Stopzetten opvang van goed te verzorgen kind met chronische aandoening is onredelijk

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Opzeggen overeenkomst / Verkorte procedure    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 218968/221719

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De ondernemer heeft de opvangovereenkomst met de consument opgezegd, omdat de pedagogisch medewerkers niet meer de verantwoordelijkheid voor de diabeteszorg van de zoon van de consument op zich willen nemen. De commissie acht deze opzegging niet redelijk omdat de ondernemer niet voldoende gemotiveerd heeft waarom sprake zou zijn van een zwaarwegende opzeggingsgrond. De commissie maakt niet uit de stukken op dat hier niet zozeer sprake is van niet kúnnen verzorgen, maar dat het eerder een kwestie is van niet wíllen. Ook heeft de ondernemer voorafgaand aan de opzegging geen verplichte waarschuwing gegeven. Verder oordeelt de commissie dat het stopzetten van de opvang van een kind die een aandoening heeft die te reguleren is en behapbaar is, valt aan te merken als een onaanvaardbare uitsluiting die rechtstreeks terug te voeren is op het hebben van een chronische aandoening. In deze zaak is volgens de commissie geen sprake van zorg die een onevenredige belasting oplevert voor de ondernemer. De opzegging van de overeenkomst kan daarom niet in stand blijven en de opvang zal daarom moeten worden voortgezet, zoals is afgesproken. Bovendien heeft de consument aangeboden om te allen tijde te willen helpen en heeft dit de afgelopen jaren ook steeds gedaan. De zoon van de consument kan aangeven wanneer hij zich niet goed voelt en zal naar mate hij ouder wordt steeds minder begeleiding nodig hebben. De commissie roept de ondernemer als professionele kinderopvangorganisatie op om op constructieve wijze met de consument samen te werken om de opvang voor de zoon van de consument te realiseren.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de opzegging van de opvangovereenkomst van de zoon van de consument door de ondernemer met ingang van 31 juli 2023.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

De zoon van de consument maakt één middag per week gebruik van de opvang van de ondernemer. Sinds augustus 2020 heeft hij diabetes type 1. In eerste instantie werd de opvang na deze diagnose door de ondernemer op gebruikelijke wijze gecontinueerd. Maar vanwege ziekte en uitval van het personeel en groei van het aantal kinderen willen de pedagogisch medewerkers niet meer de verantwoordelijkheid dragen voor het verzorgen van de diabeteszorg. De overeenkomst is daarom opgezegd per 31 juli 2023.

De consument is van mening dat personeelstekort en de weigering van pedagogisch medewerkers om haar zoon te helpen met de diabeteszorg geen reden is om de overeenkomst op te zeggen.

De consument en haar partner zijn vanuit hun eindverantwoordelijkheid voor hun zoon altijd bereikbaar voor advies en hulp bij het invoeren van waarden of schommelingen van bloedsuiker. Als haar zoon op school zit, wordt de consument ook meermaals per dag gebeld om te helpen met de invoering van waardes en het omgaan met schommelingen in de bloedsuikerspiegel. De consument kan daarnaast ook digitaal de gegevens van de diabetespomp inzien en daarop anticiperen. De consument benadrukt verder dat haar zoon zelf aangeeft als hij zich niet goed voelt of zijn alarm is afgegaan. Ook zou hij zelf zijn waardes in kunnen voeren, maar daarbij heeft hij wel toezicht nodig.

Indien zich een situatie voordoet waarbij de consument niet telefonisch de juiste hulp kan bieden, haalt de consument haar zoon direct op. Volgens de consument willen de pedagogisch medewerkers niet bellen, maar lossen het liever zelf op met hulp van een collega.

De consument heeft ter zitting benoemd dat, hoewel zij begrijpt dat de diabeteszorg stressvol kan zijn, er door de ondernemer soms te zwaar aan wordt getild. Het is niet altijd mogelijk om optimale en stabiele bloedwaardes te hebben bij een kind in de groei. De consument waardeert het grote verantwoordelijkheidsgevoel van de pedagogisch medewerkers, maar het is ook belangrijk om te leren loslaten.

