Schikking ter zitting.

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Zitting    Jaartal: 2009
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REC06-0152

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de verkoop van het chalet van de consument door de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Wat betreft de bevoegdheid van de commissie merkt de consument het volgende op: het geschil vloeit voort uit de verkoop van het chalet door de consument aan een huurkoper met bemiddeling van de ondernemer. De consument meent dan ook dat de commissie bevoegd is deze klacht in behandeling te nemen. De consument huurde vanaf 2001 een standplaats bij de ondernemer waarop een chalet is geplaatst. Op 16 augustus 2003 droeg de consument haar chalet met bemiddeling van de ondernemer in huurkoop over aan de heer “naam”, hierna te noemen: de huurkoper. De ondernemer heeft hiervoor € 1.200,– bemiddelingskosten in rekening gebracht. In de huurkoopovereenkomst die door de zoon van de ondernemer voor haar werd opgesteld, wordt bepaald dat de eigendom van het chalet bij de consument rust totdat de volledige koopsom zal zijn voldaan. Voorts wordt in het huurkoopcontract geregeld dat tot dat moment het staangeld en het energieverbruik voor rekening van de consument komen. Bovendien moest de consument het chalet verzekerd houden. De huurkoper bleef in gebreke met het betalen van de laatste termijn van € 5.000,– die op 15 januari 2005 had moeten worden voldaan. De consument ontdekte dat haar chalet vanaf die datum werd bewoond door een derde. De ondernemer gaf te kennen deze derde niet als huurder van de standplaats te accepteren. Daarom stelde de ondernemer de consument voor dat zij haar eigendom zou overdragen aan de huurkoper voor het symbolische bedrag van € 1,– waarna de ondernemer het chalet van de derde zou kunnen kopen. De zoon van de ondernemer stelde op 1 februari 2005 een intentieverklaring op die door de consument werd ondertekend. Over kwijtschelding van de schuld van € 5.000,– werd niet gesproken. De consument verkeerde in de veronderstelling dat de ondernemer een regeling zou treffen voor de betaling van dit bedrag. De ondernemer wilde daarop energiekosten en de huursom voor 2005 in mindering brengen. Over de vordering van de ondernemer bestond geen overeenstemming. De eigendomsoverdracht aan de huurkoper heeft nooit plaatsgevonden. De consument heeft vele malen bij de ondernemer geïnformeerd hoe het nu verder ging, maar kreeg geen duidelijk antwoord. Zij kwam vaak op de camping omdat zij daar vrienden heeft. De consument merkte dat de ondernemer haar chalet had verhuurd zonder haar toestemming. Vervolgens ontdekte de consument dat de ondernemer, vermoedelijk in juli 2005, haar chalet had verkocht aan een derde. Op 18 mei 2006 heeft de raadsvrouwe van de consument de ondernemer geschreven dat de consument nog steeds eigenaar is van het chalet zodat dit niet door de ondernemer verkocht had mogen worden. De consument vroeg om verrekening van het financiële voordeel dat de ondernemer met de verkoop heeft behaald. Partijen kwamen echter niet tot overeenstemming waarna de consument een klacht heeft ingediend bij de commissie. De consument verlangt betaling van € 5.000,– en bovendien vergoeding van de advocaatkosten, de verzekeringskosten, de door de ondernemer ontvangen huurpenningen en de inboedel. Voorts verlangt de consument restitutie van de bemiddelingskosten.   Ter zitting bereikten partijen een schikking.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer is van mening dat de commissie niet bevoegd is een geschil te behandelen dat betrekking heeft op het betwisten c.q. bestaan van een geldige koopovereenkomst met betrekking tot een roerende zaak. Het geschil houdt geen enkel verband met de huur van een standplaats. Bovendien werd de huurovereenkomst met de consument in 2005 beëindigd. Wat betreft de inhoud van de klacht merkt de ondernemer het volgende op. De consument huurde sinds 2001 een standplaats bij de ondernemer. In augustus 2003 meldde de consument aan de ondernemer dat zij haar chalet wilde verkopen en een koper had gevonden. De ondernemer was er geen voorstander van dat de consument haar chalet aan deze koper zou verkopen. Ter bescherming van de consument heeft de ondernemer een huurkoopcontract opgesteld om te bereiken dat de huurkoper pas eigenaar zou worden van het chalet als alle termijnen zouden zijn afgelost. De consument zou tot dat moment huurder blijven van de standplaats en het staangeld betalen. Zoals werd gevreesd kreeg de huurkoper op een gegeven moment financiële problemen. Om zijn schuld te vereffenen droeg hij het chalet over aan een derde voor een bedrag van € 10.000,–. Deze derde zou de schuld van € 5.000,– van de huurkoper aan de consument overnemen. De ondernemer wilde echter deze derde om zakelijke redenen niet als huurder van de standplaats aanvaarden. Deze derde was toen niet meer bereid het bedrag van € 5.000,– aan de consument te betalen. De ondernemer werd daardoor de facto gedwongen het chalet te kopen voor € 10.000,–. Om dit te realiseren werd aan de consument gevraagd haar medewerking te verlenen door de handelingsonbevoegdheid van de huurkoper te repareren door de schuld van € 5.000,– kwijt te schelden en de eigendom van haar chalet over te dragen voor € 1,–. De consument heeft een handgeschreven intentieverklaring ondertekend waarin dit