Schade aan de inboedel ontstaan tijdens de opslagperioden; geen sprake van droge opslagplaats

  • Home >>
  • Verhuizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Verhuizen    Categorie: Bewaarneming    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 54003

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 11 augustus 2009 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het uitvoeren van een verhuizing en het opslaan van een inboedel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 195,– per maand. Het uitvoeren van de verhuizing vond plaats op 27 januari 2010 en het opslaan van de goederen vond plaats van 27 augustus 2009 tot 26 januari 2010.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer wil geen aansprakelijkheid erkennen voor de gemaakte kosten aan de inboedel en geen vergoeding uitbetalen voor de gemaakte kosten in verband met de door de ondernemer veroorzaakte schade aan de inboedel. De afwikkeling van de schade heeft, in tegenstelling tot de verwachtingen bij [de eerste contacten], onnodig lang geduurd en is als zeer onprettig ervaren. Bij aflevering van de inboedel bleek dat een groot deel ervan aan de zijdeuren van de container nat en beschimmeld was. Een deel was vastgevroren aan de zijwand. Volgens de verhuizers is de schade waarschijnlijk ontstaan door lekkage aan de zijdeuren doordat de container waarschijnlijk een dag of langer buiten heeft gestaan in de sneeuw. Op de dag van de verhuizing is met de ondernemer gebeld en [de ondernemer] heeft aangegeven dat het materiaal dat direct nodig was op nieuwe aangeschaft kon worden en dat een schadeformulier zou worden toegezonden. Er is [een schade-expert] door de ondernemer ingeschakeld en die heeft de waarde van de inboedel op € 1.321,– vastgesteld. De ondernemer heeft daarna het bericht gegeven dat de verzekeringsmaatschappij de schade heeft afgewezen omdat door de consument geen verzekering is afgesloten voor de inboedel tijdens de opslagperiode.   De consument verlangt dat de ondernemer aansprakelijkheid erkent voor de schade aan de inboedel en een bedrag van € 1.321,– betaalt, verhoogd met de wettelijke rente over de periode die de afwikkeling van de schade heeft geduurd alsmede excuses voor het onnodig lang ophouden van de afwikkeling van de schade.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 19 september 2009 heeft de consument een opslagformulier ingevuld waarin zij aangaf geen gebruik te willen maken van de uitgebreide brand- en diefstalverzekering. Tevens stond op elke opslagnota dat de inboedel tijdens de opslagperiode niet bij de ondernemer verzekerd was en dat de consument dit in eigen beheer had. De consument kan de ondernemer niet aansprakelijk stellen voor de veroorzaakte schade omdat zij er zelf voor gekozen heeft haar inboedel niet via de ondernemer te verzekeren.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Dat schade aan de inboedel is ontstaan tijdens de opslagperioden en dat die schade vast te stellen is op een bedrag van € 1.321,– is tussen partijen niet in geschil. De schade is kennelijk ontstaan tijdens een periode dat de container buiten heeft gestaan. Dat is niet weersproken en is ook aan te nemen omdat er anders geen verklaring is voor de sneeuw/smeltwater en het bevroren zijn van een deel van de inboedel. Partijen zijn overeengekomen dat een droge opslagplaats zou worden geboden en kennelijk heeft de ondernemer daaraan niet voldaan. Dat is hem te verwijten en hij is daarvoor jegens de consument aansprakelijk. Dat de brand- en diefstalverzekering niet is afgesloten bij de ondernemer kan hem niet van die aansprakelijkheid ontslaan, al was het maar omdat geen sprake is van brand en/of diefstal. Voorts kan de houding van de verzekeringsmaatschappij al niet door de ondernemer worden overgenomen, zoals hij kennelijk doet, aangezien er immers geen verzekering met die maatschappij is afgesloten. Er was daarom geen reden om met de schadeafwikkeling daarop te wachten.   De klacht is daarom gegrond en de gevraagde vergoeding dient de ondernemer te voldoen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 1.321,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 januari 2010.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 200,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Verhuizen op 24 mei 2011.