Commissie: Koude, Klimaat en Grootkeuken
Categorie: (non)conformiteit
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
6464/23067
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De ondernemer is niet tevreden over 2 gekochte koelunits. Bij een belasting van meer dan 50Hz gaan de koelunits zo hevig trillen dat er schade ontstaat. Daarnaast zijn er nog andere klachten. De ondernemer stelt dat de klachten zijn geuit na het verstrijken van de garantieperiode. Bovendien zijn de problemen met de eerste unit al eerder verholpen. De trillingen bij de tweede unit werden volgens een onderzoek veroorzaakt door schade aan de compressoren, die waarschijnlijk door olietekort is ontstaan. De commissie oordeelt dat de klacht over de eerste koelunit ongegrond is, omdat de ondernemer heeft bevestigd dat de problemen met trillingen bij die unit zijn verholpen. Ten aanzien van de tweede koelunit stelt de commissie vast dat de ondernemer de kosten voor het vervangen van de beschadigde compressoren moet betalen, omdat de ondernemer niet heeft aangetoond dat de schade aan de compressoren aan de andere partij verwijtbaar is.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
De ondernemer heeft de klacht voorgelegd aan het bedrijf.
Het geschil betreft de aankoop en installatie van een koelunit in 2013 en vervolgens een zelfde unit in 2016. Beide units geven de ondernemer aanleiding tot een aantal klachten die volgens zijn zegge niet zijn verholpen.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft de volgende klachten geuit.
1. De ondernemer heeft twee koelunits gekocht met een vermogen van 320kW en een capaciteitsregeling van 20-70Hz traploos. Bij een belasting van meer dan 50Hz gaan de units zodanig hevig trillen dat schade ontstaat.
2. Een aantal gebreken die bij ingebruikstelling naar voren kwamen, staan vermeld op een lijstje van 20 oktober 2016 maar zijn niet allemaal verholpen. Voorts zijn er nog meer problemen die niet zijn verholpen.
3. Het bedrijf heeft als tijdelijke oplossing andere compressoren geplaatst maar deze ook in rekening gebracht als zou de ondernemer deze hebben gekocht.
4. Uit onderzoek door een derde is gebleken dat het systeem niet kan meten, regelen of bewaken 20kW over verhitting. Ook zou een onjuiste keuze van persleidingen zijn gemaakt.
5. De ondernemer verwijst naar artikel 3.33 BW, 6.228 BW, 6.248 lid 2 BW.
6. De ondernemer beroept zich op nietigheid dan wel vernietiging dan wel ontbinding van de overeenkomst en een schadevergoeding van € 41.980,– oftewel de door hem betaalde prijs voor 4 nieuwe compressoren. Daarnaast vordert de ondernemer € 5.233,25 als schadevergoeding op grond van door hem uitgevoerde werkzaamheden aan de geleverde vervangende compressoren.
Op verzoek van de commissie heeft de ondernemer zijn klachten per geleverde unit nog als volgt nader gespecificeerd:
Unit 1:
a) zware vibraties en geluidoverlast waardoor schade ontstaat; deze klacht is direct ter plekke besproken en vervolgens per mail van 14 januari 2014 aan het bedrijf kenbaar gemaakt. Vervolgens per mail van 25 november 2016, 6 maart 2018, 24 oktober 2018 en vele malen op een andere manier.
b) bouten van compressoren zijn afgebroken; dit is op 6 maart en 24 oktober 2018 per mail gemeld.
c) beveiligingsprobleem door de ondernemer zelf opgelost.
d) olieleiding gescheurd door trilling. Per mail gemeld maar door ondernemer zelf verholpen.
e) lekkage op slang, gemeld op 9 januari 2015, door ondernemer zelf verholpen.
f) door getril is het niet mogelijk op vol vermogen te draaien.
Unit 2:
a) zware vibraties en geluidoverlast waardoor schade ontstaat; deze klacht is op 25 november 2016 per mail gemeld alsmede per mail op 6 maart 2018 en 24 oktober 2018.
b) een van de compressoren liep vast. Olieleiding gescheurd door trillen, op 24 oktober 2018 per mail gemeld. Door de ondernemer zelf verholpen.
c) vlotter kan olieverbruik niet bijhouden. Op 24 oktober 2018 per mail gemeld.
Standpunt van het bedrijf
Voor het standpunt van het bedrijf verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Het bedrijf erkent dat tussen partijen is overeengekomen de levering van twee koelunits met een vermogen van 320kW en een capaciteitsregeling van 20 tot 70Hz conform de door het bedrijf uitgebrachte offertes.
Het bedrijf doet een beroep op de geldende garantieperiode van 1 jaar die met betrekking tot de 1e unit verliep in november 2014 en van de 2e unit in oktober 2017. Medio januari 2014 heeft het bedrijf op verzoek van de ondernemer enkele wijzigingen doorgevoerd bij de 1e unit; verdere gebreken zijn het bedrijf van deze unit niet bekend. Met betrekking tot de 2e unit heeft de ondernemer een lekkage gemeld in het secundaire circuit, die in overleg tussen partijen voor rekening van het bedrijf door de ondernemer zelf is verholpen. Volgens het bedrijf is haar niet duidelijk gemaakt of er nog andere gebreken zouden zijn bij deze 2e unit.
