Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)zorgvuldigheid
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
113285
De uitspraak:
In het geschil tussen
[Cliënte], wonende te [plaats], en Stichting VUmc, gevestigd te Amsterdam.Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennis genomen van de overgelegde stukken.
Het geschil is ter zitting behandeld op 29 november 2017 te Utrecht. Partijen zijn voor deze zitting niet uitgenodigd omdat zij hebben aangegeven geen mondelinge behandeling te wensen.
Onderwerp van het geschil
Blijkens de stukken staat tussen partijen als erkend, dan wel als niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.
Cliënte heeft een uitgebreide en lange cardiale voorgeschiedenis achter de rug. Daarnaast heeft cliënte COPD met longemfyseem.
Cliënte wende zich in 2011 tot [naam cardioloog] voor een hernieuwde analyse van haar thoracale klachten. Na uitgebreid onderzoek heeft dit tot de conclusie geleid van aspecifieke klachten, geringe angina pectoris en een oud hartinfarct, maar ontbreken van ernstig zuurstoftekort van het hart. Via een andere cardioloog van het ziekenhuis, [naam andere cardioloog] is in 2016 besloten tot coronairangiografie, en is, na onderling overleg, uiteindelijk een poging gedaan om de langdurig afgesloten rechter kransslagader mechanisch te openen.
Standpunt van cliënte
Het standpunt van cliënte luidt in hoofdzaak als volgt.
Cliënte heeft naar aanleiding van een tv-uitzending contact opgenomen met het ziekenhuis. Cliënte is bekend met hartproblemen en wilde hieraan geholpen worden. Cliënte is van mening dat zij niet in de gelegenheid is gesteld haar verhaal te vertellen. Na diverse onderzoeken werd cliënte verteld dat ze niets mankeerde. Ze had alleen een hartinfarct gehad maar moest veel oefenen en sporten. Dat mocht cliënte echter niet. Zij mocht zich niet inspannen, druk maken of opwinden. Dit was al bekend, ook bij de huisarts. Deze kwam elke vier weken bij cliënte thuis voor controle.
Cliënte is heel naar behandeld door het ziekenhuis.
Cliënte wil dat zij geholpen wordt aan de vaten.
Standpunt van het ziekenhuis
Het standpunt van het ziekenhuis luidt in hoofdzaak als volgt.
Cliënte heeft tweemaal een klacht bij het ziekenhuis ingediend. In de eerste klacht uit februari 2016 ging het erom dat door onvolledige diagnose de huisarts de medicatie deels wilde stopzetten, dat cliënte gehoord wilde worden als patiënt en dat de juiste gegevens van alle afdelingen waar cliënte in behandeling was geweest digitaal zichtbaar moesten zijn.
De cardioloog heeft aangegeven dat cliënte inderdaad niet te corrigeren hart en longproblemen heeft, maar dat er wel medicatie nodig is omdat dat de enige behandelmogelijkheid is. Cliënte kan bij achteruitgang altijd via de huisarts een nieuwe verwijzing naar de cardioloog vragen. Cliënte wilde daarnaast bepaalde aspecten uit haar dossier verwijderd hebben en is hiervoor gewezen op de in het ziekenhuis geldende procedure, waarvan cliënte uiteindelijk geen gebruik heeft gemaakt.
De tweede klacht uit december 2016 betrof het feit dat cliënte het idee heeft dat de verkeerde informatie bij de huisarts is terechtgekomen, waardoor de huisarts niet meer bij haar thuis komt. Hierop is de gevraagde informatie opnieuw naar de huisarts gestuurd. De behandelend cardioloog op dat moment heeft als reactie op de onvrede aangegeven dat cliënte reële lichamelijke klachten en beperkingen heeft. Daarvoor heeft cliënte een dotterprocedure ondergaan en de uitslag daarvan is vervolgens met cliënte besproken. De cardioloog gaf aan cliënte aan dat zowel door hem als door de longarts optimale medicatie wordt gegeven, maar dat hij medisch gezien verder niets kan doen voor cliënte en dat er ook geen verdere behandeling is geïndiceerd.
De behandeling in het ziekenhuis bestond uit een tot driemaal toe zeer diepgaande analyse, waarbij de desbetreffende cardiologen alle diagnostische mogelijkheden die voorhanden waren, gebruikten om haar klachten te kunnen staven aan een behandelbaar cardiaal defect, waarbij ze andere oorzaken niet uit het oog verloren hebben. Naar de mening van het ziekenhuis doorliep cliënte tot drie maal toe een zorgvuldig diagnostisch proces en kan het ziekenhuis niet anders concluderen dan dat de klachten van cliënte serieus genomen zijn.
Beide cardiologen spraken cliënte uitgebreid over de mogelijkheden die zij hadden om haar klachten te verlichten. Helaas moesten zij ook over de onmogelijkheden – het ontbreken van behandelopties – spreken. Het ziekenhuis kan niet vaststellen dat cliënte ‘niets zou mogen zeggen’, ‘niets zou mankeren’ en dat zij zou ‘doen alsof’. In tegendeel, het ziekenhuis betwist uitdrukkelijk dat sprake is van verwijtbaar handelen jegens cliënte. Cliënte is serieus genomen met haar klachten en haar ziektegeschiedenis.
De klacht dient te worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het
volgende.
De commissie dient de vraag te beantwoorden of er verwijtbare fouten zijn gemaakt bij de behandeling van cliënte. De commissie stelt voorop dat voor aansprakelijkheid van het ziekenhuis vereist is dat voldoende aannemelijk is dat het ziekenhuis, dan wel de behandelend arts, tekort is geschoten in het nakomen van de behandelingsovereenkomst. De aanwezigheid van onzorgvuldig handelen en/of nalaten is een vereiste voor de aansprakelijkheid van het ziekenhuis. Van onzorgvuldigheid wordt gesproken indien niet volgens de regels der medische kunst is gehandeld, en er een fout is gemaakt die een redelijk bekwaam en een redelijk handelend vakgenoot in dezelfde omstandigheden niet zou hebben gemaakt. De tekortkoming moet aan het ziekenhuis kunnen worden verweten en cliënte moet door deze tekortkoming schade zijn toegebracht.
Op grond van het medisch dossier kunnen het onderzoek en de behandeling zoals deze door het ziekenhuis zijn uitgevoerd als gangbaar worden beschouwd. De rapportages die zich in het dossier bevinden zijn alle adequaat. Hieruit blijkt dat in 2012 uitgebreid onderzoek is gedaan naar de klachten die cliënte op dat moment ervoer. In 2016 is uiteindelijk geprobeerd om de langdurig afgesloten rechter kransslagader mechanisch te openen.
Dat het onderzoek en de behandeling cliënte niet datgene hebben gebracht wat zij verlangde kan het ziekenhuis niet worden verweten. De klachten van cliënte konden door het ziekenhuis niet worden weggenomen, hetgeen mogelijk wel door cliënte werd verwacht.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de commissie niet aannemelijk worden geacht dat er sprake is geweest van een tekortkoming in de medische behandeling. De klacht moet daarom naar het oordeel van de commissie ongegrond worden geacht.
Nu er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van het ziekenhuis is er geen grondslag voor het opleggen van schadevergoeding, zodat aan de beoordeling van de vraag om schadevergoeding niet wordt toegekomen.
Op grond van het voorgaande volgt dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen op 29 november 2017.