Commissie: Geestelijke Gezondheidszorg
Categorie: Waarschuwing
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
115689
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [plaats] en Stichting GGZ Eindhoven en de Kempen, gevestigd te Eindhoven(verder te noemen: de zorginstelling).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 24 mei 2018 te Breda. De cliënt is ter zitting verschenen, vergezeld van [naam], patiëntvertrouwenspersoon. Namens de zorginstelling is verschenen [naam], juridisch adviseur. Beide partijen hebben hun standpunt toegelicht. Op de zitting zijn door de cliënt nieuwe stukken ingediend, waar de zorginstelling na de zitting schriftelijk op heeft gereageerd. De cliënt heeft hierop zijn visie gegeven. De commissie achtte zich hiermee voldoende voorgelicht, zodat zij zonder een nadere mondelinge toelichting van partijen, op 15 juni 2018 een beslissing heeft genomen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op een volgens de cliënt onterecht gekregen schriftelijke waarschuwing vanwege overlast.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. De door de cliënt overgelegde stukken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. In de kern komt het standpunt van de cliënt op het volgende neer.
De cliënt heeft een behandeltraject binnen de Woenselse Poort doorlopen omdat hij kampt met gedragsproblemen en mede hierdoor meermalen met politie en justitie in aanraking is gekomen. Thans woont hij met woonbegeleiding van GGzE eenheid De Boei in een appartementencomplex te Eindhoven. Het doel van het zorgtraject is dat de cliënt zo zelfstandig mogelijk kan wonen en zijn leven kan leiden zoals hij dat wil, waarbij hij zich houdt aan de wet- en regelgeving en geen delictgedrag vertoont dan wel anderszins overlast veroorzaakt.
Omdat omwonenden bij de woningbouwvereniging klachten hadden ingediend vanwege overlast veroorzaakt door de cliënt, heeft de cliënt hiervoor op 6 december 2017 een schriftelijke waarschuwing gekregen. Daarbij is aan de cliënt medegedeeld dat de woonbegeleidingsovereenkomst bij een volgende schriftelijke waarschuwing kan worden ontbonden en dat hem de toegang tot zijn woonruimte kan worden ontzegd. De klachten van overlast bestaan uit het op ongebruikelijke tijden bezoek ontvangen door de cliënt, het permanent gesloten houden van de gordijnen, het feit dat de cliënt een camera heeft geplaatst die gericht is op de galerij en het feit dat er is geürineerd in de algemene ruimte. In de ogen van de cliënt betreffen het foutieve meldingen en heeft hij hiervoor onterecht een schriftelijke waarschuwing gekregen. Hij wenst dat de schriftelijke waarschuwing wordt ingetrokken. Hij ontkent dat hijzelf dan wel zijn bezoek in de algemene ruimte zou hebben geürineerd. Voorts is hij van mening dat hij zelf mag bepalen wanneer hij zijn gordijnen opent of sluit en op welke tijden hij bezoek ontvangt. De camera heeft hij voorlopig weggehaald, maar hij wil zich verdiepen in de regels hieromtrent alvorens hij definitief besluit de camera te verwijderen.
Nadat de cliënt zijn klacht bij de zorginstelling heeft ingediend en de zorginstelling hierop heeft laten weten de waarschuwing niet te zullen intrekken, heeft de cliënt zijn klacht aan de commissie voorgelegd. Tijdens de zitting heeft de cliënt zijn standpunt herhaald en aanvullende stukken overgelegd, waaruit naar zijn mening blijkt dat de woonbegeleiders, in tegenstelling tot hetgeen de zorginstelling beweert, tevreden zijn over de wijze waarop de begeleidingscontacten met hem verlopen. De cliënt is van mening dat hieruit blijkt dat hij zich begeleidbaar opstelt. In reactie op hetgeen de zorginstelling d.d. 12 juni 2018 schriftelijk naar voren heeft gebracht (zoals hierna vermeld), geeft de cliënt aan te persisteren bij zijn stelling dat hij zich begeleidbaar opstelt, waarbij hij wel opmerkt dat rekening gehouden dient te worden met zijn problematiek. Voorts vordert hij een vergoeding van de schade die hij heeft geleden, doordat hij is gestoord in zijn behandeling en stressklachten heeft.
Standpunt van de zorginstelling
Voor het standpunt van de zorginstelling verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt van de zorginstelling op het volgende neer.
