Uitleg van de garantiebepalingen brengt met zich mee dat de ondernemer moet bewijzen dat er sprake is van verkeerd gebruik of andere redenen waarom van de garantiebepalingen moet worden afgeweken.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Voertuigen    Categorie: Garantie    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 50860

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 22 januari 2010 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een [merk en type] 2005 met kilometerstand van ongeveer 129.000, tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 12.850,–. De levering vond plaats op of omstreeks 27 januari 2010.   De consument heeft op 1 juli 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Twee weken na de aflevering verscheen een melding op het dashboard over de motorolie. Na telefonisch overleg zei de ondernemer dat het een [merk gerelateerde] kwaal was en dat we ons er niets van moesten aantrekken. Omdat er te weinig olie in de motor zat, hebben wij de voorgeschreven olie er in gedaan. Twee weken later brandde het lampje weer met dezelfde melding. We hebben een afspraak gemaakt om in maart bij de ondernemer te komen. De ondernemer heeft toen (weer) motorolie in de motor gedaan en daarmede was de zaak opgelost volgens de ondernemer. In mei moest al weer bellen, maar de ondernemer had het te druk om ons meteen te helpen en ik kon op de andere opgegeven datum niet. Ik kon toen pas in de tweede week van juli terecht bij de ondernemer. Op 1 juli 2010 kwam ik stil te staan op [de snelweg] en de wegenwacht heeft de auto naar [plaats] gesleept. Bij een kleine beurt te [plaats] – waar ik in overleg met de ondernemer het onderhoud mocht laten doen – werd weer olie bijgevuld. De ondernemer heeft de motor op mijn kosten gereviseerd. Ik heb de rekening onder protest voldaan. Ik had toen nog garantie en had geen problemen verwacht. Ik heb voor de reparatie € 2.380,– betaald om de motor te laten repareren. De ondernemer zei dat onjuiste olie aan de olie was toegevoegd.   Namens de consument is aan de ondernemer bericht dat uit de door de ondernemer overgelegde stukken blijkt, dat sprake is van een gehalte zink van 1.315 ppm, wat aan de lage kant is en aangeeft dat er waarschijnlijk geen olie met VAG 507.000 sec is gebruikt, op grond waarvan niet kan worden geconcludeerd dat [de garage in de andere plaats] onjuiste olie zou hebben gebruikt. Omdat het gebrek zich binnen zes maanden heeft voorgedaan, heeft de consument recht op garantie. De problemen met de motorolie bestoden al vanaf de aflevering. Voor zover nodig doet de gemachtigde van de consument nog een beroep op het bepaalde in de artikelen 7:17 en volgende BW.   De consument verlangt dat de ondernemer aan haar het reparatiebedrag van € 2.380,– terugbetaalt.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Wij zijn van mening dat de schade aan de motor is ontstaan door verkeerde olie. De olie voldoet niet aan de eisen van die de fabrikant stelt. Hierdoor kan fatale schade ontstaan (het turbinewiel in de motor beland). Met een defecte sensor heeft dat niest te maken, omdat daarmede alleen wordt aangegeven dat het niveau van de olie te laag is. Er is geen 5W30 olie toegepast, maar 5W40 of 10W40, welke niet voldoet aan de specificaties van de fabrikant. Wij hebben de auto voor een speciale prijs hersteld. De ondernemer verwijst naar een analyse rapport van [een internationale oliemaatschappij]. De conclusie daarvan luidt in fine: “Volgens de meetwaarden van de viscositeit bij 100 graden ligt de waarde van 12,6 cSt gelijk op de waarde van 10W40 of 5W40. Het gehalte zink is aan de lage kant, dit geeft aan dat er waarschijnlijk geen olie met VAG 507.000 SPEC is gebruikt. Aangezien dit een gebruikte olie is kunnen de waarden van additieven beïnvloed worden door externe factoren.”   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De sensor voor het oliepeil was defect, ik had de sensor – die ik hier bij me heb – bij de reparatie op 14 juli 2010 in de auto willen monteren. De auto is echter op 1 juli stuk gegaan; ik heb de consument flinke kortingen gegeven. Nu de consument desondanks de zaak voor de commissie heeft aangespannen, zal ik binnenkort een aanvullende factuur aan de consument zenden, omdat de werkelijke reparatiekosten veel hoger zijn dan het door de consument betaalde bedrag. De kilometerstand was bij de reparatie ongeveer 150.000. De consument heeft dus in korte tijd ruim 20.000 km met de auto gereden.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Uit het dossier en de door partijen tor zitting afgelegde verklaringen blijkt, dat moet worden uitgegaan van onderstaande feiten en omstandigheden.   