Relatie cliënte en advocaat raakte verstoord, oorzaak ligt bij beide partijen

De Geschillencommissie




Commissie: Advocatuur    Categorie: Dienstverlening / Wanprestatie    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 196362/196671

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Cliënte klaagt over de dienstverlening van de advocaat. De klacht ziet onder meer op de weigering van de advocaat om de inhoudelijke aanpak en strategie met cliënte te bespreken. De consument verlangt creditering van een deel van de factuur van de advocaat. De commissie komt niet tot de conclusie dat de kwaliteit van de dienstverlening onvoldoende zou zijn. Voor wat betreft de verstoorde relatie tussen partijen, is de commissie van oordeel dat beide partijen hierin een rol hebben gespeeld. Overigens is de commissie van oordeel dat de advocaat cliënte had moeten wijzen op de mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand. Echter, de commissie kent geen vergoeding toe, omdat niet is gebleken dat cliënte daadwerkelijk recht had op gefinancierde rechtsbijstand. De klacht van cliënte is ongegrond. De vordering van de advocaat wordt toegewezen, zij het dat de buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023 te Utrecht. Verschenen zijn: de heer [naam advocaat] (de advocaat), mevrouw [naam medewerker] (credit management bij de advocaat), de heer [naam zoon] (zoon van de cliënte) en de heer [adviseur] (adviseur van de cliënte). Partijen hebben via een digitale verbinding aan de zitting deelgenomen en hun standpunt toegelicht

Onderwerp van het geschil
Zowel de cliënte als de advocaat hebben een geschil bij de commissie aanhangig gemaakt. Het door de cliënte aanhangig gemaakte geschil betreft in de kern de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat. Het door de advocaat aanhangig gemaakte geschil betreft het door de cliënte onbetaald laten van zijn declaratie.

De cliënte heeft een bedrag van € 6.560,71 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder het document van 1 maart 2023 waarin de klacht van de consument is geherformuleerd. In de kern komt het standpunt van de cliënte op het volgende neer.

De cliënte is niet tevreden over de kwaliteit van de dienstverlening van de advocaat. De advocaat heeft niet de zorgvuldigheid in acht genomen, die gelet op het bijzondere karakter van de relatie tussen advocaat en cliënte van hem mocht worden verwacht. Met name:
a. weigert de advocaat desgevraagd met zijn cliënte over de inhoudelijk aanpak en strategie en mogelijk te boeken resultaten te bespreken en kiest een koers zonder de cliënte daarin te kennen en vermijdt ieder gesprek daarover met de enkele mededeling dat ze hem maar moet vertrouwen omdat hij veel ervaring heeft;
b. benadeelt de advocaat zijn cliënte met onnodige kosten door niet te kiezen voor een doelmatige aanpak en geen volledig gebruik te maken van voorzieningen die de cliënte met dat doel had verzorgd;
c. benadeelt de advocaat zijn cliënte door enkel machinaal te koersen op het doorlopen van een rechtszaak, zonder enige actie richting het navorsen van wat de eisen van wederpartij nu werkelijk zijn, mogelijkheden om tot afspraken met de wederpartij te komen, enige benadering van de wederpartij of verkenning daartoe, waardoor de vreemde situatie ontstond dat de rechter opdracht gaf te doen wat de advocaat om hem moverende redenen niet nodig vond;
d. pleegt de advocaat geen afstemming over opmerkingen op zijn concept conclusie van antwoord en gewijzigde stukken indient zonder deze in die versie door de cliënte te hebben laten lezen;
e. benadeelt de advocaat de cliënte met zijn bij de rechter ingediende stukken die (wat in de voortzetting van de zaak is gebleken) het belang van zijn cliënt niet hebben behartigt;
f. negeert de advocaat de inhoudelijke zorgen van de cliënte in plaats daarvan enkel wenst te communiceren over betaling van zijn declaratie en aan de zorgen van de cliënt daarenboven een ultimatum voor betaling toevoegt en daarmee de behandeling van de rechtszaak voor zijn cliënt bewust op scherp zet.

