
Commissie: Reizen
Categorie: Product voldoet niet aan verwachtingen(non-conformiteit)
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
28181/33982
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Noodzaak voortijdige terugkeer was klager duidelijk, ook al zou op het moment van de corona-waarschuwing de reis in theorie nog wel uitgevoerd kunnen worden. Nu de mogelijkheid aanwezig was dat terugkeer meer niet mogelijk was, is klager teruggekeerd, maar verlangt van de ondernemer de extra gemaakte kosten terug voor de terugvlucht en de kosten voor de gemiste dagen camperhuur. Deze vordering gebaseerd op artikel 7:510 lid 8 BW. De commissie is van oordeel dat de consument zich daarop in de gegeven omstandigheden niet kan beroepen, omdat met de uitbraak van het corona-virus sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. In dat geval mag de consument naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst (en daarop van toepassing zijnde regels) niet langer verwachten. Dat betekent dat artikel 7:510 van het BW niet doorslaggevend is, nu artikel 6:258 BW de werking van de reisovereenkomst beïnvloedt.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 29 augustus 2019 met de ondernemer totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren voor 2 personen van een vliegreis naar de Verenigde Staten van Amerika (VS) met verblijf in een hotel gedurende 2 nachten en de huur van een camper, voor de periode van 7 maart 2020 t/m 29 maart 2020 voor de som van € 2.018,45 (exclusief Calamiteitenfonds en verzekeringen).
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
In verband met de Coronacrisis kregen we tijdens de reis, op 13 maart 2020, een email van de ondernemer dat, zoals het er toen naar uit zag, we gewoon op de geplande datum (28 maart 2020) konden terugvliegen naar Nederland. Als we dat wilden konden we de terugvlucht kosteloos omzetten naar een eerdere datum. Op 16 maart 2020 kregen we van de ondernemer een alarmerende mail, met de mededeling dat we zo spoedig mogelijk contact moesten opnemen om een vroegtijdige terugkeer naar huis te organiseren. We waren toen in Dallas. Ons werd verteld dat we de camper in San Francisco, van waar we oorspronkelijk naar Nederland zouden terug vliegen, moesten inleveren. Vanaf die dag zijn we alleen maar aan het rijden geweest, tot we op 19 maart 2020 in Flagstaff arriveerden. Omdat Californië inmiddels volledig in lock down was heb ik contact opgenomen met de ondernemer om te bezien of we niet vanaf Las Vegas konden terugvliegen. Uiteindelijk zijn we op 19 maart 2020 gestopt in Las Vegas en zijn er voor ons tickets geboekt bij [naam van de luchtvaartmaatschappij 1], waarvoor we € 366,– moesten bij betalen. De vlucht met [naam van de luchtvaartmaatschappij 1] werd echter geannuleerd. Vervolgens heeft de ondernemer tickets kunnen regelen bij [naam van de luchtvaartmaatschappij 2], met welke maatschappij we ook op de heenreis zijn gevlogen. Op 22 maart 2020 zijn we uit de VS vertrokken.
Volgens het consumentenrecht had de ondernemer ons kosteloos moeten repatriëren. Daarom vragen we de kosten die we extra hebben betaald voor de vliegtickets, een bedrag € 366,–, terug. Bovendien is de vlucht van [naam van de luchtvaartmaatschappij 1] geannuleerd, zodat niet valt in te zien waarom we die kosten verschuldigd zijn. Omdat de ondernemer er op heeft aangedrongen de reis vroegtijdig te beëindigen verlangen we ook terugbetaling van de dagen dat we geen gebruik hebben kunnen maken van de camper, een bedrag van € 348,–. Totaal verlangen we een vergoeding van € 714,–, eventueel in de vorm van een voucher.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op 13 maart 2020 kondigden de VS totaal onverwacht een inreisverbod af. Men liet vanaf dat moment geen buitenlandse toeristen meer toe in het land. We hadden toen te maken met een wereldwijd snel escalerende en zeer onzekere situatie. Maar er was geen direct risico voor reizigers in de VS en de consument had zijn reis gewoon kunnen voortzetten. Wij vonden het echter onze plicht om de consument er van op de hoogte te stellen dat terugreizen op de oorspronkelijke geplande datum moeilijk zou kunnen worden. Een concrete aanleiding daarvoor was er op dat moment niet, maar het leek ons wel opportuun om de consument hiervoor te waarschuwen. Wij hebben de reis niet geannuleerd, die was op dat moment in principe gewoon uitvoerbaar. De consument heeft ons advies om eerder terug te keren opgevolgd en heeft zijn reis voortijdig afgebroken. Met onze hulp is de consument toen eerder huiswaarts gekeerd. Er was sprake van een zeer grootschalige overmacht situatie, waarvoor we niet verantwoordelijk kunnen worden gehouden. We betreuren het dat de consument zijn reis niet heeft afgemaakt. Maar voor de schade die daaruit is voortgevloeid zijn we niet aansprakelijk.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Op 16 maart 2020 heeft de ondernemer de volgende mail aan de consument verzonden:
In de VS worden steeds strengere maatregelen getroffen vanwege het corona-virus. Ook houden steeds meer luchtvaartmaatschappijen hun vloot aan de grond. Het wordt met de dag onzekerder of en wanneer je terug kunt vliegen.
Wij verzoeken je om zo spoedig mogelijk contact met ons op te nemen om samen met ons te bekijken hoe er een vroegtijdige terugkeer naar huis geregeld kan worden.