De auto is afgeleverd omstreeks 27 januari 2010 met, naar moet worden aangenomen, voldoende olie in het carter. Binnen ongeveer twee weken heeft de consument de ondernemer in kennis gesteld van het branden van het lampje. De ondernemer heeft de consument toen medegedeeld dat het niets was, omdat het een bekende storing betrof. De consument moest echter wel een halve liter olie bijvullen. Toen de consument – binnen ongeveer een maand, in maart – weer meldde dat het lampje brandde, heeft de ondernemer zelf een liter olie bijgevuld. In mei heeft de consument wederom gebeld over het oliepeil. In plaats van direct een afspraak te maken, heeft de ondernemer de consument, op een beduidend later tijdstip, eerst ingepland op 8 juli 2010. De consument heeft tussentijds, op of omstreeks 10 juni 2010 nog olie laten verversen, door [een garage in een andere plaats]. De factuur vermeldt dat olie 5W30 in het carter werd gedaan, terwijl ook het oliefilter werd vervangen. Toen de motor het op 1 juli 2010 begaf heeft de consument (die naar [plaats] was gesleept door de ANWB) de moeite genomen om de auto naar de ondernemer te brengen. De ondernemer heeft toen de revisie verricht en aan de consument € 2.380,– in rekening gebracht. De door de ondernemer verleende BOVAG garantie was nog niet verstreken. De ondernemer heeft een rapport overgelegd, waarvan de conclusie luidt: “Volgens de meetwaarden van de viscositeit bij 100 graden ligt de waarde van 12,6 cSt gelijk op de waarde van 10W40 of 5W40. Het gehalte zink is aan de lage kant, dit geeft aan dat er waarschijnlijk geen olie met VAG 507.000 SPEC is gebruikt.”   Naar het oordeel van de commissie is de ondernemer te kort geschoten door niet onmiddellijk adequaat te reageren op meerdere klachten van de consument over olieverbruik. De consument heeft de ondernemer daartoe behoorlijk in de gelegenheid gesteld door de ondernemer telefonisch op de hoogte te houden van de meldingen en het bijvullen van de olie.   Het heeft, naar het oordeel van de commissie op de weg van de ondernemer gelegen om, toen de consument zich ongeveer twee à drie weken later (ongerust over het verbruik) met de auto bij de ondernemer had vervoegd, meer controles te verrichten dan het uitsluitend bijvullen van een liter olie.   Nu de ondernemer op de hoogte was van het bijvullen van olie – telkens binnen korte tijd – lag het op de weg van de ondernemer daar naar behoorlijk onderzoek naar te doen. Het moet de ondernemer worden aangerekend dat deze (weer) een liter olie bijvulde en de consument zonder verdere actie te ondernemen om het olieverbruik te controleren heen te zenden, zulks terwijl uit de kilometerstand diende te worden geconcludeerd dat de consument meerde malen olie had moeten bijvullen en nu zelfs een volle liter, binnen korte tijd nadat slechts een afstand was afgelegd van ongeveer 1.500 kilometer.   De consument heeft wel gedaan wat van haar kon worden verlangd, door de auto tijdig een kleine beurt te laten geven, waarbij blijkens de factuur de door die garage opgegeven olie van 5W30 werd gebruikt. Nadat de auto defect was geraakt, heeft de ondernemer weliswaar de olie laten onderzoeken, doch uit dat onderzoek blijkt dat met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat – zoals door de ondernemer gesteld – niet de juiste olie werd gebruikt. Het rapport laat ook andere mogelijkheden open, door toevoeging van de volzin: “Aangezien dit een gebruikte olie is kunnen de waarden van de additieven beïnvloed worden door externe factoren.”   Door de conclusie in het rapport kan niet met zekerheid worden aangenomen dat het door de ondernemer gestelde juist is; er zijn immers – afhankelijk van externe factoren – andere conclusies mogelijk blijkens het rapport. Naar uit de BOVAG garantievoorwaarden onder 2 volgt, dient de ondernemer onder de garantie gebreken, die tijdens de verkoop niet waarneembaar waren of door normaal gebruik binnen de garantieperiode zijn ontstaan, geheel voor rekening van de ondernemer te herstellen. De consument heeft voldaan aan haar verplichtingen genoemd onder 5 van de BOVAG garantievoorwaarden, door de ondernemer telkenmale op de hoogte te houden van de klachten en bovendien de auto – die naar [plaats] was gesleept – bij de ondernemer af te leveren ten behoeve van herstel.   De bepalingen houden, naar vaste jurisprudentie van de Geschillencommissie Voertuigen in, dat door strekking van de garantiebepalingen de bewijslast op de ondernemer rust voor het geval sprake is van omstandigheden (zoals verkeerd gebruik) of van andere redenen op grond waarvan kan worden afgeweken van de garantievoorwaarden.   Zoals hiervoor reeds overwogen, is de ondernemer daarin niet geslaagd.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 2.380,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.   Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.   Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 125,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.   Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 330,–.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 1 februari 2011.