Toepassing salderingsregeling en elektriciteit

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Overig    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 170327/173374

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Volgens de consument wordt de salderingsregeling niet juist toegepast. De ondernemer saldeert per kwartaal in plaats van per jaar. De ondernemer meent dat het salderen per kwartaal de juiste wijze is. De dag voor de zitting zijn de Kamervragen over dit onderwerp beantwoord. De commissie oordeelt dat de ondernemer een nieuwe jaarnota moet opmaken, waarin de beantwoording van de Kamervragen door de minister wordt meegenomen. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft toepassing van de salderingsregeling voor elektriciteit.

De consument heeft een bedrag van € 631,19 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In de eindnota van de ondernemer (over de periode 1 juni 2021 tot en met 28 februari 2022) wordt de salderingsregeling niet op juiste wijze toegepast. Hij saldeert per kwartaal, in plaats van per jaar. Daardoor krijgt de consument voor de in de zomer ’teveel’ opgewekte energie slechts € 0,096 en berekent de ondernemer het hoge verbruik in de winter tegen € 0,356. De consument heeft meer stroom opgewekt in de zomer dan hij in de winter heeft verbruikt, maar toch zorgt het door de manier van berekenen van de ondernemer voor een fikse rekening. De consument had zich vooraf goed ingelezen en overal leest hij dat de salderingsregeling op jaarbasis is. Hij verwijst daarvoor naar de Consuwijzer. Ook in documenten van de ondernemer heeft hij dat gelezen.

De consument verlangt de vaststelling van een nieuwe eindnota.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De wet is duidelijk over het salderen van de energiebelastingen: dit moet per jaar uitgevoerd worden en dit is ook zo toegepast op de eindnota. Voor de variabele leveringskosten stelt de wet deze eis voor variabele (halfjaar, kwartaal, maand, uur) contracten niet. Er wordt gesteld dat bij salderen hetzelfde tarief voor invoeding gegeven moet worden als voor afname (tot het maximum van afname).

Er wordt niet voorgeschreven over welke periode invoeding gesaldeerd moet worden met afname. De ondernemer heeft hierover contact gehad met de ACM (Autoriteit Consument en Markt). Op 31 maart 2022 geeft de ACM per e-mail aan de ondernemer aan: “De huidige regeling, opgenomen in art. 31c Elektriciteitswet 1998, geeft geen mogelijkheden voor salderen met variabele tarieven. Wij hebben dit voorgelegd bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK).” Inmiddels zijn er hierover ook in de politiek door Tweede Kamer lid Henri Bontenbal vragen aan minister Jetten gesteld (https://www.openkamer.org/kamervraag/2022Z13495/). De ondernemer heeft zich vooralsnog gericht op de wettekst dat de tarieven voor invoeding hetzelfde moeten zijn als voor afname. Voor de ingevoede stroom geeft de ondernemer dezelfde prijs als voor de afgenomen stroom (tot het maximum van afname). Als de klant kiest voor een variabel kwartaal contract dan ontvangt hij de prijs per kwartaal. In de markt zijn er meerdere leveranciers (o.a. [leverancier X], [ leverancier Y], [leverancier Z]) die de methodiek hanteren van het salderen per tariefperiode. Dit is bij variabele contracten een geaccepteerde methode. u
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Vooropgesteld wordt dat de ondernemer een jaarfactuur aan de consument stuurt, waarin per kwartaal het verbruik, de invoeding en de per kwartaal wisselende prijs vermeld worden. De ondernemer saldeert per kwartaal de invoeding en het verbruik. De consument betoogt dat het gehele verbruik per jaar gesaldeerd moet worden met de in dat jaar ingevoede stroom.

Eén werkdag voor de zitting heeft de minister de door de ondernemer bedoelde Kamervragen beantwoord. Daarin staat, kort gezegd, dat ook voor overeenkomsten als de onderhavige het gehele jaarverbruik met de in dat jaar ingevoede stroom gesaldeerd moet worden. Dat blijkt volgens de minister niet uit de wet, maar was wel de intentie. De minister zal een verduidelijking van de wettekst bevorderen. Ter zitting heeft de ondernemer verklaard dat hij zich neerlegt bij de visie van de minister. Consequentie daarvan is dat de consument in het gelijk wordt gesteld.

De volgende vraag zou kunnen zijn hoe er dan afgerekend moet worden. De minister geeft daarover geen mening. In onderhavige casus speelt dat echter niet, omdat in het gehele jaar, naar de ondernemer erkende, meer stroom is ingevoed dan afgenomen en partijen het eens zijn over de prijs die de ondernemer hanteert voor de ingevoede stroom boven de verbruikte stroom.

Voor zover de consument nog geklaagd heeft over communicatie (de commissie leest dat niet in het klachtenformulier), stelt de commissie vast dat de consument daar ter zitting niet op teruggekomen is. De commissie gaat ervan uit dat de daarover door de ondernemer in zijn verweerschrift gegeven uitleg door de consument geaccepteerd is. De commissie hoeft daarover dan ook niet te beslissen.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is. Aan de consument dient dan het klachtengeld vergoed te worden.

Aangaande het depot heeft de ondernemer ter zitting verklaard dat het betreffende bedrag aan de consument geretourneerd kan worden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De ondernemer dient een nieuwe eindnota voor de consument op te maken, waarin hij de mening van de minister over de salderingsregeling toepast. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag ad
€ 631,19 dient aan de consument uitgekeerd te worden.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. R.J. Paris, voorzitter, mevrouw mr. W.N. Kip en de heer H.W. Zuur, leden, op 26 september 2022.