Verder heeft de consument geïnformeerd naar de mogelijkheden van externe begeleiding bij de diabeteszorg vanuit een PGB-budget, maar zij komt hiervoor niet in aanmerking omdat de handelingen die bij haar zoon verricht moeten worden door de gemeente en verzekering zijn ingeschaald op slechts zes minuten. Verder zijn vrijwilligers niet beschikbaar en de thuiszorg kan gezien de woonplaats van de consument ook niet ingezet worden.

De opzegging heeft veel invloed op de zoon van de consument, die zich nu niet gewenst voelt vanwege zijn diabetesdiagnose.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit op het volgende neer.

Toen de zoon van de consument de diagnose diabetes kreeg, heeft de ondernemer zijn best gedaan om goede opvang te blijven verlenen. De consument heeft voorlichting gegeven aan de pedagogisch medewerkers over de diabeteszorg. Enkele pedagogisch medewerkers wilden de zorg voor de zoon van de consument wel op zich nemen. De bloedsuikerspiegel van de zoon van de consument schommelde erg, waardoor een pedagogisch medewerker tijdens de opvangmiddag constant bezig was met de zoon van de consument en zij zich niet bezig kon houden met de andere kinderen.

Gedurende de opvangmiddag (van 14:00 tot 17:00 uur) zijn er twee eet- en drinkmomenten waarbij de zoon van de consument extra aandacht nodig heeft. Ook daarbuiten moet de bloedsuikerspiegel gemonitord worden. De ondernemer benadrukt dat een pedagogisch medewerker niet slechts zes minuten bezig is, maar hier de hele middag door in beslag genomen wordt.

De dagopvang van de ondernemer werd steeds drukker en het inzetten van extra pedagogisch medewerkers werd steeds moeilijker vanwege het personeelstekort in de sector. Vanwege uitval en vertrek van pedagogisch medewerkers die de diabeteszorg leverden, kreeg de ondernemer de verzorging van de zoon van de consument steeds moeilijker rond. Rond mei 2023 bleek dat de overige pedagogisch medewerkers van de ondernemer de verantwoordelijkheid voor de diabeteszorg niet op zich wilden nemen, omdat dit zoveel tijd kostte en stress opleverde bij de pedagogisch medewerkers. De ondernemer gaf ter zitting aan de pedagogisch medewerkers niet te willen dwingen tot het op zich nemen van de diabeteszorg van de zoon van de consument, omdat de diabeteszorg als spannend wordt ervaren en omdat de pedagogisch medewerkers daar niet voor zijn aangenomen.

De ondernemer heeft aan de consument gevraagd of ouders kunnen nadenken over andere oplossingen, zoals het inzetten van externe begeleiding. Zonder extra begeleiding moet de ondernemer de opvang na 31 juli 2023 stopzetten. Om de mogelijkheden te bespreken werd een gesprek met de consument en haar partner gepland, maar de partijen hadden een ander beeld van het gesprek. De insteek van de consument en haar partner was dat hun zoon bij de opvang van de ondernemer zou blijven omdat de consument niet in aanmerking kwam voor een PGB-budget. De ondernemer heeft dit gesprek als onprettig ervaren. Verder zijn er naar stelling van de ondernemer ter zitting geen andere oplossingen voorhanden, noch bij de ondernemer zelf noch in de regio.

Op 21 juni 2023 heeft de ondernemer een mail gestuurd naar de consument dat er geen draagvlak en capaciteit meer is voor de opvang van de zoon van de consument en dat zij genoodzaakt zijn de opvang per 31 juli 2023 te beëindigen. De datum 31 juli is aangehouden omdat de twee pedagogisch medewerkers die iets afweten van de diabeteszorg dan op vakantie gaan. Beiden hebben aangegeven niet verder te willen met de verzorging van de zoon van de consument, omdat het stress oplevert en het ten koste gaat van de andere kinderen. De ondernemer benadrukt dat drie jaar is geprobeerd om de zoon van de consument goed op te vangen, maar dat de situatie niet meer houdbaar is.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Ingevolge artikel 10 lid 4 sub b en artikel 11 lid 2 van de Algemene Voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang (hierna: de Algemene Voorwaarden) is de ondernemer bevoegd de overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende reden worden in artikel 11 lid 2 van die Algemene Voorwaarden in ieder geval de situaties aangemerkt dat het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is, de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert en dat het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht. De ondernemer treedt in dat geval in overleg met de ouder om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing. Ook dient een redelijke opzegtermijn (minimaal één maand) in acht te worden genomen.

