
Commissie: Groen
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: voorbeslissing
Uitkomst: niet-ontvankelijk
Referentiecode:
193499/195446
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De ondernemer heeft bestratingswerkzaamheden uitgevoerd in de tuin van de consument. Voordat het geschil inhoudelijk behandeld kan worden, dient de commissie te beoordelen of de consument ontvankelijk is. Dat de consument later onderdelen heeft toegevoegd aan de klacht, maakt niet dat de klaagtermijn verzet moet worden. De eerste klacht is dan ook de klacht op basis waarvan de termijn gaat lopen. De consument heeft het geschil te laat aanhangig gemaakt bij de commissie, zodat de consument niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De uitspraak
in het geschil tussen
de heer [CONSUMENT], wonende te [PLAATS] (hierna te noemen: de consument)
en
[ONDERNEMER], gevestigd te [PLAATS] (hierna te noemen: de ondernemer).Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de consument in zijn klacht ontvankelijk is.
De Geschillencommissie Groen (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2023 te Den Haag.
Partijen zijn niet voor de zitting opgeroepen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 8 september 2018 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het uitvoeren van bestratingswerkzaamheden in de tuin van de consument tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 6.435,–.
Het werk is uitgevoerd op of omstreeks medio april 2019.
Het geschil betreft in dit stadium van de behandeling de vraag of de consument het geschil binnen de daarvoor geldende termijnen bij de commissie heeft gemeld en daarmee of de consument niet-ontvankelijk is in zijn klacht. In dat geval zou de commissie niet aan behandeling van de inhoud van de klacht toekomen.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument ten aanzien van de ontvankelijkheid verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft in 2018 de ondernemer ingeschakeld. Het werk is medio april 2019 uitgevoerd. Een aantal maanden na oplevering van het werk bleken de tegels op verschillende plekken los te komen. De consument heeft hierover contact gehad met de ondernemer. Volgens de consument is op 4 juli 2019 per e-mail gereclameerd. Daarop heeft de ondernemer de voegen hersteld. Na enige tijd ontstonden de problemen opnieuw. De consument heeft toe een derde ingeschakeld voor herstel.
In september 2022 heeft een tuincentrum geconstateerd dat de ondernemer de hele bestrating niet goed heeft aangelegd. Dat is ook nog bevestigd door een bestratingsbedrijf. De consument was er dus pas in september 2022 van op de hoogte dat het gehele werk niet goed gedaan was.
De consument heeft aangegeven dat de algemene voorwaarden niet op de juiste wijze ter hand zijn gesteld. Maar vanwege de praktische kanten van de behandeling door de commissie doet de consument daar geen beroep op.
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft al in 2019 bij de ondernemer geklaagd. Naar aanleiding daarvan heeft de ondernemer ook in 2019 de tegels opnieuw gevoegd. Daarna heeft de ondernemer niets meer van de consument gehoord tot september 2022.
Volgens de consument zijn de klachten binnen een jaar na het herstel in 2019, dus in 2020, weer teruggekeerd. De klacht is vervolgens pas twee jaar later bij de commissie aangemeld, zodat de consument niet-ontvankelijk is.
Bovendien zou de consument de ondernemer niet in gebreke gesteld hebben en zou de consument niet binnen bekwame tijd na ontdekking van het gebrek geklaagd hebben.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
De commissie merkt in de eerste plaats op dat het beroep van de ondernemer op de afwezigheid van een ingebrekestelling en het beroep op overschrijding van de wettelijke klachttermijn niet leiden tot niet-ontvankelijkheid, zoals bedoeld is in het reglement van de commissie. Deze punten horen bij de inhoudelijke behandeling van het geschil, en niet bij de beoordeling vooraf van de ontvankelijkheid.
De consument heeft gemeld dat de algemene voorwaarden van de ondernemer niet tijdig ter hand zijn gesteld. Hij heeft daar echter uitdrukkelijk en welbewust geen beroep op gedaan. Daarmee staat voor de commissie vast dat de betreffende algemene voorwaarden, waarop ook de bevoegdheid van de commissie gebaseerd is, van toepassing zijn.