Het bedrijf wijst er op dat de 1e unit vervolgens kennelijk naar tevredenheid heeft gefunctioneerd nu de ondernemer twee en half jaar later nog eenzelfde unit kocht en vervolgens pas in maart 2018 voor het eerst melding heeft gemaakt van een trilling probleem met betrekking tot de 2e unit.
Het beroep van de ondernemer op artikel 3.33 BW gaat volgens het bedrijf niet op nu geen discrepantie is gebleken van wil en verklaring. Voorts is er volgens het bedrijf geen sprake van dwaling nu zich geen van de situaties voordoet als omschreven in artikel 6.228 lid 1 aanhef en onder a, b of c. Bovendien, aldus het bedrijf, verdraagt het beroep op dwaling zich niet met het feit dat beide units al enkele jaren in gebruik zijn.
Nadat het bedrijf op 6 maart 2018 een mail had ontvangen waar het trilling probleem werd genoemd, heeft zij direct assistentie aangeboden. De ondernemer heeft, volgens het bedrijf, daar toen niet op gereageerd. Vervolgens heeft de ondernemer op 24 oktober 2018 gemeld dat zij vanwege het trilling probleem contact had opgenomen met de leverancier van de compressoren. Deze heeft de compressoren onderzocht en een rapport uitgebracht op 26 maart 2019; dit rapport heeft het bedrijf naar de ondernemer gestuurd. Volgens dit rapport is er schade aan de compressoren en zou deze schade waarschijnlijk door olie tekort zijn ontstaan.
Het bedrijf heeft voorgesteld om ter vervanging van de twee compressoren die waren beschadigd, twee nieuwe compressoren te leveren. Volgens het bedrijf heeft de ondernemer het daarbij behorende prijsvoorstel aanvaard in mails van 10 en 11 januari 2019. Volgens het bedrijf is er derhalve een koopovereenkomst tot stand gekomen; tevens zou dit volgens het bedrijf inhouden dat daarmee afstand werd gedaan van elk vorderingsrecht met betrekking tot de defecte compressoren.
Het bedrijf verwijst naar artikel 8.1 van de NVKL Voorwaarden waarin bepaald dat de aansprakelijkheid van het bedrijf is beperkt tot de garantie verplichtingen en iedere verdere aansprakelijkheid wordt uitgesloten. De klachten zijn geuit na het verstrijken van de garantieperiode en het bedrijf acht zich dus niet aansprakelijk.
Voorts doet het bedrijf een beroep op de schade beperkingsplicht van de ondernemer. De door het bedrijf ter vervanging geleverde compressoren functioneren kennelijk goed nu daar geen klachten over zijn geuit. Er was derhalve voor de ondernemer geen reden om elders vier andere compressoren te kopen voor € 41.980,–. Daarbij komt dat het bedrijf de levering van vier nieuwe compressoren heeft geoffreerd voor € 26.280,– exclusief montage en btw. Voorts zou de ondernemer drie nieuwe compressoren hebben besteld en geen vier.
Het bedrijft vordert betaling door de ondernemer van drie openstaande facturen tot een tot een totaalbedrag van € 16.793,90.
Het betreft een factuur 19000001 ten bedrage van € 144,90, een factuur 19000004 van € 11.204,– en een factuur 190000033 van € 5.445,–.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Niet ter discussie staat dat het bedrijf zich heeft verplicht twee koelunits te leveren met een vermogen van 320kW bij een capaciteitsregeling traploos van 20 tot 70Hz. De ondernemer heeft niet weersproken dat deze units ook als zodanig zijn geleverd, maar dat door ernstige trillingen de capaciteit moest worden begrensd op 50Hz. Nu niet is weersproken dat de geoffreerde units zijn geleverd, kan, anders dan de ondernemer meent, niet worden gezegd dat het bedrijf niet zou hebben geleverd hetgeen tussen partijen is overeengekomen. Wel is voldoende aannemelijk dat de units niet de in de offertes genoemde capaciteit kunnen halen vanwege een trilling probleem.
Aan de hand van de door partijen overgelegde stukken en/of gegeven toelichting ter zitting, is niet aan te geven waardoor de trillingen worden veroorzaakt met alle eventuele gevolgen van dien voor het goed functioneren van het systeem bijvoorbeeld met betrekking tot het olie terugvoersysteem en voldoende smering van de compressoren.
Uit de ontvangen in bedrijfstelling gegevens uit 2016 is niet te constateren of de installatie wel of niet op juiste wijze in bedrijf is gesteld. De gegevens uit 2013 zijn niet meer beschikbaar, zodat ook daar geen oordeel over kan worden gegeven.
De commissie concludeert op grond van het bovenstaande dat zij weliswaar de oorzaak van de door de ondernemer gesignaleerde problemen, niet kan vaststellen, maar wel voldoende duidelijk is dat de overeengekomen capaciteit van de units niet kan worden gehaald.
