Taxikosten naar aanleiding van uitval treinen worden niet vergoed

De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 176338/180011

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagt over het niet rijden van treinen, waardoor zij een taxi heeft genomen naar haar bestemming. De ondernemer heeft een gering bedrag al gecompenseerd. De consument heeft een abonnement voor de vervoersdienst. De ondernemer voert aan dat hij niet aansprakelijk is voor de schade. De commissie oordeelt dat de ondernemer de consument juist en volledig heeft geïnformeerd en gaat mee in het standpunt van de ondernemer. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft schadevergoeding wegens het niet rijden van treinen.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

“Het gaat erom dat ik op 3 april 2022 een bedrag aan € 550,– aan taxikosten heb moeten betalen als gevolg van de beslissing van ondernemer om gedurende de gehele dag het treinverkeer stil te leggen. Van dat bedrag heb ik van ondernemer maar € 125,– terugontvangen, waarna ik een klacht heb ingediend, omdat ik vind dat ik niet de dupe mag worden van de beslissing die NS op die dag heeft genomen. Ondernemer heeft een vervoersplicht en een thuisbrengplicht. Derhalve wens ik ook de resterende € 425,– van ondernemer terug te ontvangen, zodat ik helemaal schadeloosgesteld word.

Ik heb immers een abonnement waarmee ik in het weekend vrij kan reizen. Op zondag 3 april 2022 was ik, zoals elke zondag, met de trein op weg van [stad X] naar [stad Y]. Echter, bij aankomst op het station te [Stad Z] werd omgeroepen dat alle treinen niet verder mochten rijden en dat er werd gewacht op nadere instructies. Uiteindelijk werd omgeroepen dat het treinverkeer werd stilgelegd tot 17.00 uur. Met die informatie heb ik de trein en het station te [stad Z] moeten verlaten. Vervolgens heb ik alle opties overwogen hoe ik tijdig in [stad Y] kon aankomen. Mij terug naar [stad X] laten brengen en van daaruit zelf met mijn auto naar [stad Y] rijden was zowel per lijnbus als ook per taxi geen optie, dan zou ik te laat in [stad Y] aankomen. Met de lijnbus naar [stad Y] reizen, daarvan had ik geen idee, gelet op de grote afstand, hoe ik dat moest aanpakken. Er zat voor mij niets anders op dan de taxi te nemen, kosten € 250,–. Gelet op de melding in de trein kon ik immers ‘s-avonds toch gewoon met de trein terug naar huis. Bij aankomst op het perron ‘s-avonds volgde de tweede verrassing. Er zouden helemaal geen treinen meer rijden. Sta je daar, ver van huis in the middle of no where, helemaal in paniek te bedenken hoe ik nou in hemelsnaam thuis kon komen. Ik moest naar huis, ik heb dieren thuis en ik moest de dag erna ‘s-ochtends naar mijn werk. Alweer alle opties in overweging genomen, per lijnbus, hoe moet ik dat aanpakken op die lange afstand en zal ik het dan redden nog voor de laatste lijnbus rijdt terug te zijn in [stad X]? Stel ik strand onderweg alsnog? Derhalve heb ik weer een taxi moeten bellen om mij terug te laten brengen naar station [stad X] waar mijn auto geparkeerd stond, kosten € 300,–. In het totaal heb ik die dag € 550,– aan de taxi moeten betalen voor een reis die ik normaliter vrij van kosten had kunnen afleggen. Daarom had ik nou juist op 6 maart 2022 een abonnement afgesloten bij ondernemer, zodat ik vrij in het weekend kon reizen. NS vergoed mij thans maar € 125,– terwijl ik vind dat ondernemer mij volledig schadeloos dient te stellen en ondernemer ook die resterende € 425,– aan mij terug dient te betalen. Ondernemer heeft mij met deze actie op 3 april 2022 ongelooflijk in de financiële problemen gebracht, omdat ik dat geld niet op mijn bankrekening had staan, maar uit nood wel moest betalen om thuis te kunnen komen.

Mijns inziens kan ondernemer mij niet met enkel een terugbetaling van € 125,– met een kluitje in het riet sturen en mij vervolgens in de financiële problemen laten door hun toedoen. Daarbij verwijs ik naar o.a. artikel 41, zoals is vastgelegd in de in 2014 tussen de overheid en ondernemer tot stand gekomen vervoersconcessie voor het hoofdrailnet 2015 – 2025.

Het voorstel om het geschil op te lossen is de betaling van € 425,–.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Consument wilde op 3 april 2022 vanaf station [stad X] naar station [stad Y] reizen. Die dag was er echter sprake van een grote verstoring waardoor erin geheel Nederland geen treinverkeer mogelijk was.
Gezien de omvang van de verstoring was het voor ondernemer niet mogelijk om alternatief vervoer in te zetten. Reizigers werden geadviseerd om hun reis indien mogelijk uit te stellen. De trein waarin consument zich bevond kon vanaf station Weert niet verder rijden. Consument heeft ervoor gekozen om een taxi te nemen vanaf station Weert naar [stad Y] Poort. Ook de terugreis naar [stad X] heeft zij per taxi afgelegd. De kosten voor deze twee taxiritten, totaal € 550,–, heeft consument gedeclareerd bij de klantenservice van ondernemer.

