Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA Algemene Aannemings-, verkoop- en leveringsvoorwaarden
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
WAT00-0066
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit de mondelinge overeenkomst d.d. 2 oktober 1999 tot het verrichten van werkzaamheden aan een kajuitzeilboot, waarvoor middels twee facturen een bedrag van ƒ 11.318,– is gefactureerd en nadien een bedrag van ƒ 960,–. Daarnaast is een bedrag van ƒ 646,45 gefactureerd ter zake van ligkosten.
De consument heeft zijn klacht op 4 en 14 november 1999 schriftelijk aan de ondernemer voorgelegd.
Ondanks een daartoe strekkend verzoek heeft de consument het openstaande bedrag van ƒ 448,20 ter zake van het liggeld niet bij de Commissie in depot gestort.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak:
De klacht betreft de kwaliteit van het spuitwerk aan de romp van het schip. Volgens de consument heeft de ondernemer het schip tevoren niet goed geschuurd en gereinigd.
Verder heeft de ondernemer op 4 februari 2000 een factuur gestuurd voor winterstallingskosten ad
ƒ 646,45. De consument meent dat er geen rechtsgrond bestaat om deze kosten te berekenen.
Volgens de consument zou het probleem opgelost worden indien hij ƒ 960,– extra betaalde. De ondernemer deelde later echter mede dat hij voor een hoger bedrag voor een beter resultaat had kunnen zorgen.
Ten aanzien van het deskundigenrapport weerspreekt de consument dat de rode bies is beschadigd door het bewegen van de fenders. Volgens de consument is de beschadiging ontstaan door middel van verkleuring doordat de ondernemer gebruik heeft gemaakt van een 1-componentlak in plaats van een 2-componentenlak.
De consument verlangde aanvankelijk dat het schip opnieuw zou worden gespoten. Bij nader inzien verkiest hij een vergoeding boven werkzaamheden. Volgens de consument dient de vergoeding ten minste ƒ 4.000,– te zijn.
Ter zitting heeft de consument onder meer naar voren gebracht dat de ondernemer volgens hem niet heeft geïnformeerd dat de alternatieve methode geen optimaal resultaat zou bieden en dat er een andere oplossing was die wel resultaat zou bieden, doch veel duurder zou zijn. De consument stelt dat hij ervan uit ging dat alles door de nabetaling van ƒ 960,– in orde zou komen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak:
Na de eerste spuitgang vond de ondernemer zelf dat het resultaat niet geheel naar behoren was. De ondernemer constateerde minuscule kleine kratertjes in de lak, hetgeen duidt op de aanwezigheid van siliconen. De ondernemer heeft gelijk een afspraak gemaakt met de consument om het schip te komen bekijken. Twee personen werkzaam bij groothandels van verfprodukten kwamen tot de conclusie dat de problemen werden veroorzaakt door een eigen gebrek van het schip, namelijk de aanwezigheid van zogenaamde ‘pinholes’. Dat zijn minuscuul kleine gaatjes in de gelcoat van de romp met daarachter een holle ruimte. In deze ruimte zaten siliconen; kennelijk is het schip in het verleden behandeld met siliconenhoudende was. Op zich leveren pinholes geen problemen op, mits er maar geen siliconen achter zitten. Verf hecht zich niet aan siliconen.
Het probleem kon verholpen worden door het verwijderen van de gelcoatlaag en daarmee de ruimten achterin de pinholes, het opnieuw plamuren en schuren, het aanbrengen van epoxy, wederom schuren en schoonmaken en vervolgens het spuiten van de romp in een topcoatlaag. De omvang van deze werkzaamheden viel echter buiten de offerte. Een alternatief was het licht opschuren, spuiten, wederom schuren en afspuiten in de topcoat, doch garantie kon daarop niet worden gegeven en het probleem zou blijven bestaan. De consument vond de eerste optie te duur koos voor de laatste oplossing. De ondernemer is de consument tegemoet gekomen door hem daarvoor slechts ƒ 960,– extra te berekenen.
De tweede spuitbeurt was gereed op 12 november 1999 en het resultaat was beter dan de eerste keer. Omdat de consument niet tevreden was heeft de ondernemer de romp nog éénmaal, geheel voor eigen rekening, behandeld, hetgeen was voltooid op 8 december 1999.