Sinds de cliënt in het kader van begeleid wonen in het appartementencomplex in Eindhoven woont, is regelmatig met hem gesproken over het feit dat de relatie met zijn woonbegeleiders moeizaam verloopt en dat er klachten zijn rond overlast. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een schriftelijke waarschuwing op 6 december 2017. In de brief is aangegeven dat het management van GGzE De Boei het gedrag van de cliënt en zijn bezoek onacceptabel vindt. Naast de officiële waarschuwing zijn afspraken op papier gezet waaraan de cliënt zich dient te houden. Deze afspraken zijn in lijn met het Huishoudelijk Reglement en houden in dat de cliënt geen bezoek mag ontvangen tussen 22.00 uur en 10.00 uur, dat de camera dient te worden verwijderd en dat de gordijnen overdag geopend moeten zijn. In de brief is tevens aangegeven dat de afspraken na drie maanden geëvalueerd zouden worden en dat nieuwe klachten in de tussentijd kunnen leiden tot opzegging van de woonbegeleidingsovereenkomst. De zorginstelling is van mening dat de schriftelijke waarschuwing d.d. 6 december 2017 op goede en zorgvuldige gronden is genomen en verzoekt de klacht ongegrond te verklaren.
Ter zitting heeft de zorginstelling aangegeven dat de cliënt zich nog steeds niet houdt aan alle gestelde voorwaarden en dat omwonenden wederom bij de woningbouwvereniging hebben geklaagd over overlast. De cliënt ontvangt nog steeds nachtelijk bezoek, hij stelt zich dreigend op richting de medebewoners van de flat en hij laat nauwelijks begeleiding toe. De cliënt is herhaaldelijk aangesproken op zijn gedrag. De cliënt stelt zich volgens de informatie die de zorginstelling van de begeleiders heeft gekregen, onvoldoende begeleidbaar op. Hij verschaft de begeleiding onvoldoende toegang tot de woning en is onvoldoende open over de dingen die hij doet.
Omdat de zorginstelling ter zitting werd geconfronteerd met nieuwe – en tegenstrijdige – gegevens die door de cliënt werden overgelegd, te weten e-mailberichten van de begeleiders van de cliënt waarin zij aangeven dat de contacten met de cliënt goed verlopen, werd de zorginstelling in de gelegenheid gesteld hierop na de zitting een schriftelijke reactie te formuleren. Bij brief d.d. 12 juni 2018 heeft de zorginstelling concrete voorbeelden genoemd van gedragingen waaruit blijkt dat:
– de cliënt zich niet aan afspraken en regels (volgens het woonbegeleidingscontract en huisregels) houdt en wanneer hij hierop gewezen wordt, zich boos en dreigend naar de begeleiding uit;
– de cliënt diverse keren afspraken heeft afgezegd en vervangende woonbegeleiding of de huismeester de toegang tot de woning heeft geweigerd;
– de cliënt niet gemotiveerd is begeleiding te accepteren, zodat het niet lukt om gezamenlijk met de begeleiding doelen te stellen.
Voorts geeft de zorginstelling in deze brief gemotiveerd aan dat de persoonlijk begeleiders de conclusie delen dat de cliënt zich onvoldoende begeleidbaar opstelt. De cliënt laat begeleiders weliswaar toe in de woning, omdat hij weet dat dit moet, maar deze toegang verschaft hij uitsluitend op zijn voorwaarden. Tevens trekt de cliënt zich niets aan van begeleidingsdoelen en adviezen die de begeleiders hem geven en is er geen samenwerking mogelijk. Zijn gedrag verandert niet, waardoor klachten van omwonenden blijven binnenkomen. De zorginstelling persisteert derhalve bij haar ingenomen standpunt dat de klacht ongegrond verklaard dient te worden.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding het door partijen over en weer gestelde overweegt de commissie het volgende.
Wanneer in de relatie tussen de cliënt en de zorginstelling een geschil is ontstaan over bijvoorbeeld de bejegening van de cliënt of de uitvoering van een behandelplan en de cliënt is er met de zorginstelling niet uitgekomen, dan kan hierover worden geklaagd bij de commissie. In het onderhavige geval is de cliënt het oneens met de schriftelijke waarschuwing die hij heeft gekregen voor het veroorzaken van overlast, omdat er volgens hem geen sprake van overlast is geweest. Hij is tevens van mening dat hij zich begeleidbaar opstelt. De zorginstelling heeft in haar schriftelijke reactie d.d. 12 juni 2018 meerdere concrete incidenten genoemd, waaruit blijkt dat de cliënt zich (herhaaldelijk) niet heeft gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn begeleiders hem hebben gegeven en voorts dat hij zich zodanig heeft gedragen dat de medebewoners van het appartementencomplex waar hij woont, overlast van hem hebben ondervonden. Naar het oordeel van de commissie heeft de zorginstelling hiermee onderbouwd aangetoond dat de cliënt zich niet voldoende begeleidbaar opstelt. De schriftelijke waarschuwing d.d. 6 december 2017, waartegen de klacht van de cliënt zich richt, is dan ook naar het oordeel van de commissie terecht gegeven, zodat de klacht ongegrond moet worden verklaard.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist op 15 juni 2018 door de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg.