
Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Non conformiteit
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
192167/196483
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument volgde een hbo-opleiding bij de ondernemer. De consument klaagt erover dat de ondernemer de opleiding niet langer in het cursusprogramma aanbiedt, hetgeen betekent dat de opleiding voor juni 2027 moet zijn afgerond. De consument verlangt restitutie van het betaalde lesgeld en een naar billijkheid vast te stellen vergoeding. De commissie wijst erop dat de ondernemer de opleiding niet heeft gestaakt, maar geen nieuwe studenten toelaat. De consument wordt niet in zijn rechten verkort door de voornoemde handelswijze. De commissie oordeelt dat de ondernemer de consument voldoende ondersteuning heeft geboden. De klacht is ongegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De commissie stelt vast dat de klacht tijdig is ingediend.
Het bureau van de Commissie heeft aan beide partijen bericht dat de Commissie de behandeling van het geschil zal afdoen zonder mondelinge behandeling. De Commissie heeft daartoe ook de bevoegdheid conform haar reglement. Alhoewel daartoe wel in de mogelijkheid gesteld, heeft geen van partijen aangegeven prijs te stellen op een mondelinge behandeling. Om die reden zijn partijen geïnformeerd over de datum wanneer de Commissie zal beslissen over het geschil.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 maart 2023.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 6 november 2020 met de ondernemer tot stand gekomen studieovereenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van cursusmateriaal (inclusief examinering) van de HBO Bachelor Technische bedrijfskunde voor de som van € 10.779,–.
De consument heeft de klacht eerst voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Ik volgde bij de ondernemer de HBO Bachelor Technische bedrijfskunde. Dat is een vierjarige opleiding waarbij in drie jaarlijkse termijnen moet worden betaald. Ik heb inmiddels het eerste jaar afgerond en ook een module uit het tweede leerjaar. De ondernemer heeft besloten om deze opleiding niet langer in het cursusprogramma op te nemen en heeft aangegeven dat de opleiding voor 3 juni 2027 moet zijn afgerond. Aldus heb ik een einddatum opgelegd gekregen heb die ik naar mijn idee niet kan halen.
Ik heb nu € 7.210,34 betaald, omdat ik twee jaar met de studie bezig geweest ben, terwijl ik maar één leerjaar heb afgerond en ik krijg geen geld terug. Ik heb studievertraging opgelopen door de slechte flexibiliteit van de ondernemer. Voor de totale studie van vier jaar moet in totaal € 10.779,– worden betaald in drie termijnen. Ik heb dus ook nog eens voor meer dan twee jaar betaald. De ondernemer is totaal niet flexibel en het contact met mentoren duurt erg lang en is van lage kwaliteit. Ik moet onderzoeken doen in het bedrijf waar ik zelf werkzaam ben, die ervan uit gaan dat je bij een winstgevend bedrijf werkt. Ik werk bij de marine, het ministerie van defensie, dus deze onderzoeken zijn voor mij praktisch niet uit te voeren. Ook heeft de ondernemer er geen begrip voor dat veel informatie bij het ministerie van defensie geclassificeerd is, waardoor ik er geen toegang tot krijg. Ik heb de suggestie gedaan om bijvoorbeeld een casus te doen, maar de ondernemer gaat hier totaal niet flexibel mee om. Het duurt ongeveer een maand voordat ik antwoord krijg op mijn mails, waar ik ook nog eens niks aan heb want de voorbeelden zijn niet van toepassing voor mij. Hierdoor vind ik het ook lastig positief te blijven over toekomstige onderzoeken, mijn scriptie en mijn stage die ik niet in mijn eigen bedrijf uit zal kunnen voeren. Waardoor ik waarschijnlijk naast mijn fulltimebaan een half jaar lang stage bij een ander bedrijf moet zien te lopen. Door al deze factoren heb ik er geen vertrouwen in dat ik de opgelegde einddatum zal halen, en voel ik mij gedwongen te stoppen met de studie voordat ik nog € 3.500,– moet betalen voor de laatste jaren. Ik zou graag mijn geld terug willen.
De offerte waarnaar wordt verwezen is iets verouderd, het uiteindelijk te betalen bedrag was € 10.779,–. Het huidige kostenoverzicht is verwijderd van de site, omdat de opleiding niet meer aangeboden wordt. Aangezien ik € 7.210,34 heb betaald aan de ondernemer en maar één leerjaar en één module van het tweede leerjaar heb afgenomen, wil ik minimaal de kosten terug waar ik voor betaald heb, maar die ik niet afgenomen heb. En ik wil een compensatie voor de slechte flexibiliteit, communicatie en het feit dat [DE ONDERNEMER] de studie heeft stopgezet zonder overleg, en mij een einddatum opgelegd heeft. Ik heb totaal niet gekregen wat ik verwachtte toen ik de studie startte.