is vastgelegd. Uiteindelijk nam de ondernemer het chalet van de derde over voor een bedrag van € 9.000,–. De consument kon het chalet voor dat bedrag terugkopen. De consument liet echter na deze transactie niets meer van zich horen. De huurovereenkomst werd beëindigd per 1 september 2005. Om de kosten van de leegstand te dekken heeft de ondernemer het chalet verhuurd. Aangezien de consument niet meer terugkwam op het aanbod het chalet terug te kopen heeft de ondernemer het chalet verkocht. Het bevreemdt de ondernemer dat de consument na zo’n lange tijd komt met de beschuldiging dat de ondernemer zich het chalet onrechtmatig zou hebben toegeëigend. Uit de door haar ondertekende intentieverklaring blijkt impliciet dat zij instemde met de koop van haar chalet door de ondernemer. De consument heeft pas schriftelijk bij de ondernemer geklaagd via haar raadsvrouwe nadat de ondernemer het chalet had verkocht. De ondernemer verzoekt de commissie primair zich onbevoegd te verklaren en secundair de klacht ongegrond te verklaren onder toewijzing van de kosten van het verweer aan de zijde van de ondernemer.   Ter zitting bereiken partijen een schikking.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Wat betreft de bevoegdheid van de commissie: Volgens het Reglement Geschillencommissie Recreatie heeft de commissie tot taak het beslechten van geschillen voortvloeiend uit de totstandkoming of uitvoering van overeenkomsten tussen consumenten en ondernemers, lid van Recron, met betrekking tot (ondermeer) verblijfsrecreatie. De consument ging een bemiddelingsovereenkomst met de ondernemer aan terzake van de verkoop van haar chalet op de standplaats. De Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen bevatten bepalingen over de verkoop van een kampeermiddel. Dit valt dan ook onder de reikwijdte van een overeenkomst met betrekking tot verblijfsrecreatie. De commissie is van oordeel dat het geschil met de ondernemer is voortgevloeid uit de verkoop van het chalet op de standplaats en daarmee verband houdende overeenkomsten. Volgens de huurkoopovereenkomst zou de consument huurder blijven van de standplaats totdat de volledige koopsom zou zijn voldaan. Op grond van het bovenstaande meent de commissie dat zij bevoegd is dit geschil te behandelen. Uit de huurkoopovereenkomst tussen de consument en de huurkoper blijkt dat de eigendom van het chalet van de consument pas op de huurkoper zou overgaan na volledige aflossing van alle termijnen. De laatste termijn van € 5.000,– is niet door de huurkoper aan de consument betaald. Derhalve is de eigendom niet op de huurkoper overgegaan en was de consument nog steeds eigenaar van het chalet. De consument heeft echter op 2 februari 2005 een door de ondernemer opgestelde intentieverklaring ondertekend waarin wordt vermeld dat zij “heden de eigendom van haar chalet overdraagt aan de huurkoper voor één euro”. Daarna wordt vermeld: “Betaald, geleverd en overgedragen op 1 februari 2005”. De huurkoper was echter niet bij deze transactie aanwezig. De huurkoper heeft de verklaring niet ondertekend en tevens heeft hij geen betaling aan de consument gedaan. Aan deze verklaring komt dan ook geen enkel rechtsgevolg toe. Aangezien niet gebleken is dat er een herziene huurkoopovereenkomst met betrekking tot het chalet tussen de huurkoper en de consument tot stand is gekomen, heeft er dus geen eigendomsoverdracht van het chalet op de huurkoper plaatsgevonden. De commissie is derhalve van mening dat de consument nog steeds eigenaar is van het chalet. Aangezien de huurkoper geen eigenaar was, is het chalet niet in eigendom overgegaan aan de derde aan wie de huurkoper het chalet meende te hebben verkocht. Dientengevolge was deze derde op zijn beurt niet bevoegd het chalet te verkopen aan de ondernemer. De ondernemer die op de hoogte was van bovengenoemde feiten, is dus eveneens geen eigenaar geworden en was dientengevolge niet bevoegd het chalet door te verkopen. De consument zou haar eigendom kunnen opeisen bij de huidige bezitter van het chalet. Ter zitting heeft de consument echter verklaard geen behoefte meer te hebben aan het chalet en niet voornemens te zijn haar eigendom op te eisen, indien de ondernemer bereid is tot betaling van een bedrag van € 6.000,– ter tegemoetkoming in de schade die voor haar is voortgevloeid uit de huurovereenkomst van haar chalet en de onjuiste bemoeienis van de ondernemer in deze aangelegenheid. De ondernemer is op grond van deze verklaring van de consument bereid tot betaling van dit bedrag. Ter zitting hebben partijen de volgende schikking bereikt: De ondernemer betaalt binnen vier weken na de ontvangst van dit bindend advies aan de consument een bedrag van € 6.000,–. De ondernemer laat zijn vordering vallen; de consument ziet af van vorderingen op de ondernemer verband houdende met het chalet. Zodoende hebben beide partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen. De commissie zal deze schikking bindend opleggen.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt binnen vier weken na de ontvangst van dit bindend advies aan de consument een bedrag van € 6.000,–. De ondernemer laat zijn vordering op de consument terzake van energiekosten en huursom of enige andere vordering vallen; de consument ziet af van vorderingen op de ondernemer verband houdende met haar chalet.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 7 februari 2007.