Treinreis met ongeldig vervoerbewijs vanwege onvoldoende saldo levert boete op

De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Betaling    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 29531/34607

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument stelt dat hij bij een overstap naar de trein van de ondernemer niet kon inchecken. De consument besloot in te stappen zonder in te checken. Hij ging ervan uit dat er iets defect was aan de apparatuur. Bij controle bleek dat zijn saldo te laag was. De controleur schreef een proces-verbaal uit. De consument stelt dat het proces-verbaal niet geldig is, omdat er fouten in staan. De consument wil de boete niet betalen. De ondernemer stelt dat het verboden is om zonder geldig vervoerbewijs gebruik te maken van het openbaar vervoer. Omdat de consument zonder geldig vervoerbewijs reisde, namelijk met onvoldoende saldo, was hij in overtreding. De consument heeft een boete gekregen, die na betalingsherinneringen is overgedragen aan het incassobureau. De commissie oordeelt dat het reizen zonder geldig vervoerbewijs verwijtbaar en strafbaar is en levert de consument daarom een boete op. Van ongeldigheid van het proces-verbaal is geen sprake. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het opleggen van een boete.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt, kort samengevat en voor zover relevant, als volgt.

De consument reisde op 13 december 2019 per trein van Ede-Wageningen naar Leiden en van Leiden naar Lunteren. ’s-Ochtends had de consument zijn OV-chipkaart opgewaardeerd. Toen hij op de terugweg op station Ede-Wageningen uitgecheckt was bij de [naam vervoersmaatschappij] en hij kort voor het vertrek van de trein van de ondernemer wilde inchecken, gaf het paaltje aan dat dit niet mogelijk was en in het rood werd aangegeven dat hij het opnieuw kon proberen. Omdat de trein op vertrekken stond, besloot de consument om toch in te stappen omdat hij een lange vermoeiende dag achter de rug had (de consument is 72 jaar) en het niet zag zitten om nog langer te wachten op de volgende trein. Het was de consument niet duidelijk dat hij niet kon inchecken en hij ging er van uit dat er iets defect was aan de apparatuur.

Bij controle door het personeel bleek dat het saldo te laag was. Ondanks dat de consument trachtte de controleur te overtuigen van zijn onschuld, schreef deze toch een proces-verbaal uit. Het proces-verbaal is bovendien juridisch formeel niet geldig omdat er drie ernstige fouten in staan.
-De geboorteplaats is niet Nijkerk; de consument heeft niet gezegd dat hij het niet wist, maar dat het controlepaaltje niet aangaf wat er aan de hand was, dat hij het opnieuw kon proberen en dat hij echter in verband met de vertrekkende trein is ingestapt, ervan uitgaande dat er een storing was aan de apparatuur. Op basis van deze twee gronden, de formele en de inhoudelijke, voelt de consument zich niet gehouden om de vordering te voldoen.

Voorts heeft de ondernemer laat gereageerd op zijn brieven van 14 december 2019 en 7 januari 2020.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt, kort samengevat en voor zover relevant, als volgt.

De ondernemer wijst erop dat het verboden is om zonder een geldig vervoerbewijs gebruik te maken van het openbaar vervoer.

In de vervoervoorwaarden stads- en streekvervoer 2015 (VV2015) staat dat de OV-chipkaart als vervoerbewijs kan worden gebruikt mits er voldoende saldo of een geldig product op de OV-chipkaart is geladen, en voorts dat er op de daartoe aangewezen wijze is ingecheckt.

Bij controle op 13 december 2019 bleek dat de consument niet was ingecheckt en dus zonder geldig vervoerbewijs reisde. Daarmee was hij in overtreding.

Wie tijdens een controle geen geldig vervoerbewijs kan tonen krijgt een “uitstel van betaling” (lees: boete) die € 50,– bedraagt plus de ritprijs.

Als er geen volledige betaling wordt ontvangen van de boete en eventuele verhogingen zal de boete worden overgedragen aan [naam Incasso Bureau]. De boete wordt door het [naam Incasso Bureau] verhoogd tot € 95,–.

De consument heeft een boete gekregen, die inmiddels na verschillende betalingsherinneringen ter incasso is overgedragen aan het [naam Incasso Bureau].

De consument heeft de boete terecht ontvangen.

Op 27 januari 2020 is een inhoudelijke reactie op de klacht gegeven. Het proces wordt zorgvuldig uitgevoerd. Hier kan enige tijd overheen gaan. Bij een klacht wordt het versturen van een betalingsherinnering opgeschort. Afhankelijk van een inhoudelijke terugkoppeling wordt het versturen van betalingsherinneringen al dan niet hervat.

De ondernemer verzoekt de klacht af te wijzen.

Beoordeling van het geschil
De consument heeft op 13 december 2019 een boete gekregen omdat hij, zo staat wel vast, zonder geldig vervoerbewijs met de ondernemer had gereisd. Hij had onvoldoende saldo op zijn OV-chipkaart. Kennelijk had de consument voldoende tijd, maar checkte hij kort voor vertrek van de trein in, zo kort dat hij geen gelegenheid had om te onderzoeken waarom inchecken niet mogelijk was.

Dan nog was een boete waarschijnlijk te voorkomen geweest indien de consument zich meteen bij de controleur had gemeld met zijn relaas van de onmogelijkheid in te checken. Hij heeft dat niet gedaan en heeft de controle afgewacht, althans zijn er geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot een ander oordeel nopen.

Dat is verwijtbaar, strafwaardig en levert een boete op.

De consument heeft voorts onvoldoende adequaat gereageerd op de ernstig te nemen betalingsherinneringen, waarvan hij de ontvangst niet heeft weersproken, als gevolg waarvan de boete is overgedragen aan het [naam Incasso Bureau].

De commissie overweegt tenslotte dat het er niet zoveel toe doet als er een geboorteplaats onjuist, zo dat al zo is, is vermeld. Beide partijen weten om welk delict het gaat, daar kan geen misverstand over bestaan. Van ongeldigheid van het proces-verbaal is geen sprake. De opvatting omtrent de verklaring die de consument zou hebben afgelegd treft hetzelfde lot.

Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de klacht ongegrond moet worden verklaard.

Beslissing
De commissie beslist als volgt.

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit mr. B. Hagendoorn, voorzitter, mr. D. van Setten en mr. P. Rijpstra, leden, op 14 oktober 2020.