
Commissie: Afbouw
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: ten dele gegrond
Referentiecode:
178004/185115
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer heeft stukadoorwerkzaamheden uitgevoerd in opdracht van de consument. De consument stelt schade te hebben geleden aan een tv-meubel. Volgens de consument is de ondernemer verkeerd te werk gegaan, waardoor er te veel betaald is. De ondernemer erkent de schade aan het meubel en wil daarvoor een bedrag van € 1000,– vergoeden dan wel verrekenen met de openstaande factuur. De commissie stelt vast dat de werkzaamheden van de ondernemer niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Daarentegen mag de ondernemer wel betaling vergen van de arbeids- en materiaalkosten. De klacht is deels gegrond.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 4 januari 2022 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst.
De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het doen van diverse stukadoorwerkzaamheden (waaronder aan het plafond), waarvoor de consument op regiebasis in totaal in rekening is gebracht
€ 9.619,69 inclusief 9% BTW.
De werkzaamheden zijn verricht in maart 2022.
Partijen zijn het er ter zitting over eens dat onbetaald is gebleven een bedrag van € 1.090,–, welk bedrag niet in depot is gestort bij het secretariaat van de commissie.
De consument heeft op 4 april 2022 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Ik wil de schade aan ons tv-meubel kunnen declareren bij de verzekeraar van de ondernemer. De reparatie-/vervangingskosten schat ik op € 1.000,–.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Door de ondernemer is het werk fout aangepakt door het plafond eerst te spuiten (met slecht resultaat) en eerst daarna over te gaan tot het stucen van het plafond, met wel goed resultaat. Nu moet ik in feite dubbel betalen, en daar ben ik het niet mee eens. Dat is ook de reden geweest waarom ik een bedrag van € 1.090,– niet heb betaald op wat mij door de ondernemer in rekening is gebracht. Dat moet wat mij betreft zo blijven. Daarnaast wens ik dus deze schadevergoeding te ontvangen van de ondernemer (of rechtstreeks van diens verzekeraar).
De consument verlangt dat aan hem – ondanks voormelde inhouding – alsnog een schadevergoeding wordt uitbetaald van € 1.000,–.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument heeft de schade aan het tv-meubel gemeld en heeft tevens gevraagd te stoppen met de werkzaamheden. De ondernemer antwoordt met de eindfactuur. In bijlage 5 is een overzicht gevoegd van de gemaakte kosten en in bijlage 2 is voor de consument de mogelijkheid aangeduid contact op te nemen met de WA-verzekering van de ondernemer. In plaats van contact op te nemen met de WA-verzekering betaalt de consument niet volledig en heeft de ondernemer nog € 1.090,– tegoed.
De opdracht is uitgevoerd op basis van een berekening van de werkelijk geïnvesteerde uren en materialen, zie bijlage 2 en 3. Het klopt dat het plafond eerst is gerepareerd en later nog van stucwerk is voorzien. Dit omdat vervorming van de gipskartonplaten door eerdere lekkage zich aftekende bij strijklicht tijdens de werkzaamheden. Na twijfel is door de consument alsnog besloten het geheel te laten stuken.
De consument vraagt daarnaast nog € 1.000,– korting op de factuur. Per saldo is dat dan € 2.000,–.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Door de ondernemer wordt voor de beschadiging van het tv-meubel aansprakelijkheid erkend voor een bedrag van € 1000,–. Een gegeven is dat de consument € 1.090,– te weinig heeft betaald op wat hem voor dit werk is gefactureerd. Dat bedrag is door de consument ingehouden. Ik vind die inhouding niet terecht en wens dat dat ingehouden bedrag van € 1.090,– alsnog wordt uitbetaald of gebruikt wordt om daarmee de aan de consument toekomende schadevergoeding van € 1.000,– te betalen door verrekening.
De werkzaamheden zijn conform afspraak op regiebasis in rekening gebracht. Eerst hebben reparatiewerkzaamheden plaatsgevonden en daarna is het plafond gespoten. Er bleven glooiingen zichtbaar in het gipsplaten plafond die bleken te zijn veroorzaakt door vroegere lekkages waarvan de ondernemer geen weet had, waarop de ondernemer is opgedragen om het plafond alsnog te stuken. Het klopt dus dat met het direct spuiten van het plafond geen juiste eindafwerking werd verkregen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Door de ondernemer is eerst ter zitting erkend dat de consument een vordering op hem heeft van
€ 1.000,– wegens voor rekening en risico van de ondernemer komende beschadiging van het tv-meubel. Daarmee staat die vordering genoegzaam vast en is de ondernemer gehouden dat bedrag aan de consument te betalen.
De commissie stelt voorts vast dat die vordering niet is voldaan door verrekening met het nog openstaande bedrag van € 1.090,– , waarvan de betaling door de consument is opgeschort. Van verrekening is geen sprake (geweest). De consument is daarover ook duidelijk: de betaling van dat bedrag is naar zijn zeggen opgeschort/ingehouden alleen om reden dat dat niet verschuldigd kan zijn omdat de ondernemer voor diens werkzaamheden te veel in rekening heeft gebracht bij de consument. Door de consument is overigens ook geen verrekeningsverklaring gedaan aan het adres van de ondernemer.