De consument verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument geeft aan zich op 6 november 2020 te hebben ingeschreven voor een opleiding, waarna hij op 11 oktober 2022 voor het eerst bij ons heeft geklaagd. Op die klacht is op 13 oktober 2022 gereageerd.
De consument vordert thans een bedrag terug, maar de hoogte van dat bedrag is uit de klachtomschrijving niet geheel af te leiden. We denken dat hij zijn studiekosten over het tweede jaar wenst terug te ontvangen en daarbovenop een compensatie wenst te ontvangen. Dit laatste vanwege de door hem ingenomen stelling met betrekking tot onze onvoldoende flexibiliteit en ondersteuning. De klacht spitst zich uiteindelijk met name toe op de volgende twee elementen. Allereerst geeft de consument aan dat het een vierjarige studie betreft, waarvan hij de totale studiekosten in drie termijnen dient te voldoen. Gezien het feit hij reeds twee termijnen (totaal: € 7.210,34) heeft betaald, neemt hij het standpunt in te veel te hebben betaald, omdat hij enkel leerjaar één heeft afgerond en één module van leerjaar twee. Daarnaast wordt door hem het standpunt ingenomen dat wij zijn opleiding hebben ‘stopgezet’ en dat hij als gevolg daarvan een einddatum ‘opgelegd’ heeft gekregen die voor hem onhaalbaar is, als gevolg van voornoemd inflexibel en onvoldoende ondersteunend handelen door ons. Hij verwijst naar e-mails tussen hem en ons uit februari, maart en oktober 2022.
Met ingang van 6 november 2020 is tussen partijen een studieovereenkomst tot stand gekomen ten aanzien van de geaccrediteerde hbo-opleiding ‘Bachelor Technische bedrijfskunde’. Deze overeenkomst zou maximaal duren tot en met 6 november 2026. Dit blijkt uit de inschrijfbevestiging van die datum.
Op de eerste klacht van de consument d.d. 11 oktober 2022 is door ons reeds na twee dagen gereageerd. Op grond van de mails waarnaar wordt verwezen, kan de stelling van de consument dat wij slecht communiceren en ons onvoldoende flexibel en ondersteunend hebben opgesteld, geen standhouden. Wij hebben de klacht serieus en voortvarend opgepakt.
Als bewijs van de stelling dat de consument onvoldoende ondersteuning heeft gekregen, verwijst hij naar een enkele mail van ons van 2 maart 2022 naar aanleiding van zijn vraag hoe zijn bedrijfskundig onderzoek in te vullen. In de mail van 2 maart 2022 is te lezen dat de docent aan [DE CONSUMENT] heel duidelijke handvatten geeft over hoe zijn paper in te kunnen richten. Allereerst geeft de docent een advies over de paper binnen de Marine, waarbij tips worden gegeven en een vergelijking met Defensie wordt gemaakt. Ten tweede geeft de docent aan dat de consument voor een andere insteek van zijn paper kan kiezen, waarbij drie mogelijke voorbeelden worden genoemd. Hieruit blijkt, in tegenstelling tot hetgeen de consument beweert, dat wij wel degelijk ondersteuning bieden en op diverse manieren met de student meedenken.
We willen in het licht van het voornoemde benadrukken dat de opleiding een opleiding op hbo-niveau betreft. Van studenten op hbo-niveau mag worden verwacht dat zij, aan de hand van docenten die coachenderwijs te werk gaan, in staat zijn om zelfstandig tot een oplossing van een vraagstuk te komen. Wat de docent in de mail van 2 maart 2022 als voornoemd laat zien, is exact de wijze van coaching en begeleiding waarmee wij studenten op een bepaald niveau (lees: hbo) aanzetten om zelfstandig tot de oplossing van een vraagstuk te komen. In het verlengde van het voorgaande is door de consument gesteld noch gebleken dat hij ingegaan is op de mail van 2 maart 2022. Van een hbo-student mag worden verwacht dat hij dergelijke suggesties bekijkt en, indien de student dat zelf wenselijk acht, contact opneemt met de docent om bijvoorbeeld over de gedane suggesties te sparren. Juist bij een hbo-student is zo een proactieve houding een belangrijke competentie. Wij stellen uitdrukkelijk, in tegenstelling tot hetgeen de consument naar voren brengt, dat een bacheloropleiding een maximale wettelijke duur van vier jaar kent. Echter, de betreffende studie bieden wij aan als driejarige opleiding, waarbij een student die eerste drie leerjaren betaalt, maar waarover een student zes jaar mag doen, waarvoor wordt verwezen naar de initiële offerte die de consument in het geding heeft gebracht en de inschrijfbevestiging van 6 november 2020. Een student betaalt het lesgeld per leerjaar, maar krijgt vervolgens drie ‘bonusjaren’ in het geval de student de studie niet binnen de reguliere (lees: drie jaar) duur heeft kunnen afronden. De redenering van de consument dat hij over vier leerjaren twee derde heeft betaald, gaat dus niet op. Hij heeft simpelweg over de eerste twee verleden studiejaren het lesgeld betaald. Dat hij “achterloopt”, doet daaraan niets af, terwijl bovendien uit niets blijk dat wij daarvoor aansprakelijk zouden zijn. Wij bieden dergelijke opleidingen met uitloopmogelijkheid juist aan zodat studenten hun studiebelasting naast hun vaste baan zelf kunnen indelen.
