Commissie: Kinderopvang
Categorie: Tarief
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
197562/199221
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de door de ondernemer doorgevoerde prijsstijging. De consument is van mening dat in de voorwaarden van de ondernemer zou moeten worden opgenomen dat een tariefverhoging aan een maximum is gebonden. Verder vindt hij de doorgevoerde prijswijziging onvoldoende onderbouwd en onredelijk hoog.
De commissie stelt vast dat partijen een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot de opvang waarop algemene voorwaarden van toepassing zijn. Hierin staat dat de prijzen in beginsel jaarlijks worden gewijzigd voor het komende kalenderjaar. De overeengekomen prijs kan in de loop van het jaar worden aangepast, waaronder verhoogd. Het prijsbeleid kent een differentiatie op basis van leeftijdsindeling. De ondernemer is op basis van de algemene voorwaarden bevoegd de tarieven aan te passen. Hierin is geen maximum opgenomen. De commissie stelt verder vast dat er geen wet- of regelgeving is die een maximum voor een tariefverhoging voorschrijft. Uit de stukken blijkt dat de prijswijziging is voorgelegd aan de oudercommissie, dat de ondernemer heeft geantwoord op vragen van de oudercommissie en dat de oudercommissie vervolgens positief heeft geadviseerd. Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de consument onaangenaam verrast is door de omvang van de prijsstijging, was de ondernemer niet verplicht om individuele ouders bij het traject te betrekken, nu ouders zijn vertegenwoordigd in de oudercommissie en de oudercommissie de belangen van de individuele ouders behartigt. De commissie is van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat de door hem verzochte beperking van de tariefverhoging moet worden afgewezen.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de ondernemer per 1 januari 2023 doorgevoerde prijsstijging.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument maakt voor zijn dochter (geboren op 5 juli 2021) gebruik van kinderopvang door de ondernemer. De ondernemer heeft per 1 januari 2023 de tarieven voor 0-2-jarigen met 40% verhoogd naar € 12,96 per uur en de tarieven voor 2-4-jarigen met 25%. In de algemene voorwaarden van de ondernemer is opgenomen dat de tarieven eenzijdig kunnen worden verhoogd. Daarbij is geen maximum vermeld. De consument vindt de verhoging onredelijk hoog. Gezien de lange wachtlijsten bij de meeste opvanglocaties is het recht om vanwege de tariefwijziging de overeenkomst op te zeggen en over te stappen naar een andere opvang alleen in theorie een optie.
De nieuwe tarieven van de ondernemer zijn aanzienlijk hoger dan de tarieven voor kinderopvang in de omgeving. De ondernemer heeft daarvoor onvoldoende onderbouwing gegeven. Hij heeft aangevoerd dat de verhouding tussen baby’s en peuters dusdanig is dat het niet kostendekkend is voor de locatie van de dochter van de consument. Ook noemt hij de hoge huisvestingskosten en het dure energiecontract als redenen voor de prijsstijging.
De consument heeft zelf een inschatting gemaakt van de effecten van de prijsstijging. Hij is van mening dat de stijging van de kosten voor de ondernemer in geen verhouding staat tot de extra inkomsten die de ondernemer door de tariefverhoging genereert. De oudercommissie heeft aangegeven dat zij weliswaar een positief advies over de tariefwijziging heeft gegeven, maar dat zij inhoudelijk geen goed oordeel heeft kunnen vellen over de totstandkoming van de prijsstijging. De consument is verder van mening dat de ondernemer een verkeerd beeld heeft geschetst van de situatie bij de locatie van zijn dochter en hem voorafgaand aan de plaatsing van zijn dochter onjuist heeft voorgelicht; in de communicatie van de tarieven voor 2021 en 2022 wordt niet gerept over een verliesgevende situatie noch dat er bepaalde kostenstijgingen niet worden doorbelast.