De klantenservice heeft in overeenstemming met een voor deze dag uitgewerkte coulanceregeling een maximale vergoeding gegeven van € 125,–. Het verzoek van consument om ook de resterende € 425,- te vergoeden is door de klantenservice afgewezen.
Consument is van mening dat ondernemer haar op grond van artikel 41 van de Concessie voor het hoofdrailnet verplicht is de volledige taxikosten te vergoeden maar de aansprakelijkheid voor schade als gevolg van vertraging, zoals taxikosten, zowel wettelijk als contractueel uitgesloten. Gezien de omvang van de treinstoring was het voor ondernemer niet mogelijk om vervangend vervoer te regelen.

Ondernemer is zowel op grond van het Europese recht als op grond van het Nederlandse recht niet aansprakelijk voor schade als gevolg van vertragingen dan wel schade veroorzaakt door welke afwijking van de dienstregeling dan ook. De Europese Verordening 1371/2007 (“Verordening”) waarin de rechten en verplichtingen van treinreizigers zijn vastgelegd, bepaalt in artikel 32 van Bijlage I (zie bijlage 1 bij dit verweerschrift) dat de vervoerder enkel aansprakelijk is voor schade bestaande uit de redelijke kosten voor een overnachting en voor het waarschuwen van personen die de reiziger verwachten in geval van het uitvallen of vertraging van een trein (of het missen van een aansluiting waardoor de reis niet meer op dezelfde op dezelfde dag kan worden voortgezet of wanneer de voortzetting van de reis als gevolg van de gegeven omstandigheden in redelijkheid niet kan worden verlangd). Dit behoudens overmacht. Het artikel bepaalt vervolgens dat het nationale recht bepaalt of en in welke mate de vervoerder andere dan de eerdergenoemde schade moet vergoeden. In Nederland is dit vastgelegd in artikel 8:108 van het Burgerlijk Wetboek. Schade die de reiziger oploopt door vertraging dan wel door welke afwijking van de dienstregeling dan ook wordt door de wetgever categorisch uitgesloten. Ratio achter deze bepaling is dat aansprakelijkheid voor vertragingsschade in het openbaar vervoer tot onaanvaardbare gevolgen zou leiden. 1. Vervoerovereenkomst.

De inhoud van artikel 8:108 BW heeft ondernemer overgenomen in haar vervoervoorwaarden die van toepassing zijn op alle reizigers die reizen met ondernemer. In artikel 8.2 van de [algemene voorwaarden] heeft ondernemer haar aansprakelijkheid voor schade als gevolg van vertraging contractueel uitgesloten. Ondernemer is dus niet alleen niet wettelijk, maar ook contractueel niet aansprakelijk voor de gestelde schade van consument en is niet gehouden de door consument gestelde schade bestaande uit de gemaakte taxikosten van € 550,– te vergoeden. Onverminderd het bovenstaande kent ondernemer een restitutieregeling bij vertragingen (“Geld terug bij vertraging”, hierna: GTBV).
Een (wettelijke) uitzondering op de uitsluiting van aansprakelijkheid zou uitsluitend bestaan als ondernemer de schade – in het onderhavige geval bestaande uit de gemaakte taxikosten en de kosten van de stalling – opzettelijk heeft veroorzaakt of bewust roekeloos heeft gehandeld waardoor de schade is ontstaan (zie hierna onder I). In dat geval is ondernemer verplicht de schade te vergoeden. Ondernemer is ook verplicht om de schade te vergoeden als zij heeft toegezegd de schade te zullen vergoeden (zie hierna onder II). NS doet dit overigens dan uit hoofde van de nakoming van een gedane toezegging, en niet omdat de wettelijke uitsluiting van aansprakelijkheid doorbroken wordt.
Van enige opzet of bewuste roekeloosheid van de zijde van ondernemer is in het onderhavige geval géén sprake. Op 3 april 2022 trad aan het einde van de ochtend een IT-storing op. Deze storing had invloed op het systeem dat actuele planningen maakt voor treinen en personeel. Dit systeem is belangrijk om veilig en volgens dienstregeling te rijden: wanneer er ergens een incident optreedt, dan past het systeem zich daarop aan. Dat was door de storing niet mogelijk. Het was daarom niet veilig om treinen te blijven rijden. De storing behelsde het hele land, alle treinen vielen uit. Het was daarom niet mogelijk om alternatief vervoer in te zetten. Er zijn gewoonweg niet genoeg bussen beschikbaar om alle treinreizigers te vervoeren. Het kan in redelijkheid, in bovendien een financieel moeilijke periode, ook niet van NS gevergd worden, dat zij voor alle reizigers taxi’s in zou zetten. Ondernemer heeft geen toezegging gedaan tot schadevergoeding maar heeft haar reizigers geadviseerd om indien mogelijk de reis uit te stellen. Consument heeft vervolgens de keuze gemaakt om als alternatief voor haar reis een taxi te nemen.