Als de reis als gevolg van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden niet verloopt overeenkomstig de verwachtingen die de reiziger op grond van de overeenkomst redelijkerwijs mag hebben, bepaalt artikel 6.1 van de ANVR Reisvoorwaarden dat de organisator hulp en bijstand moet bieden. Dat heeft de ondernemer gedaan. Hij heeft bijvoorbeeld een vervroegde terugvlucht voor de consument en zijn medereiziger geregeld. Ook heeft hij geregeld dat de consument de camper op een andere plek dan was overeengekomen kon inleveren.
Vast staat dat de consument een bedrag van € 366,– heeft bijbetaald voor een vervroegde terugvlucht met [naam van de luchtvaartmaatschappij 1]. Die vlucht is geannuleerd. Op de zitting heeft de ondernemer toegelicht dat het betaalde bedrag ook verschuldigd was voor de gewijzigde terugvlucht met [naam van de luchtvaartmaatschappij 2], welke maatschappij volgens de ondernemer tot dezelfde groep ([naam van de groep]) behoort als [naam van de luchtvaartmaatschappij 1]. De commissie ziet geen aanleiding om aan deze uitleg te twijfelen.
De consument verlangt een vergoeding voor de dagen dat hij geen gebruik heeft gemaakt van de camper (een bedrag van € 348,–) en verlangt terugbetaling van de extra kosten die hij heeft betaald voor de gewijzigde terugvlucht (een bedrag van € 366,–). De commissie ziet voor toewijzing van het verlangde geen aanleiding en overweegt daartoe het volgende.
De consument heeft de reis voortijdig beëindigd. De ondernemer stelt zich in dit verband op het standpunt dat de reis, ook na 16 maart 2020, in principe gewoon uitvoerbaar was. Strikt genomen is dat juist. Begrijpelijk is evenwel dat de consument de reis, wegens de coronacrisis, voortijdig heeft afgebroken en vervroegd naar Nederland is teruggekeerd. Dat was ook, naar het oordeel van de commissie terecht, het dringende advies van de ondernemer.
De commissie is van oordeel dat de consument naar aanleiding van het dringende advies van de ondernemer en de wereldwijde uitbraak van het corona-virus, met zijn rug tegen de muur stond en dat er voor hem in feite geen andere keuze was dan vroegtijdig terug te keren naar Nederland. Vanaf het moment van die vervroegde terugkeer was geen sprake meer van uitvoering van de reisovereenkomst zoals de consument die bij het sluiten van de overeenkomst voor ogen stond. Deze situatie moet naar het oordeel van de commissie gelijk gesteld worden met de situatie dat de ondernemer zijn verplichtingen uit de overeenkomst niet langer kan nakomen. De wet spreekt in dat geval van ‘non-conformiteit’, dat wil zeggen dat bepaalde reisdiensten niet of niet goed worden uitgevoerd.
Als sprake is van non-conformiteit moet de ondernemer voor zover mogelijk die verhelpen (zie artikel 7:510 lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW)). Dat was in dit geval echter, gelet op de wereldwijde uitbraak van het corona-virus, niet mogelijk. Van het feit dat de ondernemer de tekortkoming niet heeft verholpen kan hem naar het oordeel van de commissie geen verwijt worden gemaakt.
Verder is de ondernemer verplicht alle schade te vergoeden die de reiziger lijdt als gevolg van de non-conformiteit (zie artikel 7:511 lid 2 BW). Maar de reiziger heeft geen recht op schadevergoeding als de reisorganisator kan aantonen dat de non-conformiteit te wijten is aan onvermijdbare en buitengewone omstandigheden (zie artikel 7: 511 lid 2 onder c BW).
Naar het oordeel van de commissie is, bij de verspreiding van het corona-virus en de (overheids-)maatregelen in diverse landen die daarop gevolgd zijn, sprake van onvermijdbare en buitengewone omstandigheden. De reiziger zal in dat geval zelf de schade moeten dragen. Eventueel kan de reiziger in dat geval een beroep doen op de reis – en/of annuleringsverzekering, indien afgesloten. Verder heeft de commissie in aanmerking genomen dat de ondernemer op de zitting naar voren gebracht dat (ook) hij van het camperverhuurbedrijf geen teruggave heeft gekregen van de dagen dat geen gebruik is gemaakt van de camper in verband met de vervroegde terugkeer van de consument naar Nederland. Van enig voordeel bij de ondernemer is dus niet gebleken.
Voor zover de consument van mening is dat de ondernemer, gelet op artikel 7:510 lid 8, laatste volzin, BW, verplicht was de extra kosten van de terugvlucht voor zijn rekening te nemen is de commissie van oordeel dat dit standpunt faalt. Indien al moet worden geoordeeld dat dit artikel hier van toepassing is, kan de consument zich daarop in de gegeven omstandigheden niet beroepen, omdat met de uitbraak van het corona-virus sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW. In dat geval mag de consument naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst (en daarop van toepassing zijnde regels) niet langer verwachten. Dat betekent dat artikel 7:510 van het BW niet doorslaggevend is, nu artikel 6:258 BW de werking van de reisovereenkomst beïnvloedt.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat het door de consument verlangde moet worden afgewezen en de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, bestaande uit de heer mr. G.P. Loman, voorzitter, de heer W.A.M. Hendrix, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, op 30 september 2020.