Uit vonnis rechtbank volgt dat beide ex-echtgenoten opdracht moeten geven aan makelaar. Consument stelt dat hij geen opdracht heeft gegeven aan de makelaar. Klacht kan daarom niet worden behandeld.

  • Home >>
  • Makelaardij >>
De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Bevoegdheid    Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 63487

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft het verwijt van de consument dat hij geen contact kan krijgen met de ondernemer.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De rechtbank Groningen heeft op 15 februari 2011 vonnis gewezen in de echtscheidingszaak tussen mij en mijn ex vrouw waarin kort gezegd is gesteld: bepaalt dat (medewerker ondernemer) de verkoop van de percelen te Eelderwolde en Haren zal verrichten.
Tussen de ondernemer en mij hebben geen wederzijdse contacten plaatsgevonden. Op mijn pogingen tot contact heb ik geen reactie vernomen.
Als oplossing zie ik twee mogelijkheden.
Wij kunnen samen verder gaan indien ik goed geïnformeerd wordt. Als de ondernemer de tot nu gevolgde werkwijze wil voortzetten dan wil ik dat de ondernemer de opdracht terug geeft.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

De ondernemer heeft onder overlegging van een groot aantal stukken getracht zijn positie in de echtscheidingsperikelen tussen de consument en diens ex echtgenote duidelijk te maken.
Hij stelt in opdracht van de rechtbank te werken doch moeilijkheden te ondervinden van de slechte verhouding tussen de ex-echtelieden en de gebrekkige communicatie tussen de consument en diens advocaat.
De ondernemer heeft aangevoerd uitgebreide contacten te hebben onderhouden met vooral de advocaat van de consument. De consument zelf is voor hem niet bereikbaar. Hij heeft enkel als contactgegevens het adres van de vader van de consument.
Er is getracht, zo begrijpt de commissie, een van de door de rechtbank vastgestelde omlijning van de opdracht afwijkende regeling tussen partijen tot stand te brengen, doch dit traject verloopt moeizaam.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat de rechtbank te Groningen bij vonnis van 8 juni 2010, de bij de ondernemer werkzame (medewerker ondernemer) – die ter zitting van de commissie aanwezig was – heeft benoemd tot deskundige teneinde een onderzoek in stellen naar de waarde van een tweetal percelen.
(medewerker ondernemer) heeft schriftelijk bericht uitgebracht aan de rechtbank waarmee – zo stelt de commissie vast – aan de opdracht is voldaan.

Vervolgens heeft de rechtbank bij vonnis van 15 februari 2011 overwogen dat beide partijen het erover eens zijn dat voor beide percelen toestemming moet worden gevraagd aan de gemeente Haren respectievelijk de gemeente Tynaarlo, om de bestemming te wijzigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen over de in te schakelen makelaar verschillen en heeft bepaalt … dat partijen (medewerker ondernemer) te Groningen de opdracht geven om te bewerkstelligen dat de bestemming van bovengenoemde objecten wordt gewijzigd in een woonbestemming, en wanneer dit is gerealiseerd tot verkoop hiervan over te gaan.
In het dictum van het vonnis is dit herhaald met de woorden:
bepaalt dat (medewerker ondernemer) … in opdracht van partijen de bedrijfsbestemming … zal doen wijzigen … en na het realiseren hiervan deze objecten ter verkoop aan zal bieden;

Anders dan in het eerste vonnis, waarin de (medewerker ondernemer) door de rechtbank als deskundige is benoemd, is in het tweede vonnis dus sprake van een rechterlijke beslissing die de beide partijen in het geding verplicht om de (medewerker ondernemer) een opdracht als bedoeld in het vonnis te geven.

