Technisch mankement vliegtuig. Niet aannemelijk gemaakt dat bij normaal onderhoud het technisch probleem zich niet had voorgedaan. Geen overmacht

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Aansprakelijkheid    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 59564

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 30 december 2010 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor 5 personen naar Egypte met verblijf op een boot (Nijlcruise) op basis van volpension, voor de periode van 27 april 2011 t/m 4 mei 2011 voor de som van € 3.285,–.   Klager heeft op 7 mei 2011 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   Volgens onze vliegtickets zouden we op 4 mei 2011 om 15.05 uur vertrekken van de luchthaven van Luxor. De reisleider deelde ons mee dat we een uur eerder uit Luxor zouden vertrekken en dat we om 11.00 uur van de boot zouden vertrekken. Dat is niet doorgegaan. Na lang wachten moesten we om 17.00 uur vertrekken met de bus naar Hurghada, een busreis van 4,5 uur. Nadat we daar slecht hadden gegeten kwamen we aan op het vliegveld van Hurghada. Uiteindelijk zijn we op 5 mei 2011 met een vertraging van 12,5 uur om 03.30 uur naar Nederland vertrokken. De informatievoorziening over de vertraging was slecht. Uiteindelijk heeft iemand van de groep de gids thuis gebeld. Toen kwam er wat meer informatie, maar we weten nog steeds niet wat er precies aan de hand is geweest. Van de luchtvaartmaatschappij hebben we geen vergoeding gekregen.   Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   Bij het vertrek van het vliegtuig uit Nederland was er een technisch probleem, nadat het toestel van de gate los was. Het toestel moest geïnspecteerd worden. Op dat moment was niet bekend hoe lang dit zou gaan duren en konden de gasten ter plaatse daarover niet goed geïnformeerd worden. Conform de richtlijnen hebben de passagiers van de luchtvaartmaatschappij verzorging ontvangen. Toen het toestel uiteindelijk uit Nederland kon vertrekken was geen ‘heavy crew’ beschikbaar, die vereist was in verband met de tussenlanding in Luxor. Daarom kon geen tussenlanding in Luxor worden gepland en is besloten de passagiers te verzamelen in Hurghada. Dit was de luchthaven waarvan de meeste passagiers zouden vertrekken. De lokale agent heeft een transfer naar Hurghada verzorgd. We hebben hiermee de hulp en bijstand geleverd die er redelijkerwijs verwacht mocht worden. Van een vergoeding op grond van de EU-verordening 261/2004 kan geen sprake zijn. Niet wij maar de luchtvaartmaatschappij dient voor een dergelijke vergoeding aangesproken te worden. Voorts is op basis van de ANVR Reisvoorwaarden geen vergoeding mogelijk bij een vertraging op de terugweg. Slechts op de heenreis kan een vergoeding verlangd worden, als de vertraging langer dan 8 uur is geweest. We zijn dan ook van mening dat we klager geen vergoeding verschuldigd zijn.   Ter zitting heeft de reisorganisator verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Klager baseert haar recht op een financiële vergoeding op de EU-verordening 261/2004. Daarvoor dient zij bij de luchtvaartmaatschappij te zijn en niet bij ons. Verder verwijzen we naar het besluit van 24 oktober 2011 van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (de Inspectie Verkeer en Waterstaat), hierna: de Staatssecretaris. Uit dat besluit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij terecht een beroep heeft gedaan op buitengewone omstandigheden. Klager heeft conform de richtlijnen een vergoeding in de vorm van een voucher gekregen voor extra drank- en/of maaltijdkosten.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Voor zover klager een financiële vergoeding verlangt op grond van EU-Verordening 261/2004 is de commissie van oordeel dat klager daarvoor bij de reisorganisator aan het verkeerde adres is. Die verordening heeft immers slechts gelding in de relatie tussen de vervoerder en de reiziger en dus niet, althans niet rechtstreeks, in de relatie tussen de reiziger en de reisorganisator.   