Scheuren in gietvloer wegens scheuren in ondervloer te wijten aan ondernemer

  • Home >>
  • Afbouw >>
De Geschillencommissie




Commissie: Afbouw    Categorie: (non)conformiteit    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 123305/131952

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagt over scheuren die in het jaar na de oplevering in de gietvloer zijn ontstaan. De vloer voldoet volgens consument niet aan de eisen die verwacht had mogen worden. De ondernemer legt uit dat de werkzaamheden op de juiste manier zijn uitgevoerd. Daarnaast heeft de ondernemer de consument erop gewezen dat adervorming ten gevolge van de scheurvorming uit de ondergrond niet onder de garantie valt. De deskundige heeft technisch geoordeeld dat er sprake is van ernstige en opvallende problemen. De commissie oordeelt dat de ondernemer verantwoordelijk is als de vloer gelegd wordt terwijl sprake is van zichtbare gebreken aan de ondervloer. De ondernemer had de vloer niet mogen aanbrengen voordat de scheuren in de ondervloer waren behandeld. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 2 april 2020 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en aanbrengen van een gietvloer op de benedenverdieping van de woning van de consument tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 10.300,–.

De levering vond plaats in of omstreeks september 2020.

Het geschil betreft de vraag of de aangebrachte vloer voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Nog geen jaar na het aanbrengen van de gietvloer vertoonde de vloer aders / scheuren. De aders zijn in verloop van de tijd blijven toenemen.
De vloer voldoet niet aan hetgeen de consument mocht verwachten.

Volgens de bouwer van de woning zijn de klachten aan de ondernemer te wijten.

De vloerafwerking in de woning is in 2020 gemaakt. Toen de consument de vloerafwerking aankocht, werd hem aangegeven dat deze 10-15 jaar mee zou kunnen.

De woning is opgeleverd medio juni 2020. De vloerverwarming heeft een opstookprotocol doorlopen. Het duurde lang voordat de vloer voor de ondernemer droog genoeg was om met het werk te beginnen. Er zijn lang bouwdrogers toegepast, tot juist voordat de vloer aangebracht is. De ondernemer is meteen na verwijdering van de bouwdrogers begonnen met aanbrengen van de vloer.

De consument heeft niet gezien dat de voor aanvang van het werk aanwezige scheuren gerepareerd zijn.
Volgens de ondernemer was er een kleine kans dat de scheuren ten gevolge van het opstookprotocol zichtbaar zouden worden in de vloerafwerking.

In de algemene voorwaarden geeft de ondernemer aan niet verantwoordelijk te zijn voor scheurvorming door de ondergrond. Volgens de consument hebben het geforceerde snelle drogen en het kort daarna afwerken de scheuren voor een belangrijk deel veroorzaakt.

Er hebben een aantal weken drie bouwdrogers staan drogen en daardoor is de temperatuur flink opgekrikt naar zo’n 350 C. Voor aanvang van het werk is geventileerd, om de binnentemperatuur naar beneden te brengen. De gemiddelde buitentemperatuur lag in die periode tussen de 24 en 28 0C.

Er is in totaal wel meer dan 3 dagen gewerkt als je vochtgehalte metingen in de voorbereidingen meetelt, echter niet met het plaatsen van de vloer zelf.

De deskundige heeft de schade beoordeeld als ‘ernstig en opvallend’.

Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De begeleiding van de ondernemer bij het maken van keuzes en vooraf aan de uitvoering was onvoldoende. De consument is niet gewezen op het onthechtingsrisico.

De vloer is in drie dagen gelegd. De consument heeft het werk elke dag gevolgd, en er is niet meer dan drie dagen aan gewerkt.

