Schade door stroomonderbreking; geen grond voor immateriële schadevergoeding.

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Schade    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: ENE06-1387

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil heeft betrekking op schade door stroomonderbreking.
 
Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
1. Na werkzaamheden door de ondernemer waarbij twee maal de elektriciteitslevering langdurig onderbroken is geweest, was er diverse apparatuur defect (na de eerste onderbreking werkte alles nog prima). Het betrof: cv-ketel, koelkast, wasmachine, diepvrieskast, twee telefoons en twee halogeenlampen.
2. Doordat onder andere de cv-ketel zodanig defect was dat reparatie niet direct kon plaatsvinden en de lage temperatuur die op dat moment heerste was het noodzakelijk om noodverwarmingen te huren om het enigszins aangenaam te maken qua temperatuur.
3. 3 maart 2006 was de 45e trouwdag van het echtpaar ### die op die avond in kleine familiekring gevierd zou worden en op 5 maart 2006 in iets bredere familiekring. Door het ontbreken van elektriciteit op 3 maart 2006 en door onder andere de (nog) defecte cv-ketel op 5 maart 2006 is op beide data noodgedwongen uitgeweken naar alternatieve locaties, hetgeen een flinke domper op de feestvreugde zette. Gezien de leeftijd van het echtpaar heeft dit alles hen dan ook zeer aangegrepen.
4. De reactie van de ondernemer, die ruim 6 weken op zich liet wachten, was een ontkenning van de aansprakelijkheid door de ondernemer. De defecten konden niet ontstaan zijn door de werkzaamheden. Uit "coulance" bood men echter wel € 350,– aan!
5. Er was op nog twee adressen schade door hetzelfde voorval. Deze kregen eenzelfde reaktie.
6. Als reactie op de brief van de ondernemer heb ik (de zoon van de familie ###, en vertegenwoordiger in deze) een brief terug gestuurd naar de ondernemer waarin nogmaals uitdrukkelijk de ondernemer aansprakelijk is gesteld en een schadeclaim gesteld van € 2.167,– voor de materiële schade en een claim voor immateriële schade c.q. smartengeld voor € 500,–. Totaal bedrag € 2.318,–. Deze brief is gedateerd 26 april 2006 en tot op heden is, behalve een ontvangstbevestiging, hierop nog geen enkele reactie geweest van de ondernemer.
7. Ik vind de afhandeling van de zaak door de ondernemer beneden alle peil. Mijn ouders zijn nog steeds zeer ontdaan door de gehele zaak en de behandeling die zij hierin krijgen. Daarnaast hebben zij hun (weinige) spaargeld moeten aanspreken om alle defecte apparatuur te repareren c.q. te vervangen.
 
De consument verlangt € 500,– smartengeld.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Het geschil heeft enerzijds betrekking op de handelswijze van ons na een schademelding van de familie ### en anderzijds op de hoogte van de uitkering.
 
Ten aanzien van het eerste punt ben ik de mening toegedaan dat onze reacties te lang op zich hebben laten wachten en dat de hele afwikkeling zeker niet de schoonheidsprijs verdient. Vaststaat dat er werkzaamheden aan het elektriciteitsnet hebben plaatsgevonden in de directe omgeving van het perceel van de familie ###. Hierbij is de spanning tot tweemaal toe onderbroken. Normaliter heeft dit geen gevolgen voor de aanwezige apparatuur in de percelen die op de bewuste kabel zijn aangesloten.
 
In dit geval werden wij echter door een drietal bewoners van het ### aansprakelijk gesteld voor de schade aan diverse apparaten. Aangezien er volgens onze monteurs geen schakelfouten of andere problemen waren ontstaan bij het inschakelen van de spanning, hebben wij in eerste instantie besloten om de gedupeerde klanten uit coulance een bedrag van € 350,– toe te kennen.
Vervolgens hebben wij op basis van voortschrijdend inzicht en intensief contact met de familie ### besloten om de volledige schade te vergoeden op basis van de dagwaarde. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een uitkering van € 1.519,16. Ten aanzien van de immateriële schade stellen wij ons op het standpunt dat op grond van de Algemene Voorwaarden aansluiting en transport van elektrische energie voor kleinverbruikers, vergoeding van immateriële schade is uitgesloten (nota bene volgens de wet kan vergoeding van immateriële schade alleen bij lichamelijk letsel, indien de benadeelde is aangetast in eer en goede naam of op andere wijze in zijn persoon is aangetast). Tevens is in genoemde voorwaarden de uitkering van schade ongeacht de omvang gemaximeerd tot een bedrag van € 1.400,–. Aangezien in onderhavige kwestie reeds een uitkering is gedaan van ruim € 1.500,– zien wij geen aanleiding om een additionele uitkering te doen.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De commissie stelt vast dat inmiddels materiële schade tussen partijen geen geschilpunt meer is en dat slechts behoeft te worden beslist met betrekking tot de gevraagde immateriële schadevergoeding. De commissie is het met de ondernemer eens dat de wet voor deze claim geen goede grondslag biedt. Hoezeer de commissie, maar ook de ondernemer, ongerief van de consument betreuren, naar het oordeel van de commissie kan dit niet leiden tot een extra financiële compensatie.
 
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 26 september 2006.