Commissie: Energie
Categorie: Ondeugdelijke levering
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
44832
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de vergoeding van schade aan de pomp van zijn vloerverwarmingsinstallatie ontstaan door een onderbreking van de levering van elektriciteit. De consument heeft op 13 januari 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In de nacht van 18 op 19 december 2009 heeft zich een stroomonderbreking voorgedaan in de omgeving van de woning van de consument. Als gevolg daarvan is de pomp van de vloerverwarming in het bijgebouw van de consument vastgelopen. De kosten van herstel bedroegen € 312,73. Hij heeft de schade geclaimd bij de ondernemer die op zijn beurt verwijst naar de landelijke netbeheerder, die op zijn beurt weer het causale verband betwist tussen de schade en de stroomonderbreking. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De pomp is niet meer op gang gekomen nadat de stroom weer op gang was gekomen. De pomp heeft goed gefunctioneerd tot de stroomonderbreking en daarmee is het causale verband een gegeven. De reparateur heeft kalk verwijderd uit de pomp, waarna die weer naar behoren functioneerde. Er is waarschijnlijk sprake geweest van kalkafzetting toen de pomp niet werkte. Hij heeft een overeenkomst met de ondernemer en vindt dat hij die kan aanspreken. In de brief van 9 maart 2010 van de ondernemer wordt dat standpunt van de consument bevestigd. Daarin schrijft de ondernemer dat hij in opdracht van de landelijke netbeheerder de klacht in behandeling neemt. Uit de brief van de ondernemer van 7 juni 2010 is op te maken dat de ondernemer de landelijk netbeheerder vertegenwoordigt. De consument verlangt erkenning van de aansprakelijkheid en betaling van € 312,73. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft de ondernemer aangesproken tot betaling van zijn schade en de ondernemer heeft die aanspraak voor zich zelf en voor de landelijke netbeheerder afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband tussen de stroomonderbreking en de schade aan een enkel apparaat in de installatie van de consument. Het landelijk net is in de nacht van 18 op 19 december 2009 getroffen door een defect op het onderstation Tiel als gevolg waarvan een onderbreking in het transport naar het net van de ondernemer is opgetreden. Voor de ondernemer is sprake van overmacht. De oorzaak van de stroomonderbreking is gelegen in het landelijke net en wellicht verwijtbaar aan de landelijknetbeheerder. De ondernemer heeft de klacht van de consument doorgeleid naar de landelijk netbeheerder om de klacht met zo min mogelijk tussenstappen te kunnen behandelen. Vervolgens heeft de ondernemer op verzoek van de landelijk netbeheerder het standpunt van de landelijk netbeheerder aan de consument bericht. De landelijk netbeheerder heeft overigens zijn eigen beoordeling gemaakt van de klacht. De ondernemer is niet gemachtigd op te treden namens de landelijk netbeheerder en de gestelde aansprakelijkheid verder af te handelen. De landelijk netbeheerder stelt zich op het standpunt dat er bij de stroomonderbreking geen situatie heeft voorgedaan van overspanning op het hoogspanningsnet en zowel voorafgaand aan als na herstel van de stroomonderbreking is de consument een spanning van 230 V aangeboden. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Opvallend is dat er geen elektrische apparaten defect zijn geraakt. Kennelijk is de oorzaak van de schade gelegen in het ontbreken van spanning. Er is weliswaar in de communicatie naar voren gebracht dat de ondernemer de zaken van de landelijk netbeheerder heeft behartigd, maar dat staat een verwijzing naar die netbeheerder niet in de weg. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie stelt voorop dat zij met de consument van oordeel is dat de ondernemer onduidelijkheid heeft doen ontstaan over de hoedanigheid waarin hij het standpunt van de landelijk netbeheerder heeft verwoord. De vraag of de ondernemer kan worden aangesproken voor de schade hoeft verder geen beantwoording, nu de commissie van oordeel is dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de stroom onderbreking en de schade aan de pomp van de consument. In dit verband dient verder vermelding dat naar het oordeel van de commissie als uitgangspunt heeft te gelden dat er bij het ontwerpen van een apparaat als de pomp tot op zekere hoogte rekening mee wordt gehouden dat zich spanningsfluctuaties kunnen voordoen. Het moet er daarom in beginsel voor worden gehouden dat een dergelijk apparaat in staat is om spanningsfluctuaties op te vangen, die niet hoger zijn dan de toegestane marges. Naar het oordeel van de commissie is aannemelijk dat er zich rond de stroomonderbreking en het weer inschakelen van de stroom fluctuaties hebben voorgedaan die de toegestane marges hebben overtroffen. De commissie heeft geen reden te twijfelen aan de mededeling van de ondernemer dat daarbij geen sprake is geweest van een overspanningssituatie. Naar het zich laat aanzien heeft de kalkafzetting in de pomp het weer opstarten van die pomp bemoeilijkt. Dat die kalkafzetting het gevolg is geweest van de stroomonderbreking is weliswaar aangevoerd door de consument, maar door deze niet met feiten en omstandigheden onderbouwd terwijl dat ook overigens niet aannemelijk is geworden. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 24 januari 2011.