
Commissie: Reizen
Categorie: Aansprakelijkheid
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
52574
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op of omstreeks 16 september 2010 via een boekingskantoor tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een treinreis voor vijf personen naar Disneyland Parijs te Frankrijk, met verblijf in Hotel Explorers op basis van logies en ontbijt, van 19 tot en met 21 oktober 2010, voor de som van € 1.260,–. Standpunt van klager Het standpunt van klager luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt. In verband met een spoorstaking is de terugreis uitgevoerd per bus. Klager moest uren eerder vertrekken en kon dus minder tijd in Disneyland doorbrengen. Bovendien was de terugreis veel minder comfortabel. De bus is met slechts twee maal een korte stop van een kwartier doorgereden naar Utrecht. Bij de eerste stop kon klager de bus niet uit en tijdens de tweede stop heeft klager snel een paar broodjes en drinken kunnen kopen in een tankstation. Van comfortabel reizen was geen sprake. Klager had een treinreis geboekt en daarvoor ook betaald, en de terugreis zo laat mogelijk geboekt zodat tijd in Disneyland kon worden doorgebracht. Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen. Standpunt van de reisorganisator Het standpunt van de reisorganisator luidt samengevat en in hoofdzaak als volgt. Klager had een treinreis naar Parijs geboekt. Als gevolg van stakingen kon de terugreis niet volgens planning worden uitgevoerd. Conform de geldende ANVR Reisvoorwaarden (artikel 12) is in deze sprake van een overmachtsituatie. Bij overmacht dragen partijen hun eigen schade. De reisorganisator heeft geregeld dat klager alsnog met de bus naar Nederland terug kon keren. De reisorganisator beseft dat dit voor klager een domper is geweest, temeer daar hierdoor de tijd in het themapark werd verkort. Dit is echter niet te voorkomen geweest. Met het inzetten van bussen is voldaan aan de vervoersplicht. Daarnaast is gekeken of er sprake was van enige besparing, opdat klager mogelijk een deelrestitutie verstrekt zou kunnen worden. Maar daarvan was geen sprake. De reisorganisator is van mening dat hem geen blaam treft. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Op de reisorganisator rust de verplichting de reisovereenkomst uit te voeren volgens de verwachtingen die de reiziger op grond van deze overeenkomst redelijkerwijs mocht hebben (artikel 7:507 BW en artikel 12.1 van de ANVR Reisvoorwaarden). Als de reis niet verloopt volgens de verwachtingen die een reiziger daarvan mocht hebben, is de reisorganisator verplicht de eventuele schade die de reiziger lijdt te vergoeden, tenzij de tekortkoming niet aan de reisorganisator is toe te rekenen. Dit is onder andere het geval als de tekortkoming het gevolg is van overmacht. Er is sprake van overmacht als het gaat om abnormale en onvoorzienbare omstandigheden die onafhankelijk zijn van de wil van degene die zich erop beroept en waarvan de gevolgen ondanks alle voorzorgsmaatregelen niet konden worden vermeden (artikel 12.3+4 ANVR reisvoorwaarden). De commissie is van oordeel dat een spoorstaking zoals die zich voordeed tijdens klagers reis naar Disneyland Parijs een situatie van overmacht oplevert. Echter, ook in een overmachtsituatie is de reisorganisator verplicht de reiziger hulp en bijstand te verlenen. De reiziger en de reisorganisator dragen dan ieder hun eigen schade (artikel 13 van de ANVR Reisvoorwaarden). De commissie is van oordeel dat de reisorganisator voldoende hulp en bijstand aan klager heeft verleend door alternatief vervoer per bus aan te bieden. Voorts acht de commissie niet aangetoond en evenmin aannemelijk gemaakt dat de reisorganisator financieel voordeel zou hebben gehad bij het inzetten van extra busvervoer in plaats regulier vervoer per trein. De schade die klager lijdt als gevolg van een minder comfortabele terugreis en gemiste uren in Disneyland is voor klager en komt niet voor vergoeding door de reisorganisator in aanmerking. De klacht is ongegrond en derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door klager verlangde wordt afgewezen. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 11 april 2011.