De advocaat heeft een behandeling (zonder tegenvordering) gekozen die de cliënte bij voorbaat financieel nadeel zou brengen, waarbij zijn eigen factuur daar een aanzienlijk deel van de te lijden schade vormt, zonder enig uitzicht te geven in de mogelijkheid en haalbaarheid van het schadeloos geraken van de cliënte, op welke wijze dan ook. Cliënte heeft gaandeweg het vertrouwen in de advocaat verloren. Ook heeft de advocaat de rechtsbijstand tussentijds beëindigd op grond van enkel een niet betaalde factuur. Dit is in de onderhavige context geen gewichtige reden daar hij dit zelf heeft veroorzaakt en bestaande zorgen bij cliënte eenvoudig had kunnen wegnemen. Tot slot heeft de advocaat niet voldaan aan zijn informatieplicht. Hij heeft de cliënte niet volledig, althans onvoldoende, op de hoogte gebracht van belangrijke informatie, feiten en afspraken en zijn belangrijke informatie en afspraken niet schriftelijk aan cliënte bevestigd. Zo heeft de advocaat voor aanvang en gedurende het proces niet voor cliënte kenbaar onderzocht of er termen zijn om te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, dan wel cliënte schriftelijk geïnformeerd waarom zijns inziens geen gronden aanwezig zijn om aan te nemen dat zij niet daarvoor in aanmerking zou komen. Ook heeft de advocaat cliënte niet vooraf concreet geïnformeerd over een mogelijk in het vooruitzicht te stellen resultaat of te verkiezen positie, dan wel het beoogde eindresultaat waar alle inspanningen van de advocaat in de rechtszaak toe zouden moeten leiden. Nu ligt er een vonnis met onveranderde onduidelijkheid, waarbij cliënte onnodig enkel heeft moeten inleveren. De cliënte stelt schade te hebben geleden als gevolg van de wijze waarop de advocaat de zaak heeft behandeld.

De cliënte verzoekt de commissie om, voor zover hier van belang, te oordelen dat de kosten voor het honorarium van de advocaat niet voor haar rekening komen en opdracht te geven tot terugbetaling aan cliënte van door haar in depot geplaatste gelden (€ 6.560,71), crediteren van de factuur door de advocaat en terugbetaling van reeds aan de advocaat betaalde bedragen (o.a. voorschot ad € 5.000,00 + betaling
€ 500,00), minus de in de declaraties gerekende kantoorkosten (€ 934,20) en verschotten (€ 1.301,00), een en ander zoals door uw commissie te vast te stellen.

Standpunt van de advocaat
Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De advocaat heeft overeenkomstig de tussen partijen gemaakte afspraken de verrichte werkzaamheden in rekening gebracht bij cliënte onder toezending van een specificatie van de verrichte werkzaamheden. De advocaat heeft cliënte voor de verrichte werkzaamheden facturen toegestuurd, ten bedrage van in totaal € 14.774,71, waarvan thans nog een bedrag van € 6.560,71 open staat. Het standpunt van de cliënte dat de declaratie veel hoger is dan verwacht, is onjuist. De begroting voorafgaand aan de zaak komt overeen met de uitgevoerde werkzaamheden welke in rekening zijn gebracht. De cliënte is vooraf uitgebreid geïnformeerd over de kosten, alsook over het verloop van de procedure. Er is een duidelijke kostenindicatie gegeven, waarbij deze indicatie is gedaan op basis van de stukken die cliënte aan de advocaat heeft overgelegd.

De advocaat stelt zich op het standpunt dat de cliënte altijd vooraf op de hoogte is gesteld omtrent de stappen die door hem zijn genomen. Zij had de mogelijkheid om vooraf te reageren en alle stukken zijn met de goedkeuring van de cliënte naar de rechter verzonden. Het door de cliënte nu ingenomen standpunt dat zij een reconventionele vordering zou hebben, die door de advocaat niet is ingesteld, is volledig onjuist. In het conceptverweer van cliënte wordt helemaal niets aangevoerd van een vordering op de wederpartij. Alleen uit een berekening die door de advocaat in de conceptconclusie wordt gedaan, bleek dat de cliënte te veel zou hebben betaald, nu een betaling van een van haar klanten niet heeft plaatsgevonden. Van een daadwerkelijke opeisbare vordering was geen sprake. De vergoeding van de vermeende kosten van de adviseurs van de cliënte was volledig uit de lucht gegrepen en kon niet worden opgeëist. Voorts stelt de advocaat dat de redenen waarom hij zich heeft teruggetrokken zijn gelegen in de onheuse bejegening, bestaande uit intimiderend taalgebruik, het niet voelen van vertrouwen in hem als advocaat om op zijn juridische en strategische koers te varen, alsmede het niet betalen van de rekeningen.