De consument verlangt schadeloos gesteld te worden door volledige terugbetaling van de prijs van de vloerafwerking, dan wel vergoeding van de kosten voor het verwijderen en plaatsen van een nieuwe vloer en plinten op de benedenverdieping.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Het werk is in een zomerperiode uitgevoerd, dus het kan zijn dat de omgevingstemperatuur hoger dan 180 C lag maar dit heeft verder geen nadelige invloed op de werkzaamheden gehad. De ondernemer heeft geadviseerd om ruim van tevoren de verwarming lager te zetten zodat de vloertemperatuur acceptabel is. Dus er is niet binnen 24 uur begonnen na het drogen van de vloer.

De werkzaamheden zijn in een werkweek verricht en de werkzaamheden hebben vier dagen in beslag genomen. Er is nog een extra onderlaag toegepast zoals op de factuur van de onderaannemer te zien is, dus dit kan onmogelijk in drie dagen aangebracht zijn.

Daarnaast blijkt uit de factuur van de onderaannemer dat er 17 ml scheur is dichtgezet. Dit is niet aan de consument gefactureerd, uit coulance, maar het is daadwerkelijk uitgevoerd. De aanname door de deskundige dat dit niet gedaan zal zijn is dus onjuist.

De ondernemer heeft diverse keren in een zeer beknopte opdrachtbevestiging ervoor gewaarschuwd dat adervorming ten gevolge van scheurvorming uit de ondergrond niet onder garantie valt. Daarnaast heeft de ondernemer als specialist een meldingsplicht dat als er tijdens de werkopname scheuren in de dekvloer zitten dit een risico is. Dit is netjes naar de consument gemaild, gedocumenteerd met foto’s. De scheuren zijn dichtgezet, zoals blijkt uit de factuur d.d. 24 augustus 2020.

De ondernemer is het dan ook niet eens met de deskundige. De ondernemer betreurt het ook dat hij door omstandigheden niet bij de opname kon zijn. Er is een eenzijdig beeld ontstaan, wat niet strookt met de werkelijkheid.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De vloer is niet in drie dagen gemaakt, maar in vijf dagen. De temperatuur was geen probleem, de vloer kon probleemloos op de ondervloer worden aangebracht.
De scheuren zijn gesignaleerd en op de juiste wijze voorbereid. Dat blijkt uit de factuur die de ondernemer daarvoor heeft ontvangen.

Deskundigenrapport
De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld.

In de vloerafwerking van de consument zijn een aantal zeer duidelijk aanwezige opbollingen zichtbaar, die op grond van hun patroon zijn toe te schrijven aan zetting in de constructievloer. De meest ernstige scheurlijnen zijn rechtlijnig en corresponderen ook qua ligging redelijk met de te verwachten aansluitnaden van bijvoorbeeld kanaalplaten. In minder opvallende mate zijn meer wilde aders zichtbaar. Deze zouden het gevolg kunnen zijn van scheuren ten gevolge van drogingskrimp in de dekvloer alsook thermische spanning door overmatige opwarming en vochtonttrekking uit de dekvloer.

De ondernemer geeft in haar schriftelijke reactie aan dat er bij werkopname op een paar plaatsen sprake was van scheurvorming in de dekvloer en daarvoor consument te hebben gewaarschuwd. Ook wordt aangegeven dat doortekenen daarvan in de overeenkomst van garantie wordt uitgesloten. Verdere informatie omtrent hetgeen al dan niet werd uitgevoerd is niet verstrekt.

Het schadebeeld lijkt goed te corresponderen met hetgeen consument heeft medegedeeld. Er is sprake van enkele zeer ernstige aders op kennelijke plaatnaden van de constructievloer en er is in diverse richtingen sprake van fijnere aders ten gevolge van drogingskrimp en thermische wisseling. Als de dekvloer gedurende zeer lange tijd is opgewarmd en door bouwdrogers is gedroogd ligt het in de rede dat daardoor meer scheuren zijn ontstaan dan voorheen het geval was en dat bestaande scheuren in ernst zijn toegenomen. Door het opwarmen zijn bestaande scheuren dichtgedrukt, tot aan het moment van afkoeling en er zijn nieuwe scheuren gevormd (door geforceerde droging), die bij afkoeling ook breder zullen zijn geworden.