De consument verzoekt de commissie een oordeel te geven over de rechtsgeldigheid van de overeenkomst met de ondernemer, alsmede over de vragen of de ondernemer heeft voldaan aan zijn informatieplicht en de prijsstijging voldoende heeft onderbouwd. Voorts verzoekt hij de commissie te bepalen dat de tariefstijging moet worden beperkt tot het landelijk gemiddelde (met bandbreedte).
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.
De ondernemer is van mening dat het besluit over de tarieven 2023 in redelijkheid is genomen. Daarbij heeft de ondernemer voldaan aan wet- en regelgeving. De ondernemer heeft het proces zorgvuldig doorlopen; hij heeft de oudercommissie voorzien van de nodige informatie om tot een prijsadvies te komen en heeft de prijsverhoging – waarover de oudercommissie een positief advies heeft gegeven – tijdig aangekondigd aan de ouders.
De uurtarieven 2023 zijn nodig in het belang van de continuïteit van de kinderopvang. Deze tarieven zijn gebaseerd op de kostenstijging die de ondernemer op dit moment kan voorzien, alsmede op de maatregelen die de ondernemer inzet om de kosten zoveel mogelijk te beperken. In voorgaande jaren was het tarief voor 0-2-jarigen niet volledig dekkend. In 2022 kreeg de ondernemer te maken met extreme kostenstijgingen, waaronder energiekosten en de kosten voor de inzet van invalkrachten vanwege personeelstekort. Met de huidige prijsstelling van € 12,96 per uur en deels een verhoging op de peuterprijzen kan de ondernemer de hele dagopvang kostendekkend aanbieden.
Voorafgaand aan de onderhavige procedure heeft de ondernemer een e-mailcorrespondentie gehad met de consument. Daarin heeft hij de consument gewezen op zijn recht om het contract met ingang van het nieuwe tarief op te zeggen en hem geadviseerd contact met de oudercommissie op te nemen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De consument beklaagt zich over de door de ondernemer per 1 januari 2023 doorgevoerde tariefverhoging. De consument is van mening dat in de Leveringsvoorwaarden van de ondernemer zou moeten worden opgenomen dat een tariefverhoging aan een maximum is gebonden. Verder vindt hij de per 1 januari 2023 doorgevoerde prijswijziging onvoldoende onderbouwd en onredelijk hoog.
Op grond van de stukken staat vast dat partijen een overeenkomst hebben gesloten met betrekking tot de opvang van de dochter van de consument. Op de overeenkomst zijn de Leveringsvoorwaarden van de ondernemer en de ‘Algemene voorwaarden voor Kinderopvang Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2017’ (hierna te noemen: de Algemene voorwaarden) van toepassing.
In artikel 2 van de Leveringsvoorwaarden is – voor zover van belang – bepaald als volgt:
“De prijzen worden in beginsel jaarlijks gewijzigd, voor het komende kalenderjaar. De overeengekomen prijs kan in de loop van het jaar worden aangepast, waaronder verhoogd. Het prijsbeleid kent een differentiatie op basis van leeftijdsindeling”.
De commissie stelt vast dat het bepaalde in artikel 2 van de Leveringsvoorwaarden van de ondernemer in overeenstemming is met artikel 16 lid 1 van de Algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat de ondernemer bevoegd is de tarieven aan te passen. Ook hierin is geen maximum opgenomen. Van de ondernemer kan niet worden gevergd dat hij van deze Algemene voorwaarden – die gelden voor de gehele branche – afwijkt. De commissie stelt voorts vast dat er ook geen wet- of regelgeving is die een maximum voor een tariefverhoging voorschrijft. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de prijswijziging is voorgelegd aan de oudercommissie, dat de ondernemer heeft geantwoord op vragen van de oudercommissie en dat de oudercommissie vervolgens positief heeft geadviseerd.