Tot slot gaat de advocaat in de op verwijten die door de cliënte zijn gedaan. Voor het aanbrengen van de zaak was er geen mogelijkheid om met de wederpartij overleg te voeren. Cliënte kwam immers op een zo korte termijn met de zaak bij de advocaat dat een overleg tussen partijen voor het indienen van de conclusie van antwoord bij de rechter niet meer mogelijk was. Tijdens een mondelinge behandeling is het standaard dat partijen de gang op worden gestuurd om een minnelijke schikking te bereiken. Dit is immers een van de doelen van een mondelinge behandeling. Overigens heeft de cliënte op geen enkel moment aan de advocaat de instructie gegeven om een schikkingspoging met de wederpartij te ondernemen. De advocaat heeft geen contact gezocht met de heer [adviseur cliënte], omdat zijn rol voor hem niet helemaal duidelijk was. Daarnaast had de heer [adviseur cliënte] ook geen ervaring met het voeren van procedures op het gebied van het intellectueel eigendomsrecht. Daarbij geldt ook dat de cliënte – indien dit voor haar zo belangrijk was – een contact tussen de advocaat en de heer [adviseur cliënte] had kunnen opzetten. De advocaat heeft de opmerkingen van de heer [adviseur cliënte] ontvangen en doorgenomen. Daarom rijst ook de vraag of een contact met de heer [adviseur cliënte] een toevoeging zou zijn geweest aan de conclusie van antwoord. Dit lijkt niet het geval. Bovendien zouden daarbij nog hogere kosten voor de cliënte zijn ontstaan. Er is voldoende overleg geweest tussen de advocaat en de cliënte. Zij heeft voor het indienen van de conclusie van antwoord zowel een algemene inschatting van de zaak ontvangen alsook de concept conclusie van antwoord. Voor het indienen van de conclusie van antwoord is door de cliënte niet aangegeven dat de advocaat voor een andere, niet met haar afgestemde aanpak heeft gekozen. De verwijten worden voor het eerst aangevoerd nadat de cliënte had gemerkt dat zij verplicht was de factuur te betalen. Ook zijn de verwijten over de kwaliteit nooit aan de advocaat medegedeeld. Het instellen van een eis in reconventie was weliswaar mogelijk, maar gezien de stukken was het niet aannemelijk dat een rechter een dergelijke vordering zou toewijzen. Cliënte heeft nooit bezwaren tegen de hoogte alsook de specificatie van de factuur gemaakt. Regelmatig werd aan de advocaat geschreven dat het goed zou komen met de factuur. Ondanks vele toezeggingen van de cliënte heeft zij nooit een concreet voorstel gedaan om deze zaak op te lossen. In plaats van een oplossing is de cliënte begonnen verwijten en dreigementen uit te spreken. Dit was de reden voor de advocaat om de samenwerking te beëindigen. Door het terugtrekken van de advocaat als advocaat van de cliënte heeft deze ook geen schade geleden. Na het terugtrekken heeft de cliënte inmiddels twee nieuwe advocaten aangesteld, de advocaat die de zaak van de advocaat heeft overgenomen heeft zich ook teruggetrokken. De advocaat heeft het dossier persoonlijk aan de nieuwe advocaat afgegeven. Daarmee was voldoende tijd om zich op de zaak voor te bereiden en de cliënt in rechte te vertegenwoordigen.

De advocaat verzoekt de commissie te bepalen dat de cliënte het openstaande bedrag van € 6.560,71 moet betalen. De wettelijke rente bedraagt op het moment van indiening van de onderhavige vordering in totaal een bedrag van € 93,01. Voorts vordert de advocaat een bedrag van € 656,07 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarnaast vordert de advocaat de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over € 656,07 (de buitengerechtelijke incassokosten) vanaf de dagtekening van 7 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. Tot slot vordert de advocaat een veroordeling van de cliënte in de kosten van deze procedure.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie beslist naar redelijkheid en billijkheid met inachtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij zij als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat is gehandeld zoals mag worden verwacht van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.

De commissie constateert dat de kern van de klacht van de cliënte is dat het gedeclareerde bedrag van € 6.560,71 dat bij de commissie is gedeponeerd buitenproportioneel is, gelet op de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat die te wensen overlaat.

Op basis van de overgelegde stukken acht de commissie voldoende aannemelijk dat de advocaat overeenkomstig de opdracht werkzaamheden heeft verricht en daarvoor declaraties heeft verzonden. De commissie stelt vast dat de advocaat in de opdrachtbevestiging van 12 januari 2022 expliciet heeft vermeld dat de werkzaamheden worden verricht op basis van het overeengekomen uurtarief van € 275,–, te vermeerderen met 6% kantoorkosten en BTW.