Bij deze stand van zaken heeft de commissie vervolgens te beoordelen of de consument het nog openstaande bedrag van € 1.090,– gehouden is te betalen aan de ondernemer. De ondernemer wenst alsnog betaling daarvan te verkrijgen.
De kern van dit laatstgenoemde geschil betreft de vraag of de kosten voor het voor de eerste keer afwerken van het plafond geheel bij de consument (dus ook op regiebasis) in rekening mogen worden gebracht. Het is naar zeggen van de consument niet billijk dat hem die kosten volledig in rekening worden gebracht. Dat is de enige reden waarom door hem betaling van het door hem daartoe bepaalde bedrag van € 1.090,– door hem is ingehouden. De consument vraagt de commissie om deze korting – kort gezegd – definitief te maken.
Door de ondernemer is het standpunt ingenomen dat de door de consument eigenmachtig toegepaste korting onterecht is. De werkzaamheden en materialen zijn, zoals is overeengekomen, op regiebasis bij de consument in rekening gebracht, en wel volledig. De consument heeft ook opdracht gegeven om het plafond voor een tweede keer af te werken, omdat het resultaat van de eerste keer tegenviel. De consument is gehouden alles wat hem in rekening is gebracht te betalen.
De commissie stelt vast dat de eerste bewerking van het plafond (“reparaties plafond”, “voorbereiden spuitwerk en voorspuiten” en “plafond spuiten”) op respectievelijk 10 maart 2022, 14 maart 2022 en op 15 maart 2022) niet hebben geleid tot een resultaat dat voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Zulks is eerst door partijen vastgesteld nadat de consument over het eindresultaat had geklaagd, omdat daarin enige glooiingen (in de onderliggende gipsplaten) zichtbaar waren gebleven. Dit is reden geweest voor partijen om meteen daarna te beslissen tot het alsnog stuken van dat plafond (“plafond voorstrijken”; “stucwerk plafond”; “plafond voorspuiten” en “plafond afspuiten”) op 16 maart 2022 tot en met 18 maart 2022. Dit met uiteindelijk goed resultaat.
De commissie is van oordeel dat de ondernemer in redelijkheid wel degelijk ook betaling mag vergen van de arbeids- en materiaalkosten die samenhangen met genoemde eerste bewerking. Daartoe oordeelt de commissie het volgende redengevend:
Een stukadoor heeft aan de hand van de “Oppervlaktebeoordelingscriteria stukadoorswerk binnen” te beoordelen of de ondergrond vlak genoeg is om vervolgens de afwerklaag aan te brengen. Bij de aanwezigheid van – kort gezegd – kleine glooiingen in het plafond die vallen binnen de marges van die criteria, had de ondernemer niet het plafond opnieuw hoeven te stuken, maar kunnen laten zoals het was na de eerste bewerking.
De commissie (of eerst een door haar aan te wijzen deskundige) kan nu echter niet meer vaststellen/achterhalen of de glooiingen bij aanvang van het werk binnen de marges vielen.
In brief van 7 oktober 2022 van de ondernemer staat dat de vervorming van de gipskartonplaten door eerdere lekkage zich aftekende bij strijklicht tijdens de werkzaamheden.
In de “Oppervlaktebeoordelingscriteria stukadoorswerk binnen” is het volgende vastgelegd bij Visuele beoordeling stukadoorswerk Binnen: Tijdens een beoordeling mag er geen strijklicht op het te beoordelen oppervlak vallen. Zie ook Bijlage A van NEN 13914-2. Technisch gezien voldeed het plafond na de eerste bewerking kennelijk, is de conclusie die de commissie hieruit trekt.
Ook wordt in die brief het volgende aan de consument bevestigd: Na twijfel is door [consument] alsnog besloten het geheel te laten stuken.
Indachtig het hiervoor overwogene is de commissie dan ook van oordeel dat de ondernemer in redelijkheid betaling kan vorderen van het nog openstaande bedrag van € 1.090,–. Ook deze vordering ligt voor toewijzing gereed.
De commissie stelt vervolgens vast dat beide vorderingen zich lenen voor onmiddellijke betaling door verrekening, zodat op de consument de pro resto de verplichting rust om nog € 90,– te betalen aan de ondernemer.
Nu deels terecht is geklaagd door de consument is de ondernemer op basis van het reglement van deze commissie gehouden om het klachtengeld ad € 127,50 te voldoen aan de consument en ook om de bijdrage in de behandelingskosten te voldoen aan het secretariaat van de commissie. Die bijdrage zal de ondernemer separaat bij factuur in rekening worden gebracht.
Die op de ondernemer rustende verplichting tot vergoeding van het klachtengeld leent zich wederom voor onmiddellijke verrekening, zodat alleen resteert de betalingsverplichting van de ondernemer om aan de consument te betalen € 127,50 minus € 90,– = € 37,50.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
Stelt in het kader van voormelde afrekening van partijen vast dat de ondernemer om reden als vermeld pro resto aan de consument is verschuldigd te betalen voormeld bedrag van € 37,50, waarmee het aan de consument verschuldigde klachtengeld geheel is voldaan.
Betaling daarvan dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Stelt voorts vast dat partijen behoudens het bovenstaande aan de consument toekomende bedrag van € 37,50 over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan het secretariaat van de commissie de bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Afbouw, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, mr. B.C. Westenbroek en mr. M.J. Boon, leden, op 23 januari 2023.