken van de gereserveerde huurauto vanaf 22 september 2016. Weliswaar stond in de offerte dat er een internationaal rijbewijs voor Japan nodig is, maar in geen enkel ander document stond dit aangegeven.
De reisorganisator heeft de extra gemaakte kosten vergoed, maar het is redelijk dat deze ook twee reisdagen aan ons terugbetaalt voor het door toedoen van de reisorganisator ontstane ongerief.
Klager verlangt een redelijke vergoeding in de vorm van uitbetaling van twee reisdagen.
Standpunt van de reisorganisator
Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.
Ons bedrijf is van oordeel dat het de eigen verantwoordelijkheid is van klager om voor de juiste documenten te zorgen. Desondanks zijn aan klager alle door hem gemaakte extra kosten vergoed.
Terugbetaling van twee vakantiedagen vinden wij echter buitenproportioneel en zien daartoe dan ook geen aanleiding.
Voor een volledig en gedetailleerd verweer van de reisorganisator wordt verwezen naar diens schrijven aan de geschillencommissie d.d. 24 januari 2017.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op grond van artikel 6, lid 3 van de hier van toepassing zijnde ANVR-Boekingsvoorwaarden, voor zover hier van belang, is een reiziger zelf verantwoordelijk voor het bij zich hebben van de benodigde documenten, zoals een rijbewijs.
Voorts is in artikel 6, lid 4 van genoemde voorwaarden expliciet aangegeven dat indien de reiziger de reis niet (geheel) kan maken wegens het ontbreken van enig geldig document, zulks met alle daaraan verbonden gevolgen, voor rekening van de reiziger komt, tenzij de reisagent heeft toegezegd voor dat document te zullen zorgen en het ontbreken daarvan hem kan worden toegerekend of de reisagent tekort is geschoten in zijn informatieplicht.
De feiten wijzen uit dat klager in Japan geen gebruik heeft kunnen maken van de door hem als onderdeel van de reis geboekte huurauto wegens het niet in bezit zijn van een internationaal rijbewijs.
Klager stelt dat hij vergoeding van alle extra gemaakte kosten door de reisorganisator niet voldoende vindt, maar vordert ook de vergoeding van 2 reisdagen vanwege ondervonden ongerief.
De reisorganisator heeft aangegeven dat nu hij al de extra gemaakte kosten heeft vergoed dit voldoende acht. Dit temeer daar klager zelf verantwoordelijkheid draagt voor het bij zich hebben van de juiste documenten.
De commissie is met de reisorganisator tot de conclusie gekomen dat een reiziger in principe zelf verantwoordelijk is voor het bij zich hebben van de juiste documenten.
Voorts staat het vast dat de reisorganisator in ieder geval bij de uitgebrachte offerte heeft aangegeven dat voor het besturen van een auto in Japan een internationaal rijbewijs verlangd wordt.
Het moge dan zo zijn dat de reisorganisator deze mededeling nog een keer had mogen herhalen voor alle zekerheid. Wat hier ook van zij, de reisorganisator heeft zich mede verantwoordelijk gevoeld voor het ongerief van klager en is overgegaan tot volledige vergoeding van de extra gemaakte kosten.
Gelet op al hetgeen hier tevoren is overwogen, de aangehaalde artikelleden van de Boekingsvoorwaarden in aanmerking genomen, is de commissie van oordeel dat de reisorganisator ten opzichte van klager alleszins redelijk heeft gehandeld. De commissie vermag dan ook niet in te zien dat de reisorganisator gehouden zou zijn om over te gaan tot vergoeding van twee vakantiedagen. Dit temeer daar ook klager zich niet kan vrijpleiten van de op zijn reis ontstane situatie met betrekking tot de afwezigheid van een voor het besturen van een auto in Japan geldig document.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Hetgeen door klager naar voren is gebracht ter verdediging van zijn standpunt kan dit niet anders maken.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door klager verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 22 februari 2017.