Commissie: Energie
Categorie: Kosten / Depot
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ENE06-2111
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de voorschotnota voor de levering van gas en elektriciteit.
De consument heeft de klacht op 16 mei 2006 voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument ten aanzien van de depotstorting luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument is het niet eens met de vordering van de ondernemer. Hij heeft nimmer met de ondernemer een betalingsregeling getroffen; deze regeling werd volledig door de ondernemer opgelegd. De consument verlangt dan ook dat hij slechts wordt verplicht een bedrag van € 1.000,– in depot te storten.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer ten aanzien van de depotstorting luidt in hoofdzaak als volgt.
Met de consument is een betalingsregeling getroffen. De consument heeft nimmer een termijn van deze betalingsregeling voldaan, zodat deze na drie maanden is komen te vervallen. Thans bestaat een vordering van € 2.197,51. De ondernemer verzoekt depotstorting van dit bedrag alvorens het geschil in behandeling wordt genomen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het reglement van de commissie bepaalt dat de commissie, indien de consument de betaling van een goed of dienst waarover het geschil gaat achterwege heeft gelaten, in de regel zal verlangen dat de consument een bedrag ten hoogste gelijk aan het nog openstaande factuurbedrag bij haar deponeert. Dit brengt mee dat de commissie bevoegd is geheel of gedeeltelijke vrijstelling van deze verplichting te verlenen. In het onderhavige geschil heeft de consument bezwaar gemaakt tegen de verlangde depotstorting, zodat de commissie zich genoodzaakt ziet dienaangaande een beslissing te nemen.
De commissie stelt voorop dat de beslissing tot gehele of gedeeltelijke vrijstelling van depotstorting niet beoogt om vooruit te lopen op de uiteindelijke beoordeling van het geschil. De mogelijkheid dient daarentegen om het mogelijk te maken voor een consument om een procedure bij de commissie aanhangig te maken aangaande een volgens de ondernemer openstaande maar door de consument betwiste vordering, ondanks het feit dat de consument niet over voldoende financiële middelen beschikt om tot volledige depotstorting over te gaan.
De commissie acht het niet gewenst om de consument volledig vrij te stellen van de depotstorting. De commissie overweegt in dit verband dat indien de commissie de consument uiteindelijk geheel of ten dele in het ongelijk zou stellen, de consument het gehele bedrag of een deel daarvan alsnog zou moeten voldoen. De commissie acht het redelijk dat de ondernemer de zekerheid heeft dat dan in ieder geval een deel van zijn vordering ook direct kan worden geïncasseerd. Door de ondernemer is niet aangegeven op welke inhoudelijke gronden hij van mening is dat het gehele gevorderde bedrag in depot dient te worden gestort. De commissie is van oordeel dat onder deze omstandigheden het verzoek van de consument tot gedeeltelijke vrijstelling van de verplichting tot depotstorting gehonoreerd dient te worden. Zij acht in dit verband het bedrag dat door de consument wordt genoemd, redelijk. Zij bepaalt daarom dat de consument gehouden is een bedrag van € 1.000,– in depot bij de commissie te storten en dat de zaak door de commissie na ontvangst van dit bedrag in behandeling zal worden genomen.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument dient een bedrag van € 1.000,– in depot bij de commissie te storten. Na ontvangst van dit bedrag zal de zaak door de commissie in behandeling worden genomen. Indien dit bedrag niet binnen vier weken na de verzenddatum van dit bindend advies is ontvangen, wordt de consument geacht zijn klacht te hebben ingetrokken.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 27 oktober 2006.