De consument vroeg daarop of het schip in de winterberging kon blijven staan tot de aanvang van het vaarseizoen, omdat hij zelf het onderwaterschip in de antifouling wilde zetten. De ondernemer sprak af dat het tot 1 april 2000 in de winterstalling kon blijven maar dat daarvoor wel een bedrag berekend zou worden van ƒ 448,20 per maand of gedeelte daarvan. Op 4 februari 2000 is een bedrag van in totaal ƒ 646,45 gefactureerd. Ondanks de toezegging van de consument dat hij zou betalen, heeft hij dat niet gedaan. Wel heeft de consument een bedrag van ƒ 198,25 gestort m.b.t. 2,5 liter antifouling, zodat hij volgens de ondernemer nog ƒ 448,20 verschuldigd is (ƒ 646,45 minus ƒ 198,25).
Al met al is de ondernemer van mening dat de overeengekomen werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd. De pinholes waren tevoren niet te ontdekken en indien dat wel was gebeurd, was een andere offerte uitgebracht met een vele malen hogere prijs. De ondernemer heeft aan de tweede en derde spuitbeurt ruim 100 arbeidsuren besteed alsmede het nodige materiaal. Daar tegenover staat de geringe bijdrage van de consument van ƒ 960,–.
Ten aanzien van het deskundigenrapport weerspreekt de ondernemer dat hij de pinholes had moeten ontdekken nu noch de consument, noch de ingeschakelde jachtmakelaar, noch de ingeschakelde specialisten deze hebben waargenomen. Verder vindt de ondernemer het tegenstrijdig dat hij volgens de deskundige had moeten vaststellen dat de onderlaag siliconenvrij was, maar dat er in dat geval geen andere mogelijkheid was geweest dan het aanbrengen van een nieuwe huid, hetgeen veel duurder was. Volgens de ondernemer heeft hij nadrukkelijk aan de consument verteld dat hij op de alternatieve methode geen garantie gaf.
Ter zitting heeft de ondernemer onder meer naar voren gebracht dat de door de deskundige genoemde mogelijkheid om een anti siliconen vloeistof aan de lak toe te voegen, ook is uitgevoerd. Dit valt bij de ondernemer onder de standaardprocedure.
Deskundigenrapport
De door de Commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voor zover thans van belang, het volgende vastgesteld:
De deskundige heeft geconstateerd dat op vrijwel het gehele oppervlak van de laklaag van de romp kleine kraters met een omvang van 1-2 mm zichtbaar zijn, dat op de rode bies aan bakboordzijde een beschadiging in het oppervlak van de lak zichtbaar is, alsmede dat net daarboven een kleine beschadiging in de witte lak van de romp zichtbaar is. Volgens de deskundige zijn de kraters het gevolg van siliconen die zijn achtergebleven in de bestaande (oude) gelcoat laag, dan wel de daarin aanwezige pinholes. De beschadiging in de rode bies zijn volgens de deskundige ontstaan als gevolg van schavielen van een fender.
De deskundige is voorts van oordeel dat de kwaliteit van de door de ondernemer uitgevoerde werkzaamheden voor wat betreft het spuitwerk goed is. Wel merkt de deskundige op dat de ondernemer voor aanvang van de tweede spuitgang -namelijk nadat de romp voor de eerste maal gespoten was en de kraterproblemen zichtbaar werden- vast had dienen te stellen of de onderlaag siliconenvrij was. Hij had daarvoor een proefstukje kunnen uitvoeren. Na het vasttellen van de siliconen had de ondernemer maatregelen kunnen nemen om het geheel juist voor te bewerken en/of bijvoorbeeld een anti siliconen vloeistof aan de lak toe te voegen.
De deskundige begroot de kosten van het geheel verwijderen van de gelcoat van de romp tot op het laminaat, het strakken en voorbewerken van de romp, het geheel in de kleur spuiten van de romp en de biezen zetten op circa ƒ 30.000,– incl. BTW. Het is echter de vraag of tot deze werkzaamheden overgegaan dient te worden. Voor zover is vast te stellen is de hechting en de uitvoering van de aangebrachte laklaag goed. Zeker is voorts dat de kraters niet meer zichtbaar zijn als de boot in het water ligt. Een mogelijke oplossing is derhalve het vaststellen van een vergoeding. Indien daarvoor gekozen zou worden, acht de deskundige een bedrag van ƒ 3.000,– zeer redelijk.