In weerwil van het door de cliënte gestelde en op grond van de overgelegde stukken kan naar het oordeel van de commissie niet de conclusie worden getrokken dat bij de uitvoering van de opdracht door de advocaat fouten zijn gemaakt of dat de kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen onvoldoende is geweest. De commissie leidt uit de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht af dat naar aanleiding van de concept conclusie van antwoord de communicatie tussen de advocaat enerzijds en de cliënte en haar adviseurs anderzijds verstoord is geraakt, maar beide partijen hebben daarin een rol gespeeld. Er was kennelijk sprake van verschillende verwachtingen, waarbij de insteek van de advocaat kennelijk een andere is geweest dan die van de cliënte. Weliswaar had de advocaat de door hem gekozen strategie wellicht beter aan de cliënte kunnen uitleggen, maar de cliënte had op haar beurt de advocaat op een volgens de cliënte verkeerde strategie, kunnen aanspreken. Dit is door de cliënte, die werd bijgestaan door verschillende adviseurs, nagelaten.

De advocaat heeft de klachten van de cliënte met betrekking tot het niet instellen van een reconventionele vordering inhoudelijk gemotiveerd weersproken. De commissie vindt de uitleg van de advocaat begrijpelijk en is daarom van oordeel dat de advocaat door het niet instellen van een reconventionele vordering niet heeft gehandeld in strijd met wat van een redelijk en vakbekwaam advocaat mag worden verwacht.

De cliënte heeft haar klacht dat zij niet is gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand weliswaar laat in de procedure ingebracht (bij herformulering van de klacht op 1 maart 2023) maar daarmee nog niet te laat. De advocaat heeft immers ruimschoots de gelegenheid daarop ter zitting te reageren. Dat heeft de advocaat niet gedaan. Uit de opdrachtbevestiging blijkt ook niet dat tussen partijen gesproken is over de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.

Door de cliënte niet te wijzen op de eventuele mogelijkheden van gefinancierde rechtsbijstand heeft de advocaat in strijd gehandeld met wat van een redelijk en vakbekwaam advocaat mag worden verwacht. In zoverre valt de advocaat dan ook een verwijt te maken. De commissie is echter gelet op de omstandigheid dat niet is gebleken dat de cliënte voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam en dus ook niet dat zij hierdoor schade heeft geleden van oordeel dat dit verwijt te gering is voor een gedeeltelijke gegrondverklaring van de klacht van de cliënte.

De commissie is tevens van oordeel dat de advocaat gelet op het onbetaald blijven van zijn declaratie en de inhoud van berichten van de cliënte zelf als van een van haar adviseurs heeft mogen besluiten de opdracht te beëindigen en dat hij dat op een (voldoende) zorgvuldige wijze heeft gedaan.

De commissie stelt voorts vast dat het kantoor de werkzaamheden heeft gedeclareerd tegen het afgesproken tarief. De cliënte heeft de in geschil zijnde declaratie niet inhoudelijk betwist; zij heeft ook geen concrete bezwaren geuit tegen de gefactureerde werkzaamheden. De commissie zelf heeft ook geen tekortkomingen in het factuurgedrag van het kantoor kunnen ontdekken. De commissie acht het gefactureerde bedrag gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden ook niet bovenmatig.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de conclusie kan worden getrokken dat de advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Nu de commissie gelet daarop van oordeel is dat de klacht van de cliënte ongegrond is, bestaat geen grond tot toekenning van de door de cliënte verzochte schadevergoeding, zodat deze dient te worden afgewezen.

Het vorenstaande brengt met zich mee dat de cliënte de openstaande declaratie van de advocaat zal dienen te voldoen. De buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd tot € 150,–.

Voorts zal de cliënte als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van deze procedure, die worden vastgesteld op € 90,75 van het door de Stichting Geschillencommissie voor Consumentenzaken (SGC) vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de commissie.

Hetgeen partijen ieder voor zich verder nog naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking, nu dat niet tot een ander oordeel kan leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van de cliënte ongegrond en de klacht van de advocaat gegrond;
– bepaalt dat de cliënte het openstaande bedrag van € 6.560,71 aan het kantoor dient te betalen en dat in verband daarmee het door de cliënte in depot gestorte bedrag dan ook aan de advocaat zal worden overgemaakt;
– bepaalt dat de buitengerechtelijke incassokosten worden gematigd tot € 150,–;
– veroordeelt cliënte tot betaling aan de advocaat van de kosten van deze procedure, welke worden begroot op € 90,75;
– wijst het meer of anders verzochte af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Advocatuur, bestaande uit de heer mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mevrouw mr. H.M.J. van den Hurk, de heer H.W. Zuur, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. I. van der Kamp, secretaris, op 14 april 2023.