Commissie: Reizen
Categorie: Beëindiging
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
49260
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 1 mei 2010 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis naar Moskou en St. Petersburg te Rusland voor vier personen, met verblijf in een hotel op basis van logies en ontbijt, van 14 tot en met 20 augustus 2010, voor de som van € 4.245,–. Op 13 augustus 2010 werd de reis op verzoek van klager geannuleerd. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt. Met verontrusting heeft klager in de weken voorafgaand aan de geplande reis kennis genomen van de beelden en berichten over sterke smog en luchtvervuiling in Moskou. Klager was ook verontrust omdat landen als de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk en Duitsland voor delen van Rusland, waaronder Moskou, een negatief reisadvies hadden afgegeven en omdat op de website van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken ouderen, kinderen, zwangere vrouwen en mensen met een aandoening aan de luchtwegen werd afgeraden naar Moskou te reizen. De Russische autoriteiten waarschuwden de bevolking van Moskou om binnen te blijven. De voetbalwedstrijd Rusland-Bulgarije, die op 11 augustus 2010 in Moskou zou worden gespeeld, werd vanwege de ongezonde situatie verplaatst naar St. Petersburg. De reisorganisator liet evenwel op 10 augustus 2010 per e-mail weten dat de reis vooralsnog zou doorgaan, en heeft daarmee zijn verantwoordelijkheid voor de gezondheid van zijn cliënten niet onderkend. Omdat klager en zijn reisgenoten behoren tot de door het Ministerie van Buitenlandse Zaken genoemde groep ouderen, en één van hen een aandoening aan de luchtwegen heeft, hebben zij de reisorganisator op 13 augustus 2010 verzocht hen in de gelegenheid te stellen om de reis op een zodanig tijdstip te maken dat de situatie in Moskou niet langer een bedreiging voor de gezondheid zou vormen, en indien dit niet mogelijk zou zijn, op grond van artikel 7:503 lid 3 BW de betaalde reissom terug te betalen. Zonder in te gaan op het verzoek de reis om te boeken heeft de reisorganisator daarop de reis geannuleerd en € 3.823,– annuleringskosten in rekening gebracht. De reisorganisator heeft geen van de door klager aangedragen argumenten weerlegd en heeft zich uitsluitend gebaseerd op de berichten van instellingen die een commercieel belang hadden bij het doorgaan van de reis. Aan de adviezen van onafhankelijke instanties en berichtgeving in de media is volledig voorbijgegaan. Ter zitting heeft klager nog verklaard dat het hem bijzonder heeft gestoord dat de reisorganisator niet het initiatief heeft genomen om de reizigers over de situatie in Moskou te informeren. Klager heeft zelf contact moeten opnemen en ook daarna heeft de reisorganisator onvoldoende gedaan om klager te informeren. Voorts bleek uit televisiebeelden dat de situatie op 15 augustus 2010 nog steeds verontrustend was. Klager verlangt restitutie van de volledige reissom, € 4.245,–. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt. Hoewel de omstandigheden niet ideaal waren, werd door geen van de relevante organisaties een juridisch verplichtende richtlijn uitgevaardigd met een negatief reisadvies. Ook werd op basis van informatie verkregen via binnen- en buitenlandse organisaties duidelijk dat het verantwoord was de reis te laten doorgaan. Bovendien waren de vooruitzichten verbeterd. Uiteindelijk heeft de groep de reis volledig volgens het gepubliceerde programma kunnen uitvoeren, evenals diverse andere groepen die ten tijde van de bosbranden in Moskou verbleven. De reisorganisator stelt zich op een serieuze en grondige wijze te hebben verdiept in de situatie ter plaatse, door regelmatig verschillende weerstations te raadplegen. Daarnaast is intensief contact onderhouden met de volgende instanties: de voorlichtingsdienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Nederlandse ambassade in Moskou, de eigen gidsen in Moskou, touroperator Intourist in Moskou, Cruisecompany Orthodox in Moskou, Peter d’Hamecourt, het Calamiteitenfonds, de ANVR, KLM/Swiss/Lufthansa, Europeesche Verzekeringen. De reisorganisator is van mening naar eer en geweten, en zich bewust van zijn verantwoordelijkheid, te hebben gehandeld. Klager heeft de reis geannuleerd op basis van de geldende annuleringsvoorwaarden en de reisorganisator acht zich niet verplicht de schade op zich te nemen. Ter zitting heeft de reisorganisator benadrukt dat de situatie vervelend was, maar dat uit nauwe contacten met instanties waar onder de Nederlandse ambassade in Moskou bleek dat de reis, met enige aanpassing, zonder enig gevaar doorgang kon vinden. Op 10 augustus was volgens een bericht in het Algemeen Dagblad de lucht boven Moskou nagenoeg schoon en op 13 augustus was er voor het eerst weer regen. Voorts was er geen dekkingsbeperking ingesteld door het Calamiteitenfonds en lieten de ANVR en het Ministerie van Buitenlandse Zaken de beslissing over aan de reisorganisatoren. Gezien de berichten die de reisorganisator van de Nederlandse ambassade in Moskou ontving vindt de reisorganisator het onbegrijpelijk dat het reisadvies op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet werd aangepast. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. In verband met de destijds in de media gedocumenteerde en op de website van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (hierna: het ministerie) beschreven zeer slechte luchtkwaliteit (smog) in Moskou als gevolg van in de omgeving woedende bos- en veenbranden heeft klager de reis geannuleerd en daarmee de reisovereenkomst met de reisorganisator opgezegd. In geschil is de vraag wie de kosten van deze annulering dient te dragen. Van belang in dit kader is het bepaalde in artikel 7:503 BW, een wettelijke regeling van dwingend recht, en de uitspraak van het Gerechtshof in Arnhem (hierna: het hof) van 18 mei 2010. Artikel 7:503 BW 1. De reiziger kan de reisovereenkomst te allen tijde met onmiddellijke ingang opzeggen. 