Beoordeling van het geschil
De Commissie heeft het volgende overwogen:
De Commissie merkt allereerst op dat de consument ten onrechte niet heeft voldaan aan zijn verplichting om het openstaande bedrag ter zake van het liggeld bij de Commissie in depot te storten. Het argument van de rechtsbijstandverlener van de consument dat dit niet nodig is omdat de consument dat onderdeel van het geschil buiten beschouwing wenst te laten, gaat niet op, omdat het (eind)oordeel over de omvang van het geschil aan de Commissie is voorbehouden. Gezien na te melden beslissing geldt echter dat de noodzaak van de depotstorting inmiddels is komen te vervallen, zodat hierop verder niet meer zal worden ingegaan.
De Commissie onderschrijft de conclusies en de bevindingen van de deskundige en maakt deze tot de hare. Op basis daarvan is de Commissie tot de overtuiging gekomen dat het enigszins tegenvallende resultaat voornamelijk is toe te schrijven aan het aan het vaartuig klevende eigen gebrek, te weten de genoemde pinholes. Dit is echter niet aan de ondernemer is toe te rekenen. Verder is gebleken dat de enige methode om dit probleem geheel te verhelpen zou neerkomen op het aanbrengen van een compleet nieuwe huid, hetgeen door de deskundige is begroot op circa ƒ 30.000,–. Duidelijk is dat een dergelijke hoeveelheid werkzaamheden buiten de offerte zou vallen. Uit het rapport is voorts naar voren gekomen dat kwaliteit van de door de ondernemer uitgevoerde werkzaamheden in technisch opzicht goed is geweest. De stellingen van de consument dat de ondernemer het schip tevoren onvoldoende geschuurd en gereinigd zou hebben, alsmede dat er geen goede lak zou zijn toegepast, zijn derhalve niet terecht.
Het voorgaande neemt echter niet weg, dat de Commissie tevens van oordeel is dat het op de weg van de ondernemer heeft gelegen om een en ander duidelijker met de consument te communiceren. De ondernemer had de consument duidelijker kunnen uitleggen dat er ofwel een omvangrijke hoeveelheid werkzaamheden verricht kon worden voor een vele malen hoger bedrag, ofwel dat er tegen geringe meerkosten een beter resultaat bereikt kon worden, dat echter niet optimaal zou zijn. Weliswaar stelt de ondernemer dat hij dat ook aan de consument heeft geïnformeerd, doch nu de consument zulks ontkent en hierover niets schriftelijk is vastgelegd, kan de Commissie niet anders concluderen dan dat daarvan onvoldoende is gebleken. De consument heeft immers aangegeven dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het voor het extra bedrag van ƒ 960,– in orde zou komen. De Commissie merkt in dit verband op dat aan de ondernemer op het gebied van de communicatie en het vastleggen van afspraken nu eenmaal zwaardere eisen worden gesteld dan aan de consument.
Gezien het voorgaande volgt de Commissie het oordeel van de deskundige dat de ondernemer aan de consument een vergoeding verschuldigd is. Het door de deskundige genoemde bedrag van ƒ 3.000,– kan naar het oordeel van de Commissie redelijk worden geacht.
Ten aanzien van het liggeld merkt de Commissie het volgende op. Formeel geldt dat de consument, gezien bovengenoemd oordeel van de Commissie, de ligkosten niet verschuldigd is. Duidelijk is echter dat de consument voordeel heeft genoten van het feit dat het schip langer bij de ondernemer in de winterberging kon blijven; de consument heeft daardoor aan het schip kunnen werken, onder meer om antifouling aan te kunnen brengen. De Commissie acht het dan ook redelijk dat de door de deskundige genoemde vergoeding van ƒ 3.000,– met een bedrag van ƒ 500,– wordt verminderd ter zake van deze door de consument genoten faciliteiten.
Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is.
Ingevolge het Reglement van de Commissie dient de ondernemer in dat geval tevens het klachtengeld aan de consument te vergoeden en aan de Commissie een bijdrage in de behandelingskosten te voldoen.
Dit brengt mee dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De ondernemer dient een vergoeding van ƒ 2.500,– aan de consument te voldoen. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Het meer of anders verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 29 maart 2001