In de vervoerconcessie voor het hoofdrailnet (artikel 41) heeft ondernemer met het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat afgesproken dat zij bij grotere verstoringen vervangend vervoer zal aanbieden indien dit redelijkerwijs mogelijk is (zie bijlage 3). Ook de vervoervoorwaarden van ondernemer bevatten in artikel 6.3 de verplichting om onder bepaalde omstandigheden vervangend vervoer aan te bieden, waarbij geldt dat ondernemer bepaalt welk type vervangend vervoer wordt aangeboden en voor zover dat redelijkerwijs van haar gevergd kan worden (zie bijlage 4). Hetzelfde artikel bepaalt dat het kan zijn dat ondernemer niet in staat is om vervangend vervoer aan te bieden, waarbij als voorbeeld de massale uitval van treinen wordt genoemd. In een dergelijk geval is ondernemer verplicht zich maximaal in te spannen om de reiziger kosteloos een slaapplaats aan te bieden. Ondernemer maakt per incident op basis van de omstandigheden een afweging of alternatief vervoer redelijkerwijs mogelijk is en kan worden aangeboden. Ondernemer is erop gericht om in geval van een verstoring van het treinverkeer zo snel mogelijk weer treinen te laten rijden zodat reizigers zo snel mogelijk hun reis kunnen voortzetten. Wanneer dit niet mogelijk blijkt, wordt zo mogelijk vervangend vervoer ingezet. Hiervoor heeft ondernemer, contracten met busbedrijven afgesloten. De uitval van treinen op 3 april 2022 was echter landelijk, het is niet mogelijk om een dergelijke uitval met bussen op te vangen. Ter indicatie: waar een trein zo’n duizend reizigers kan vervoeren, zijn dat er in een bus doorgaans slechts 54. Dat betekent dat ondernemer honderden tot duizenden bussen had moeten inzetten om alle gestrande reizigers van vervangend vervoer te kunnen voorzien. Het toch inzetten van een ontoereikend aantal bussen in combinatie met het communiceren dat er bussen worden ingezet, had tot onveilige situaties kunnen leiden doordat vele reizigers dan toch naar het station zouden komen en massaal naar de bussen zouden gaan. Hetzelfde geldt voor het regelen van taxi’s door ondernemer. Niet alleen zijn er niet voldoende taxi’s beschikbaar gelet op het aantal gestrande reizigers, maar bovendien geldt dat van NS gelet op de omvang van de treinstoring niet in redelijkheid kan worden gevergd dat het voor iedere gestrande reiziger de volledige voor een taxi gemaakte kosten betaalt. Zoals gezegd, volgt uit de [voorwaarden] dat ondernemer degene is die vervangend vervoer aanbiedt en daarbij bepaalt welk vervangend vervoer dit is. Dit echter indien dit redelijkerwijs mogelijk is (concessie) en voor zover dat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd. Het staat de reizigers uiteraard vrij om een taxi te pakken, maar de kosten hiervoor zijn voor eigen rekening.

Consument heeft zelf de afweging gemaakt om een taxi te nemen. Zij heeft ondernemer hierover niet geraadpleegd en ondernemer heeft geen toezegging gedaan dat dergelijke kosten voor vergoeding in aanmerking zouden komen. Over een dergelijke afstand zijn daar vanzelfsprekend hoge kosten aan verbonden. Consument had ook haar kosten kunnen beperken door terug te gaan naar [stad X] en vandaar met de eigen auto naar [stad Y] te rijden.

Zoals hierboven geschreven is ondernemer niet aansprakelijk voor de gemaakte taxikosten. Coulance halve is door de klantenservice een deel van de kosten vergoed, namelijk € 125,–. Deze € 125,– is gebaseerd op de gemiddelde prijs van een overnachting, die ondernemer op grond van de Verordening aan moet bieden als een reiziger strandt tijdens de reis en dezelfde dag de eindbestemming niet meer kan bereiken.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument is in een weinig benijdenswaardige positie komen te verkeren toen door massale treinuitval haar voorgenomen reis niet meer met de trein kon plaatsvinden op het laatste moment. Dat is een uitzonderlijke situatie en dat was het ook voor de ondernemer. Die heeft zich voor een onmogelijke positie geplaatst gezien om reizigers te kunnen vervoeren.

De vraag naar de regeling van schadevergoeding voor reizigers is door de ondernemer uitgebreid opgepakt en helder en compleet uitgelegd. De commissie heeft dat hiervoor daarom ook nauwelijks ingekort weergegeven. Deze lezing oordeelt de commissie immers juist. Gelet op de speciale aard van het vervoer die speciale belangen met zich meebrengen is er internationale en nationale regelgeving op dit punt. Als gevolg daarvan komt de consument niet in aanmerking voor vergoeding van de schade die zij geleden heeft.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie wijst het verlangde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit de heer mr. J.M.J. Godrie, voorzitter, de heer mr. D. van Setten, de heer mr. P. Rijpstra, leden, op 12 oktober 2022.