Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
37432
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil heeft betrekking op de levering van stadsverwarming. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Wij zijn woonachtig in een nieuwbouwwijk ([wijknaam]) in [plaatsnaam]. Onze straat (en huis) is in februari 2008 opgeleverd. Onze wijk is verplicht aangesloten op de [plaatsnaam] stadsverwarming. Vanuit overheid en gemeente [plaatsnaam] is altijd geroepen dat stadsverwarming kostentechnisch voor de consument aantrekkelijker is dan gasverwarming. Voor ons en andere straatbewoners hadden wij dan ook bij de ingebruikname van onze nieuwbouwwoning (waar nog tal van energiebesparende maatregelen zijn genomen) de veronderstelling dat wij relatief lage energienota’s zouden ontvangen. Wij betalen maandelijks € 170,– aan voorschot. Tot onze grote schrik ontvingen wij medio oktober een jaarnota 2009 waarin stond dat wij nog eens € 476,– aan afrekening moesten bijbetalen. Navraag bij andere straatbewoners leerde ons dat verreweg de meeste straatbewoners ook jaarafrekeningen hebben ontvangen waarin zij bedragen aan de ondernemer moeten betalen variërend van enkele honderden tot wel € 1.500,–. Navraag bij de ondernemer om een verklaring van dergelijke hoge bedragen aan jaarrekening heeft tot op heden geen plausibele verklaring of besparende acties opgeleverd. Echter de mogelijkheid om over te stappen naar een andere – goedkopere – energie/warmte leverancier hebben wij – en overige wijkbewoners – niet. De ondernemer heeft de monopoliepositie. Vanuit diverse persberichten hebben wij inmiddels op internet kunnen lezen dat er in de wijk [plaatsnaam] al sinds 2007 geklaagd wordt over de door de ondernemer geleverde tarieven met betrekking tot stadsverwarming. Wij hebben de ondernemer in november 2009 diverse keren benaderd onder andere over de reden van de hoogte van onze jaarnota 2009 en haar monopoliepositie. De ondernemer heeft tot op heden geen plausibele verklaring gegeven voor de hoogte van haar jaarnota. Een klachtenbrief betreffende de hoogte van onze jaarrekening hebben wij daarom naar de ondernemer verzonden. In december hebben wij over onze jaarrekening en de monopoliepositie van de ondernemer betreffende de [plaatsnaam] stadsverwarming contact gezocht met [naam Nederlandse belangenvereniging voor particulieren die een eigen huis bezitten of willen bezitten]. Zij hebben ons aangegeven bekend te zijn met dit probleem en heeft ons geadviseerd om over de monopoliepositie van de ondernemer een klacht in te dienen bij uw organisatie. Gelet op de al jaren bekend zijnde problematiek rondom de hoge kosten van consumenten voor stadsverwarming en de monopoliepositie van de ondernemer in deze waardoor elke vorm van marktwerking ons, ondanks de op 1 januari 2010 van kracht zijnde warmtewet, wordt ontnomen vragen wij ons het volgende af: – Elk [plaatsnaam] huishouden met stadsverwarming heeft de ondernemer eenmalig moeten betalen voor een gasaansluiting en voor een warmteaansluiting. Hierin hadden wij geen keuzevrijheid. Dient de ondernemer ons niet een keuzemogelijkheid te geven voor een gasaansluiting (immers we hebben daar voor betaald)? – Als er door technologische vernieuwing op de ketelmarkt rendementsverbeteringen zijn te behalen en we dan vanuit energiezuiniger standpunt zouden moeten kiezen voor gas, dan zijn we hiervan momenteel uitgesloten. – Met de liberalisering van de energiemarkt, de oproep van onder andere overheid en VE aan consumenten om kritisch naar de energienota te kijken en promotie van eventuele overstap naar een goedkopere energieleverancier, zijn wij hier momenteel van uitgesloten. – Het tariefbeleid van de ondernemer is ondoorzichtig. De ondernemer heeft al enige jaren geleden aan [inwoners van plaatsnaam] beloofd dat consumenten voor stadsverwarming niet meer zullen betalen dan voor gas. Uit berichtgeving van consumenten blijkt dat de ondernemer zich niet aan haar eigen uitspraken houdt (verlaging per 1 juli 2007 door de ondernemer met 5,85% voor de huishoudens met stadsverwarming tot eenzelfde prijsniveau als gasverwarming, terwijl huishoudens zonder stadsverwarming per 1 juli 2007 een prijsverlaging van 8,48% werd toegezegd. Dit schijnt genoegzaam bekend te zijn bij gemeente en diverse overheidsinstanties. Tot op heden heeft dit niet geresulteerd in het – voldoende – sanctioneel aanpakken van de ondernemer door overheden of daartoe bevoegde instanties. Bewoners hebben ook tot op heden van de ondernemer geen geld teruggekregen, zo lezen wij in publicaties. Ook in onze situatie hebben wij ondervonden dat de ondernemer tot op heden niet pro actief meedenkt. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De liberalisering van de energiemarkt heeft betrekking op de levering van gas en elektriciteit. Ten aanzien van de levering van elektriciteit kan de consument dus meeprofiteren van de vrije markt. De warmtelevering is niet geliberaliseerd. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat warmte een restproduct is van elektriciteitsopwekking. Er worden plaatselijk warmtenetten gebouwd die hun warmte van de daarbij behorende elektriciteitscentrale afnemen. Er is geen landelijk verbonden net zoals bij gas en elektriciteit. Feit is derhalve dat het betreffende bedrijf dat ter plekke een warmtenet aanlegt, een monopolist is. Vervolgens kiest de consument bij de aankoop voor zijn woning voor de warmtevoorziening die daarbij is aangelegd. De keuze voor warmtelevering in plaats van gaslevering wordt gemaakt door de gemeente en projectontwikkelaar. Een afweging daarbij is dat warmtelevering milieuvriendelijker is dan gaslevering. Een warmtevoorziening aanleggen is duurder dan een conventionele gasvoorziening, maar dus wel milieuvriendelijker. Om ervoor te zorgen dat een gemiddelde warmteafnemer niet duurder uit is voor zijn warmtevoorziening dan een gemiddelde gasafnemer, is het Niet Meer Dan Anders beginsel als uitgangspunt gekozen voor de tarifering van warmte. Dat houdt in dat een gemiddelde warmteafnemer niet meer betaalt voor zijn warmtevoorziening dan een gemiddelde gasafnemer. Er is een invulling aan het NMDA-beginsel gegeven in het [naam belangenbehartiger van vrijwel alle energiebedrijven op de Nederlandse markt] Tariefadvies. Dit is een formule die op basis van gas- en warmteverbruik in referentiewoningen jaarlijks wordt opgesteld om het NMDA-beginsel te waarborgen. Tevens zorgt dit Tariefadvies ervoor dat er een vrijwillige prijsregulering plaatsvindt. Dit Tariefadvies is te vinden op [websitevermelding van belangenbehartiger van vrijwel alle energiebedrijven op de Nederlandse markt]. Het Tariefadvies gaat uit van een pariteit tussen de tarieven voor warmte en de gastarieven. Dat betekent dat bij een hogere gasprijs de warmteprijs stijgt en bij een lagere gasprijs de warmteprijs daalt, wij hanteren het Tariefadvies als uitgangspunt voor haar warmtetarieven. In dit advies worden als vastrechtkosten niet alleen de kosten voor ruimteverwarming an sich meegenomen, maar ook vermeden kosten zoals de aanschaf van een HR-ketel. Wij zijn dan ook van mening dat wij voldoen aan het NMDA-beginsel voor onze tarieven voor warmte. Op basis van de aankomende Warmtewet zal mogelijk een andere invulling aan het NMDA-beginsel worden gegeven. In afwachting daarvan hanteert de ondernemer het Tariefadvies als uitgangspunt. Overigens is uit een recent onderzoek (12 mei 2010) van de NMa gebleken dat de warmtetarieven alleszins redelijk zijn. Dit onderzoek is te vinden op [websitevermelding van controlerende organisatie van netbeheerders], onder de stukken die betrekking hebben op de voorbereiding van de Warmtewet. Er is derhalve geen sprake van te hoge tarieven voor stadsverwarming. De tarieven voor warmte, die gebaseerd zijn op het Tariefadvies, worden op zogenaamde Tariefbladen gepubliceerd. De consument krijgt elk half jaar een overzicht toegezonden met de nieuwe tarieven. Tevens publiceren we deze Tariefbladen op onze website. Op de jaarnota worden deze tarieven ook gehanteerd. Omdat een jaarnota meerdere tariefperioden bevat is het tarief gemiddeld voor de verschillende perioden (en het verbruik in die perioden). Het bij moeten betalen op een jaarnota, heeft te maken met een onjuiste inschatting van het termijnbedrag. Bij nieuwe woningen is er geen sprake van een goede referentieperiode en in dit geval is het termijnbedrag derhalve te laag berekend in vergelijking tot het werkelijke energieverbruik. De ondernemer kan geen uitspraken doen over het warmteverbruik van de consument in de periode 2008/2009. Het enige dat wij zouden kunnen doen is de warmtemeter controleren. Wij hebben geen aanleiding om te veronderstellen dat de meter niet goed functioneert. De consument is de mogelijkheid van ijking op kosten van ongelijk aangedragen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie onderschrijft het standpunt van de ondernemer. Het is niet anders dan dat de markt van stadsverwarming niet is geliberaliseerd. Het behoort niet tot de bevoegdheden van de commissie hier in een rol in te spelen. Volgens de op de overeenkomst tussen de consument en de ondernemer van toepassing zijnde algemene voorwaarden bepaalt de ondernemer welk tarief van toepassing is. De [vereniging die opkomt voor de belangen van consumenten] heeft met deze bepaling ingestemd. Het is de commissie niet gebleken dat de ondernemer misbruik van deze bevoegdheid maakt, nu de ondernemer het tarief overeenkomstig het Tariefadvies van [naam belangenbehartiger van vrijwel alle energiebedrijven op de Nederlandse markt], dat uitgaat van het NMDA-beginsel, heeft vastgesteld. Het tariefadvies van [naam belangenbehartiger van vrijwel alle energiebedrijven op de Nederlandse markt] wordt ook door andere warmtebedrijven toegepast. Zolang er geen andere algemeen (meer) aanvaarde methode dan het Tariefadvies van [naam belangenbehartiger van vrijwel alle energiebedrijven op de Nederlandse markt] is, kan volgens de commissie niet gesteld worden dat de ondernemer misbruik maakt van haar bevoegdheid om de warmtetarieven vast te stellen. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 24 september 2010.