Schadevergoeding afhankelijk van de uitkomst van de verificatieprocedure; niet aannemelijk dat de verificatieprocedure zou hebben geleid tot het toekennen van een schadevergoeding

  • Home >>
  • Post >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Post    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 65730

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de verzending van een poststuk.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument stelt dat hij op 25 november 2011 een door hem verkocht lepeltje met een waarde van $ 242,50 als aangetekend pakket verzonden heeft aan de koper in [het buitenland]. Het pakket is bij de geadresseerde afgeleverd, maar de inhoud (het lepeltje) was niet in het pakket aanwezig. PostNL heeft pas anderhalve maand na terugbetaling van de koopsom aan de koper kenbaar gemaakt dat een proces-verbaal opgemaakt zou moeten worden en dat er anders geen recht zou zijn op schadevergoeding. De geadresseerde had op dat moment echter al zijn koopsom terugontvangen en heeft dus geen enkel belang meer bij het opmaken van een proces-verbaal.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De consument neemt het chronologisch overzicht dat zich bij de stukken bevindt door. De commissie verwijst voor wat betreft dit gedeelte naar de gedingstukken. In aanvulling hierop geeft hij aan dat de koper hem op 15 december 2011 heeft medegedeeld dat het lepeltje ontbrak. De koper heeft ook gezegd dat het er op leek alsof er ander tape om het pakket zat. De beslissing om het aankoopbedrag en de verzendkosten aan de koper terug te betalen is genomen door Paypal. Dat is niet tegen te houden. Pas op 8 februari 2012, derhalve ruim anderhalve maand na de eerste melding van vermissing, heeft PostNL voor het eerst aangegeven dat er een proces-verbaal opgemaakt moest worden. In de algemene voorwaarden staat niets over het moeten laten opmaken van een proces-verbaal. PostNL had dit eerder moeten en ook eerder kunnen aangeven, bijvoorbeeld in het navraag formulier pakketzendingen. Dit formulier heb ik op 16 december 2011 van PostNL ontvangen. Ik heb de koper twee keer gevraagd een proces-verbaal op te laten maken, maar die heeft dat geweigerd. Zowel de koper als ik hebben bij e-bay een 100% betrouwbaarheidsrating. Het pakketje is op 12 december 2011 afgeleverd. De koper heeft mij gezegd dat hij het pakketje op het postkantoor heeft geopend.   De consument verlangt een schadevergoeding van PostNL van € 205,60, alsmede verontschuldigingen.   Standpunt van PostNL   Het standpunt van PostNL luidt in hoofdzaak als volgt.   De geadresseerde heeft voor de aflevering in ongeschonden staat getekend en geen voorbehoud gemaakt. De geadresseerde heeft zich nimmer tot [de buitenlandse postservice] gewend met de klacht dat de inhoud van het ontvangen pakket ontbrak. De consument is op 8 februari 2012 erop gewezen dat hij alleen dan een schadevergoeding voor de ontbreken van de inhoud kon krijgen als de geadresseerde alsnog een proces-verbaal van ontbreken van de inhoud bij [de buitenlandse postservice] liet opmaken. Op grond van het bepaalde in artikel 22 lid 1.4 van het Wereldpostverdrag dient de verificatie van de ontbreken van de inhoud ‘zo spoedig mogelijk’ plaats te vinden.   Ter zitting heeft PostNL verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Indien het pakketje op het postkantoor is opengemaakt, zoals de koper volgens de consument heeft gezegd, dan zou er bij ontbreken van de inhoud een proces-verbaal zijn opgemaakt. Naar aanleiding van een telefonisch melding van ontbreken van de inhoud wordt er geen informatie verstrekt met betrekking tot de verdere procedure. Postzendingen als de onderhavige worden uit o.a. veiligheidsoverwegingen door de douane van het ontvangende land geopend. Dit verklaart het tape dat om de postzending heeft gezeten.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Anders dan de ondernemer is de commissie van oordeel dat PostNL ook in geval telefonische meldingen van vermissing van de inhoud van een postpakket informatie met betrekking tot de verdere procedure kan en zou moeten geven. Indien voor het indienen van een schadeclaim een proces-verbaal vereist is, kan dat op dat moment ook aan de consument worden medegedeeld. Bovendien zou de ondernemer het vereiste van een proces-verbaal ook op eenvoudige wijze kunnen mededelen door dit te vermelden op het navraag formulier pakketzendingen. Vanzelfsprekend kan de ondernemer in dit stadium geen enkele uitspraak doen omtrent de uiteindelijke beslissing op het verzoek om schadevergoeding, maar dat wordt ook niet van de ondernemer gevraagd.   De vaststelling dat de ondernemer de consument eerder had kunnen en had moeten informeren, betekent echter nog niet dat het verzoek van de consument moet worden toegewezen. Immers, of het verzoek om schadevergoeding wordt toegewezen is afhankelijk van de uitkomst van de verificatieprocedure, die begint met eerdergenoemd proces-verbaal. Nu deze procedure niet gevolgd is, zal de commissie een inschatting moeten maken van de uitkomst van deze verificatieprocedure.   Uit de overgelegde stukken blijkt dat het pakket op 12 december 2011 bij de geadresseerde is afgeleverd. Dit strookt met de eigen verklaring van de consument, die ook heeft verklaard dat de geadresseerde het pakket op het postkantoor in ontvangst heeft genomen en daar ook heeft geopend. Tevens staat vast dat de geadresseerde heeft getekend voor de ontvangst in ongeschonden staat van het pakket.   De commissie acht het niet aannemelijk dat de geadresseerde het pakket op het postkantoor heeft geopend en toen niet onmiddellijk zou hebben gemeld dat de inhoud van het poststuk niet was aangetroffen. Zou de geadresseerde dit wel hebben gedaan, dan zou overeenkomstig de hiervoor geldende voorschriften een proces-verbaal zijn opgemaakt. Kennelijk heeft de geadresseerde de vermissing van de inhoud niet gemeld, waarvoor geen aanvaardbare verklaring is gegeven. De commissie zet ook vraagtekens bij het feit dat de geadresseerde de consument pas drie dagen later informeert over het ontbreken van de inhoud van het pakket.   Op grond van het vorenstaande acht de commissie het niet aannemelijk dat de verificatieprocedure zou hebben geleid tot het toekennen van een schadevergoeding aan de consument.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Post op 18 april 2012.