Naar het lijkt miskennen partijen dit verschillende karakter.
De ondernemer geeft in zijn reactie op de klacht aan dat hij op enig moment heeft overwogen zijn opdracht terug te geven aan de rechtbank maar de rechtbank is hier zijn opdrachtgever niet.
De consument, op zijn beurt, miskent dat het hem niet vrij staat de inhoud van zijn (verplicht aan de (medewerker ondernemer) te geven) opdracht te wijzigen. Die is al door de rechtbank bepaald. Hij geeft in zijn mailbericht van 29 september 2011 echter aan de ondernemer te kennen dat hij belangstelling heeft voor een van de beide percelen en dat hij toedeling aan zichzelf wenst waarmee hij miskent dat de opdracht die hij verplicht is te geven aan de (medewerker ondernemer) hem die ruimte niet biedt. De inhoud daarvan is immers door de rechtbank bepaalt.
Slechts indien zowel de consument als zijn ex-echtgenote met instemming van de (medewerker ondernemer) de inhoud van de opdracht wensen te wijzigen, is dat mogelijk. Ontbreekt instemming van één van de drie, dan dient de opdracht zoals geformuleerd door de rechtbank te worden uitgevoerd.

Ter zitting is een en ander nader verduidelijkt naar partijen.

De vader van de consument heeft namens de consument het standpunt ingenomen dat er geen sprake is van een opdracht van de consument aan de ondernemer. Dit heeft hij volgehouden, ook nadat de commissie hem had voorgehouden dat dit betekent dat de consument het vonnis van de rechtbank – waarin hij immers is veroordeeld een opdracht te geven – naast zich neer heeft gelegd. Ook nadat de commissie de gemachtigde had voorgehouden dat er dan dus geen contractuele band bestaat met de ondernemer wat de vraag oproept waarover dan geklaagd wordt, is de gemachtigde op het ingenomen standpunt blijven staan.

De commissie heeft slechts tot taak te oordelen over contactuele relaties en, nu de consument zelf het bestaan daarvan ontkent, is er reden reeds op grond daarvan te oordelen dat de commissie dan niet bevoegd is. Zo zal ook de hierna te geven uitspraak luiden en er is dan geen aanleiding in te gaan op hetgeen partijen over de feitelijke verhouding waarin zij staan, hebben aangevoerd.

Niettemin is er reden voor wat nadere beschouwingen.
Allereerst heeft de commissie vastgesteld dat een schriftelijke vastlegging van een opdracht (thans nog) ontbreekt. De commissie geeft de (medewerker ondernemer) in overweging die nu eerst aan de beide partijen ter ondertekening voor te leggen onder de condities waaronder hij de te geven opdracht (feitelijk is sprake van twee opdrachten) wenst te aanvaarden.
Tegenover de verplichting van partijen om (medewerker ondernemer) de in het vonnis genoemde opdracht(en) te geven staat immers geenszins een plicht van (medewerker ondernemer) om die ook te aanvaarden.

Of het onwrikbaar door de consument ingenomen standpunt – er is geen opdracht – uiteindelijk ook houdbaar is wanneer dit opnieuw ter toets zou komen, is kwestieus. Zo heeft de ondernemer aangevoerd dat hij met de advocaat van de consument contacten heeft onderhouden waarin die advocaat hem (van de inhoud van de volgens het vonnis te geven opdracht afwijkende) instructies gaf over de wijze waarop invulling moest worden gegeven aan de werkzaamheden. Dit kan duiden op vertegenwoordiging van de consument door de advocaat maar hierover heeft de gevolmachtigde vader van de consument ter zitting het standpunt ingenomen dat de advocaat geen volmacht van zijn zoon had om een opdracht aan de ondernemer te geven.
Tenslotte verdient vermelding dat de vader van de consument ter zitting bij herhaling heeft uitgesproken dat zijn zoon toescheiding van de percelen (of een daarvan) aan zichzelf wenst hetgeen volgens de ondernemer ook de instemming heeft van de ex echtgenote en om die reden onderzoek verdient.

Wat van het voorgaande echter ook zij, gegeven het standpunt van de consument dat er geen overeenkomst is met de ondernemer is de commissie niet bevoegd.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart zich niet bevoegd van het geschil kennis te nemen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 23 maart 2012.