De vertraagde vlucht is evenwel onderdeel van een tussen partijen gesloten reisovereenkomst, waarop de ANVR Reisvoorwaarden van toepassing zijn. Door het geschil aanhangig te maken bij de commissie begrijpt de commissie dat klager klaagt binnen de tussen partijen gesloten reisovereenkomst.   Het standpunt van de reisorganisator dat de ANVR Reisvoorwaarden geen vergoeding kennen bij een vertraging op de terugweg en slechts op de heenweg een vergoeding kan worden verlangd, indien de vertraging langer dan 8 uur is geweest, is onjuist. De ANVR Reisvoorwaarden (2011) bevatten een dergelijke beperking van aansprakelijkheid niet.   Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 12 van de ANVR Reisvoorwaarden is de vraag aan de orde of op grond van een aan de reisorganisator toe te rekenen tekortkoming, aan klager een vergoeding toekomt voor ongerief en/of materiele schade. Daarbij geldt dat de reisorganisator ook aansprakelijk is voor een tekortkoming van degene van wiens hulp hij bij de uitvoering van de overeenkomst gebruik maakt (zie artikel 12, lid 3, onder c).   Ter zitting heeft de reisorganisator verwezen naar het besluit van de Staatssecretaris van 24 oktober 2011, dat bij de door de reisorganisator overgelegde stukken is gevoegd. In dit besluit wordt het beroep van de luchtvaartmaatschappij op buitengewone omstandigheden door de Staatssecretaris gehonoreerd. De commissie begrijpt dat de reisorganisator, door ter zitting naar dit besluit te verwijzen, een beroep op overmacht doet.   Het is de vaste lijn van de commissie dat een technisch mankement aan het vliegtuig een beroep op overmacht in beginsel niet rechtvaardigt. De commissie heeft in het onderhavige geval geen aanknopingspunten gevonden om anders te oordelen. Daarbij is van belang dat in de brief van de reisorganisator van 15 juni 2011 wordt gesproken over een storing bij één van de boordcomputers, als gevolg waarvan het vliegtuig niet uit Nederland kon vertrekken. In het besluit van de Staatssecretaris wordt echter gesproken over het tot twee keer toe breken van veiligheidsbouten in de duwstang, waardoor het vliegtuig manueel moest worden geremd. Daarna dienden zich, volgens dit besluit, onverwachte problemen aan met de stabilisatoren (electrische trim), wat bekend staat als een probleem voor de vliegveiligheid van de vlucht. Vervolgens heeft de gezagvoerder de vlucht afgebroken en is naar de gate teruggekeerd, aldus meergenoemd besluit. Gelet op de informatie van de reisorganisator enerzijds en hetgeen naar voren komt uit het besluit van de Staatsecretaris anderzijds is onduidelijk wat er zich precies heeft afgespeeld. Bovendien blijkt uit één en ander niet althans niet voldoende dat bij normaal onderhoud het technisch probleem niet voorkomen had kunnen worden.   Het beroep van de reisorganisator op overmacht faalt derhalve.   Het is de vaste lijn van de commissie dat bij een vertraging van meer dan drie uur een vergoeding voor ongerief redelijk is. De commissie stelt deze vergoeding, alle omstandigheden in aanmerking genomen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid vast op het hierna te noemen bedrag.   Voor zover klager daarnaast een financiële vergoeding verlangt voor (extra) gemaakte kosten als gevolg van de vertraging is van belang dat de reisorganisator onweersproken heeft gesteld dat klager van de luchtvaartmaatschappij conform de richtlijnen die hiervoor gelden een vergoeding heeft gekregen in de vorm van een voucher ter bestrijding van de (extra) kosten voor drank en/of maaltijden. Gesteld noch gebleken is dat deze vergoeding niet toereikend was.   De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van in totaal € 500,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de reisorganisator bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 500,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 28 november 2011.