2. Indien de reiziger opzegt wegens een aan hem toe te rekenen omstandigheid, vergoedt de reiziger de reisorganisator de schade die deze ten gevolge van de opzegging lijdt. De schadevergoeding bedraagt ten hoogste eenmaal de reissom. 3. Indien de reiziger opzegt wegens een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid, heeft hij recht op teruggave of kwijtschelding van de reissom of, indien de reis reeds ten dele is genoten, een evenredig deel daarvan. De wetgever heeft bewust gekozen voor een voor de reiziger gunstiger positie en heeft het risico in bepaalde gevallen van “overmacht” bij de reisorganisator neergelegd. Voor de beoordeling of er sprake is van een opzegging wegens een niet aan de reiziger toe te rekenen omstandigheid, moeten volgens het hof alle aangevoerde en juist bevonden omstandigheden, tezamen en in onderling verband beschouwd, in aanmerking worden genomen. Klager stelt dat hij, op basis van de door het ministerie en in de media gegeven informatie, de reis heeft geannuleerd wegens een niet aan hem toe te rekenen omstandigheid, namelijk de gezondheidsbedreigende milieuomstandigheden op de bestemming. De reisorganisator stelt dat de omstandigheden niet ideaal waren, maar dat er zijnerzijds geen redenen waren om de reis te annuleren; er was geen dekkingsbeperking ingesteld door het Calamiteitenfonds en op basis van de informatie van met name genoemde binnen- en buitenlandse organisaties was de reisorganisator van oordeel dat het verantwoord was de reis te laten doorgaan. De commissie overweegt dat het Calamiteitenfonds noch voorafgaand aan het vertrek, noch gedurende de geplande vakantie een dekkingsbeperking heeft ingesteld. De kosten van de annulering worden derhalve niet door het Calamiteitenfonds vergoed. Voor zover de reisorganisator zich erop beroept dat slechts kosteloos geannuleerd had kunnen worden indien het Calamiteitenfonds een dekkingsbeperking had ingesteld, wijst de commissie erop dat het hof in de genoemde uitspraak heeft geoordeeld dat dit een ongeoorloofde beperking inhoudt van de wettelijke aansprakelijkheid van de reisorganisator, in strijd met artikel 7:503 jo 7:513 BW. Uit door klager overgelegde krantenknipsels en uit het door de reisorganisator geciteerde reisadvies van het ministerie van 10 augustus 2010 om 13.00 uur, blijkt dat Moskou in de periode voorafgaand aan het geplande vertrek op 14 augustus, last had van zeer sterke smog en aanzienlijke luchtvervuiling. Het ministerie vermeldde in het reisadvies van 10 augustus dat de smog en luchtvervuiling gevaarlijk konden zijn voor de gezondheid van met name kwetsbare groepen (kinderen, ouderen, zwangere vrouwen en mensen met aandoeningen aan de luchtwegen) en voorts dat de Russische autoriteiten de bevolking van Moskou waarschuwden om binnen te blijven en dat de situatie op zijn minst nog een week zou duren en, afhankelijk van toe- of afname van de bos- en turfbranden en windrichting, nog erger kon worden. Hoewel de reisorganisator in een e-mail van zaterdag 14 augustus aan klager meldde dat de situatie vanaf de maandag daarvoor aanzienlijk was verbeterd, zich daarbij naar vermeld baserend op een aantal binnen- en buitenlandse bronnen, heeft de reisorganisator deze stelling op dat moment niet met bewijs onderbouwd, anders dan dat de reis gewoon doorgang vond. Bovendien was deze bewering van de reisorganisator in tegenspraak met het advies van het ministerie van dinsdagmiddag 10 augustus. De commissie twijfelt er niet aan dat de reisorganisator zich heeft laten informeren, echter de commissie stelt tevens vast dat de reisorganisator klager onvoldoende is tegemoetgekomen in zijn behoefte aan nadere informatie. Klager had derhalve de dag voor vertrek concreet slechts de beschikking over de informatie op de website van het ministerie, welke sinds 10 augustus niet was gewijzigd, en de overwegend verontrustende berichtgeving in de media. De reisorganisator heeft daar op geen enkel moment concrete en onderbouwde informatie tegenovergesteld waaruit zou blijken dat de situatie ter plaatse minder ernstig was dan door het ministerie en de media werd geschetst. Nu uit het reisadvies van het ministerie en de berichtgeving in de media niet anders kon worden opgemaakt dan dat op de reisbestemming sprake was van reëel aanwezige gezondheidsrisico’s én deze situatie naar de verwachting van het ministerie nog zou voortduren tijdens het verblijf van klager, en de reisorganisator daar geen concrete en overtuigend geruststellende informatie tegenover stelde, kan aan klager niet worden verweten dat deze op 13 augustus heeft besloten de reis op dat moment niet te maken en de reisovereenkomst op te zeggen. Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de omstandigheden niet kwalificeren als een aan klager toerekenbare omstandigheid of belemmering, als bedoeld in artikel 7:503 BW. Dat de reisorganisator stelt dat het reisprogramma gewoon is uitgevoerd, maakt dit niet anders. Klager heeft daarom ingevolge de wettelijke regeling recht op teruggave van de reissom. De reisorganisator heeft ten onrechte annuleringskosten in rekening gebracht. Op grond van het voorgaande is de klacht gegrond. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De reisorganisator betaalt aan klager een bedrag van € 4.245,–. Reeds terugbetaalde bedragen zijn hierin begrepen. Betaling, indien en voor zover nog niet geschied, dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het bepaalde in het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– te voldoen ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 250,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 4 februari 2011.