Het binnen 24 uur aanbrengen van een vloerafwerking op een dekvloer die gedurende meerdere weken aan een beduidend hogere luchttemperatuur dan 21°C is blootgesteld is uiterst risicovol ten aanzien van te verwachten werking in gevormde scheuren. Bij een uitvoeringstijd van drie dagen voor het hele vloersysteem ligt het niet in de rede dat adequaat scheurherstel heeft plaatsgevonden. Dat was bovendien niet in de overeenkomst begrepen en is, voor zover dat door de deskundige kon worden nagegaan, ook niet door ondernemer aan consument in rekening gebracht. Het ligt voor de hand dat dergelijk herstel dus niet is uitgevoerd. Als de scheuren zodanig waren hersteld dat de scheuren weer volledig gevuld waren geraakt met een materiaal dat tenminste zo sterk was als de dekvloer en de vloer eerst de gelegenheid zou hebben gekregen om op een normale gebruikstemperatuur (ca 23-26°C) te komen zou adervorming zich niet in de aangetroffen mate hebben hoeven voordoen.
Zowel de handelingen van ondernemer als het niet uitvoeren van adequaat scheurherstel is hier de reden van ruimschoots bovenmatige adervorming.

Naar het vaktechnisch oordeel van de deskundige is de omvang van de problemen ernstig en opvallend.
Herstel is technisch mogelijk. Het volgende dient te gebeuren:
• Verwijderen opgebolde delen gietvloer waar nodig.
• Open zagen aders teneinde de scheuren alsnog te kunnen vullen met een epoxy injectiehars op basis van de ‘gietgeulmethode’.
• Vervolgens de gietvloer aanvullen, de reparatielijnen vlak schuren met de omliggende oorspronkelijke gietvloer en het gehele vloeroppervlak vervolgens voorzien van een laag gietvloer, circa 2mm (1-3mm) dik.

Bij normaal gebruik van de kamerthermostaat en een zo volledig mogelijke vulling van de voormalige scheuren is daarna de kans op nieuwe aders gering, zeker niet groter dan op grond van de overeenkomst verwacht mocht worden.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft gerapporteerd dat sprake is van ernstige en opvallende problemen.

De ondernemer is niet verantwoordelijk voor problemen die het gevolg zijn van defecten aan de ondervloer. De ondernemer is er echter wel verantwoordelijk voor als de vloer gelegd wordt terwijl sprake is van zichtbare gebreken aan de ondervloer. Daardoor kunnen immers in een later stadium problemen met de vloer niet uitblijven.

Uit de rapportage van de deskundige is voor de commissie voldoende aannemelijk geworden dat de ondernemer de vloer heeft aangebracht, dan wel heeft laten aanbrengen, terwijl er voor de ondernemer als professional aanleiding was om tenminste te moeten twijfelen aan de kwaliteit van de ondervloer. In dat geval had de ondernemer de vloer niet mogen aanbrengen voordat de scheuren in de ondervloer voldoende waren behandeld. Volgens de deskundige is de bovenmatige adervorming terug te voeren op handelingen van de ondernemer en het niet adequaat uitvoeren van scheurherstel.

Dat de onderaannemer van de ondernemer het scheurherstel wel aan de ondernemer gefactureerd heeft, is daarbij dan onvoldoende om aan te nemen dat het ook daadwerkelijk is uitgevoerd.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De consument heeft terugbetaling van de prijs van de vloer gevraagd. De commissie is van oordeel dat dit in de gegeven situatie redelijk is.

De commissie zal daarom de overeenkomst ontbinden. Daarbij is het wegnemen van de aanwezige vloer niet aan de orde.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De overeenkomst d.d. 2 april 2020 wordt ontbonden verklaard.

Op grond daarvan betaalt de ondernemer aan de consument € 10.300,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 127,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, mr. B.C. Westenbroek en mr. C.R.J.M. den Hartog-Kaaij, leden, op 31 januari 2022.