Dit betekent dat het bedrijf toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen en daardoor schadeplichtig kan zijn jegens de ondernemer.
Nu de klant van de ondernemer heeft bevestigd dat de problemen met trillingen bij de 1e unit zijn verholpen, oordeelt de commissie dat de klachten met betrekking tot deze unit, die bovendien deels door de ondernemer zelf reeds zijn verholpen, geen rol meer spelen bij de vraag in hoeverre het bedrijf schadeplichtig zou zijn nu ook niet is gesteld of gebleken dat de klant van de ondernemer schade heeft geleden of gevorderd. De ondernemer heeft dan ook geen belang (meer) bij dit klachtonderdeel.
De commissie verklaart de klachten met betrekking tot de 1e unit dan ook ongegrond.
De ondernemer heeft van de 2e unit de compressoren vervangen, eerst door van het bedrijf twee 6 cilinder compressoren af te nemen en vervolgens bij een derde vier andere 8 cilinder compressoren te kopen.
Uit de stukken, met name de e-mails van 10 en 11 januari 2019, blijkt dat de ondernemer zonder enig voorbehoud te maken de twee 6 cilinder compressoren van het bedrijf heeft gekocht en derhalve zal moeten betalen.
Los daarvan dient de vraag te worden beantwoord of en, zo ja, in hoeverre het bedrijf met betrekking tot het functioneren van deze 2e unit schadeplichtig is jegens de ondernemer.
De vordering tot schadevergoeding is niet gebaseerd op het feit dat de unit niet op volle capaciteit zou kunnen functioneren, maar op de kosten die de ondernemer heeft gemaakt om beschadigde compressoren te vervangen. Volledigheidshalve vermeldt de commissie dat ook niet is gebleken of de klant van de ondernemer een schadeclaim heeft ingediend bij de ondernemer met betrekking tot het niet kunnen functioneren op volle capaciteit.
Volgens het rapport van [merknaam koelunit] van 14 februari 2019 was de compressor 102 beschadigd door “lack of lubrication” en compressor 103 door “lack of oil”. Volgens het rapport is compressor 104 ook beschadigd, maar werd daar geen oorzaak genoemd. Deze conclusies zijn door partijen niet weersproken en neemt de commissie derhalve over. Volgens de ondernemer zou deze schade kunnen zijn ontstaan door het trilling probleem, volgens het bedrijf kunnen er andere oorzaken zijn, waar het bedrijf aan heeft toegevoegd dat bij gebrek aan smering het systeem waarschuwt en daar kennelijk geen acht op is geslagen.
Het is aan de ondernemer (“wie stelt, moet bewijzen”) om de juistheid van de grondslag van zijn vordering te bewijzen dan wel op zijn minst aannemelijk te maken indien deze grondslag wordt betwist. Uit de stukken en de toelichting van partijen blijkt, dat partijen gesproken hebben om een onderzoek laten doen door een deskundige, maar de ondernemer dit niet heeft gedaan omdat het bedrijf niet wilde meebetalen. Ofschoon wel enigszins begrijpelijk, had de ondernemer dan maar voor eigen rekening het onderzoek moeten laten plaatsvinden als meest belanghebbende daarbij. De kosten van de deskundige hadden vervolgens kunnen worden betrokken, indien daartoe aanleiding zou zijn geweest, bij de verdere schade afhandeling.
Naar het oordeel van de commissie staat niet dan wel onvoldoende vast dat het bedrijf een verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot de schade aan de compressoren en staat derhalve evenmin vast dat het bedrijf aansprakelijk is voor de kosten verbonden aan de vervanging daarvan.
De commissie verklaart ook dit klachtonderdeel ongegrond.
De vordering van het bedrijf zal de commissie toewijzen nu daartegen geen steekhoudend verweer is gevoerd.
De factuur eindigend op 001 van € 144,90 betreft de levering van een onderdeel, waartegen door de ondernemer geen verweer is gevoerd. De factuur eindigend op 004 van € 11.204,– betreft de levering van twee 6 cilinder compressoren die, als hier voren reeds overwogen, door de ondernemer zijn gekocht en dus zullen moeten worden betaald. De factuur eindigend op 003 van € 5.445,– betreft de door het bedrijf verleende assistentie bij de installatie van de twee 6 cilinder compressoren. De ondernemer heeft eerst aangegeven deze factuur niet te begrijpen, maar vervolgens na verduidelijking ervan door het bedrijf ter zitting, geen verder verweer gevoerd. Nu deze factuur samenhangt met de aankoop door de ondernemer van de twee 6 cilinder compressoren en tegen de hoogte van de factuur verder geen verweer is gevoerd, dient ook deze door de ondernemer te worden betaald.
De overige weren en stellingen van partijen, behoeven gezien de bovenstaande overwegingen, geen bespreking meer.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klachten zijn ongegrond.
De ondernemer dient aan het bedrijf € 16.793,90 te betalen.
De commissie wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Koude Klimaat en Grootkeuken, bestaande uit de heer mr. W. Nannings, voorzitter, de heer J. Kraak, de heer A.C. Doeser, leden, op 11 juni 2021.