In artikel 6 lid 1 van het reglement van de commissie is, voor zover van belang, bepaald:
De commissie verklaart op verzoek van de ondernemer – gedaan bij eerste gelegenheid – de consument in zijn klacht niet ontvankelijk:
a. (…)
b. indien hij zijn geschil niet binnen 12 maanden na de datum waarop hij de klacht bij de ondernemer indiende bij de commissie aanhangig heeft gemaakt;
c. (…)
In artikel 18, lid 2 en 3, van de toepasselijke algemene voorwaarden is bepaald:
2. Een geschil wordt door de Geschillencommissie slechts in behandeling genomen, indien de consument zijn klacht eerst bij de ondernemer heeft ingediend.
3. Leidt de klacht niet tot een oplossing dan moet het geschil uiterlijk 12 maanden na de datum waarop de consument de klacht bij de ondernemer indiende, schriftelijk of in een andere door de Commissie te bepalen vorm bij de Geschillencommissie aanhangig worden gemaakt.
De ondernemer heeft bij de eerste gelegenheid daartoe er een beroep op gedaan dat de consument te lang gewacht heeft met aanmelding van het geschil en daarom niet ontvankelijk is.
Vast staat dat de consument al in 2019 geklaagd heeft over het door de ondernemer geleverde werk. De aanmelding van het geschil is op 11 november 2022 door de commissie ontvangen. Dat is aanmerkelijk later dan twaalf maanden na het indienen van de eerste klacht bij de ondernemer.
De consument stelt zich echter op het standpunt dat er in september 2022 een nieuwe klacht bij de ondernemer is ingediend. De oorspronkelijke klacht heeft volgens de consument enkel betrekking op de voegen, de klacht uit september 2022 op de door de ondernemer uitgevoerde werkzaamheden in volle omvang.
De consument heeft bij de ondernemer geklaagd over de voegen. De ondernemer heeft naar aanleiding daarvan herstelwerkzaamheden verricht. Vervolgens zijn in opdracht van de consument later, in 2020 of in 2021, werkzaamheden aan de voegen en de tegels uitgevoerd, waarbij een aantal tegels opnieuw zijn gelegd. Weer later, in 2022, heeft de consument een ander tuincentrum ingeschakeld. Het daarbij ook weer ingeschakelde stratenmakersbedrijf, kennelijk ook het bedrijf dat eerder door de consument is ingeschakeld, heeft als technische beoordeling uitdrukkelijk aangegeven dat de voegen onvoldoende diep waren.
De consument heeft van aanvang af geklaagd over de kwaliteit van de door de ondernemer verrichte werkzaamheden. Daarbij is aanvankelijk het voegwerk vervangen, later is naast voegen ook sprake geweest van opnieuw leggen van tegels. De commissie is van oordeel dat al deze klachten niet los van elkaar gezien kunnen worden. Het spreekt ook voor zich dat de consument in de correspondentie ook telkens het eerste herstel door de ondernemer heeft vermeld.
Daarom beoordeelt de commissie de klacht van de consument in 2019 als de eerste klacht in het geschil tussen partijen. Dat betekent dat de consument het geschil niet binnen twaalf maanden na indiening van de klacht bij de ondernemer bij de commissie heeft aangemeld.
Daarbij is de commissie niet gebleken dat de consument redelijkerwijze geen verwijt treft dat de bepalingen uit de algemene voorwaarden en het reglement van de commissie niet zijn nagekomen.
Op grond van het voorgaande is de consument niet-ontvankelijk in de klacht.
Dat betekent overigens alleen maar dat de klacht niet (meer) ter beoordeling aan de commissie kan worden voorgelegd, de commissie komt daarom niet toe aan enige inhoudelijke beoordeling.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De consument wordt in de klacht niet-ontvankelijk verklaard.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Groen, bestaande uit mr. F.H.C.M. van Schaijk, voorzitter, B. van Swigchem en mr. W. van den Berg, leden, op 24 maart 2023.