Tot slot wensen wij met name het standpunt omtrent de stopzetting en opgelegde einddatum uitdrukkelijk te betwisten. Zoals vermeld is de consument een geaccrediteerde HBO Bachelor gestart, waarbij voorafgaand aan de start bekend was dat de studie binnen uiterlijk zes jaar moest zijn afgerond. Tevens blijkt dat uit de overgelegde Classificatie: Corporate inschrijfbevestiging. Daarin staat duidelijk onder ‘Mijn opleidingsgegevens’ bij ‘Studieduur’: “3 jaar + maximaal 3 jaar verlenging. Bij een inschrijving in 2020 ligt de einddatum in 2026 logischerwijs dus al vast (6 november 2026 om concreet te zijn). Wij erkennen dus ook op geen enkele wijze dat wij de opleiding hebben stopgezet en/of gedurende de studie plotsklaps een einddatum aan de consument hebben opgelegd. De consument moest hoe dan ook de opleiding in 2026 hebben afgerond.
Noemenswaardig is dat de consument aangeeft dat hij de opleiding in 2027 af zou moeten ronden. Dit is onjuist. Wij bieden de betreffende studie na 2027 niet meer aan vanwege de aflopende accreditatie. Het niet meer aanbieden van onderhavige studie na 2027 door [DE ONDERNEMER] is in dezen derhalve helemaal niet relevant, want de consument zou uiterlijk in 2026 moeten afstuderen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie stelt voorop dat uit het overgelegde dossier niet blijkt dat de consument de gesloten overeenkomst heeft ontbonden nu de consument enkel heeft meegedeeld te gaan ‘stoppen’, zodat de commissie er van uit gaat dat die overeenkomst nog in stand is.
Verder wijst de commissie erop dat de ondernemer de opleiding niet heeft gestaakt, maar dat deze niet meer de mogelijkheid opent om deze opleiding als nieuwe cursist te gaan volgen. Omdat de consument met deze opleiding is gestart in november 2020 heeft hij de mogelijkheid die af te ronden tot en met november 2026. In die zin wordt de consument niet in zijn rechten verkort door de mededeling van de ondernemer dat de opleiding voor 3 juni 2027 moet zijn afgerond.
Naar het zich laat aanzien weegt voor de consument zwaar dat hij werkzaam is bij het ministerie van defensie en dat daar sprake is van veel geclassificeerde documenten, zodat hij in de problemen zou komen bij met name de scriptie en de stage. De commissie constateert evenwel dat in een aan de consument gerichte mail van 2 maart 2022 de docent adviseert over de inhoud van de paper binnen de marine, waarbij tips worden gegeven en een vergelijking met Defensie wordt gemaakt, terwijl de docent ook aangeeft dat de consument voor een andere insteek van zijn paper kan kiezen, waarbij drie mogelijke voorbeelden worden genoemd. Op basis daarvan oordeelt de commissie dat de ondernemer voldoende ondersteuning biedt en op diverse manieren met de consument meedenkt om tot een oplossing te komen. Daarbij wijst de commissie erop dat sprake is van een hbo-opleiding zodat van de consument verwacht mag worden dat deze ook zelfstandig tot oplossingen komt en zo nodig overlegt met een docent.
Aldus heeft de consument allereerst de mogelijkheid de opleiding voort te zetten en zoals gepland in de komende drie jaar af te ronden. Ook heeft de consument de mogelijkheid de destijds gesloten studieovereenkomst te beëindigen door opzegging. Nu onderdeel van de overeenkomst uitmaakt dat in drie termijnen moest worden betaald is de consument op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden aan de ondernemer verschuldigd de eerste termijn (onbestreden is dat de consument dat onderwijs ook heeft genoten) en vrijwel het grootste gedeelte van de cursussom voor het tweede cursusjaar. Als de mededeling van de consument dat hij heeft besloten de opleiding niet voort te zetten moet worden opgevat als een opzegging, betekent dit dat hij aanspraak kan maken op een bedrag van € 246,01 nu die beëindiging dan 26 dagen voor het einde van het tweede cursusjaar heeft plaatsgevonden. De commissie wijst er daarbij op dat de consument de tweede termijn als geheel diende te betalen zonder dat de betaling was gekoppeld aan het volgen van onderdelen, want in dat gevallen zou sprake zijn van een modulaire opleiding waarbij per module zou moeten worden betaald.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer prof. mr. A.W. Jongbloed, voorzitter, de heer C. Broers, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 6 maart 2023.