Op grond van artikel 11 lid 4 van de Algemene Voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer om de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.

Op 21 juni 2023 heeft de ondernemer de opvangovereenkomst met de consument per 31 juli 2023 opgezegd, omdat de pedagogisch medewerkers niet meer de verantwoordelijkheid voor de diabeteszorg op zich willen nemen.

De commissie acht deze opzegging niet redelijk op grond van de volgende omstandigheden. Onvoldoende is gemotiveerd waarom sprake zou zijn van een zwaarwegende reden voor opzegging, nu door de ondernemer niet is aangetoond dat de pedagogisch medewerkers de zoon van de consument niet kúnnen verzorgen, maar uit de aangeleverde verklaringen en het besprokene ter zitting is gebleken dat het een kwestie is van niet wíllen. Daarnaast is door de ondernemer geen waarschuwing gegeven in de zin van artikel 11 lid 2 sub b van de Algemene Voorwaarden.

Naast de vaststelling dat de opzegging onzorgvuldig is geschied, merkt de commissie op dat het eenzijdig stopzetten van de opvang van een kind vanwege een aandoening die te reguleren en behapbaar is, valt te kwalificeren als een onaanvaardbare uitsluiting die rechtstreeks terug te voeren is op het hebben van een chronische aandoening. Naar het oordeel van de commissie vormt de zorg voor het kind geen onevenredige belasting, zodat de ondernemer de overeenkomst niet op deze grond mocht opzeggen.

Dit betekent dat de opzegging van de overeenkomst niet in stand kan blijven en de ondernemer de opvang op gebruikelijke wijze moet continueren. De commissie benadrukt hierbij het aanbod van de consument om te allen tijde te willen helpen. De ondernemer heeft ter zitting ook bevestigd dat de consument in de afgelopen jaren altijd bereikbaar was en bereid mee te denken. De commissie spoort de ondernemer aan van dit aanbod gebruik te (blijven) maken.

Daar komt nog bij dat de zoon van de consument in staat is gebleken zelf aan te geven als hij zich niet goed voelt of als het alarm is afgegaan. Naar mate de zoon van de consument ouder wordt, hoe minder begeleiding hij hierbij nodig heeft. De commissie roept de ondernemer als professionele kinderopvangorganisatie op om op constructieve wijze met de consument samen te werken om de opvang voor de zoon van de consument te realiseren.

Hoewel de commissie niet voorbij wil gaan aan de personeelsproblemen in de sector en het verantwoordelijkheidsgevoel van de ondernemer, is de commissie met de consument van mening dat de ondernemer, mede gezien het geringe aantal opvanguren per week, (te) veel gewicht hangt aan de diabeteszorg. Naar conclusie van de commissie vloeit de weigering van de pedagogisch medewerkers mede voort uit onwetendheid en onzekerheid, nu de ondernemer heeft aangevoerd dat de pedagogisch medewerkers stress ervaren en het spannend vinden om voor de zoon van de consument te zorgen. Dergelijke onzekerheid en stress kan wellicht worden gereduceerd door een cursus of bijscholing ten aanzien van de diabeteszorg aan te bieden.

Nu de klacht van de consument gegrond is, dient de consument op gebruikelijke tijd en wijze gebruik te kunnen blijven maken van de diensten van de ondernemer. Ook zal de commissie, conform het reglement, bepalen dat de ondernemer het door de consument betaalde klachtengeld dient te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

  • verklaart de klacht van de consument gegrond;
  • bepaalt dat geen sprake is van een rechtsgeldige opzegging van de overeenkomst en derhalve de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer ongewijzigd van kracht is;
  • bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, mevrouw mr. S.A.M.F. Sjoukes, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. S.M.E. Balfoort, secretaris, op 11 juli 2023.