In lid 2 van artikel 16 van de Algemene voorwaarden is bepaald dat dat de ondernemer een prijswijziging van tevoren dient aan te kondigen en dat een prijswijziging niet eerder ingaat dan één kalendermaand, vermeerderd met één week na de aankondiging. De ondernemer heeft op 21 november 2022 aan de consument (en de andere ouders) laten weten dat het tarief per 1 januari 2023 zou worden verhoogd. De prijswijziging is dus op tijd aangekondigd. Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer het proces met betrekking tot de tariefwijziging op deze wijze zorgvuldig doorlopen.
De commissie is voorts van oordeel dat de ondernemer de prijsstijging in het traject met de oudercommissie voldoende heeft onderbouwd. Op advies van de oudercommissies heeft de ondernemer in het bericht van 21 november 2022 bovendien de prijsstijging op laagdrempelige wijze toegelicht aan de ouders. In dit bericht staat onder meer vermeld:
“De afgelopen jaren zijn de kosten van babyopvang door verhoogde kwaliteitseisen, zoals de beroepskracht-kindratio en het vaste gezicht, gestegen. Daarnaast leiden energieprijzen, personeelstekort en een hoog ziekteverzuim tot hogere kosten. Dit samen met de dynamiek in onze babyopvang, waarbij kinderen op jonge leeftijd vaak verhuizen en niet lang gebruiken maken van onze opvang, maakt dat onze babyopvang verliesgevend is. De afgelopen jaren hebben we er steeds voor gekozen deze kostenstijging niet één op één door te voeren in ons tarief en zoveel mogelijk te compenseren met onze andere vormen van opvang. Daarnaast hebben wij lang een prijsverhoging, anders dan de inflatiecorrectie, weten te vermijden door efficiënter te werken. Ook volgend jaar zetten wij hierop in maar we ontkomen er niet langer aan om ook een deel van onze (extra) kosten aan u in rekening te brengen.”
Hoewel de commissie zich kan voorstellen dat de consument onaangenaam verrast is door de omvang van de prijsstijging, was de ondernemer niet gehouden de individuele ouders bij het traject te betrekken, nu deze zijn vertegenwoordigd in de oudercommissie en de oudercommissie de belangen van de individuele ouders behartigt. Dat de consument – zoals hij ter zitting heeft verklaard – vóór de prijsstijging niet op de hoogte was van het bestaan van de oudercommissie, kan de ondernemer niet worden verweten. In de brief van 16 augustus 2021, die de commissie vóór het aangaan van de overeenkomst heeft ontvangen, heeft de ondernemer immers verwezen naar de Algemene voorwaarden en de huisregels, waarin het bestaan van de oudercommissie uitdrukkelijk is vermeld.
De consument beklaagt zich voorts over de voorlichting door de ondernemer. Hij is van mening dat de ondernemer hem voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst erop had moeten wijzen dat de kostenstijging in voorafgaande jaren niet was doorberekend aan de ouders en dat dit mogelijk alsnog zou gaan gebeuren. De commissie is van oordeel dat de ondernemer deze informatie niet hoefde te verstrekken, nu het al dan niet doorberekenen van de kostenstijging een beslissing betreft die tot de vrijheid van de ondernemer behoort. Hetzelfde geldt voor het besluit van de ondernemer om het tarief voor baby’s en peuters te differentiëren.
Vorenstaande overwegingen brengen de commissie tot het oordeel dat onvoldoende aantoonbaar is gemaakt dat de prijsverhoging onvoldoende is onderbouwd, dan wel onzorgvuldig zou zijn voorgelegd aan de oudercommissie en daarmee onredelijk zou zijn. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat de door hem verzochte beperking van de tariefverhoging moet worden afgewezen.
De commissie merkt nog op dat de consument, die directeur is van een energiebedrijf, de ondernemer heeft aangeboden advies te geven over het energiecontract. De ondernemer heeft ter zitting verklaard hiervoor (alsnog) open te staan. De commissie gaat ervan uit dat partijen dit in onderling overleg zullen regelen.
Derhalve wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het door hem verlangde af.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA en mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. I.M. van Trier, secretaris, op 22 februari 2023.