Commissie: Openbaar Vervoer
Categorie: Criminaliteit
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPV03-0069
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de ondernemer terecht aan de consument een bedrag van € 250,– te vermeerderen met € 4,50 administratiekosten in rekening heeft gebracht ter zake van vergoeding van schade. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Dit komt erop neer dat de conducteur zich jegens haar onvoldoende tegemoetkomend heeft opgesteld en ten onrechte schade in rekening heeft gebracht. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Dit luidt dat door het uittrappen van een sigaret in de coupe schade is toegebracht aan eigendommen van (naam ondernemer) en dat ook op grond van de toepasselijke Algemene Voorwaarden aansprakelijkheid voor schadevergoeding bestaat, waarbij de ondernemer het aan de Geschillencommissie overlaat te bepalen op welk bedrag deze schade dient te worden vastgesteld. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Voor wat betreft de processuele situatie hecht de commissie eraan het volgende op te merken. De onderhavige zaak is gepland op de zitting van 13 november 2003 te Utrecht, op welke zitting de consument niet aanwezig kon zijn omdat zij als gevolg van een seinstoring het station te Utrecht niet kon bereiken. Vervolgens is middels mobiele telefoon contact geweest tussen haar en de voorzitter van de commissie, waarbij bezien is of het mogelijk is de behandeling door middel van communicatie via een mobiele telefoon voortgang te laten vinden. Een dergelijke procedure evenwel veronderstelt dat elk van beide partijen naar eigen oordeel van mening is niet in zijn processuele belangen te worden geschaad. De vertegenwoordiger van de ondernemer heeft ter zitting aangegeven er niet van overtuigd te kunnen zijn dat de processuele provisie van de ondernemer niet zou kunnen worden benadeeld, op grond waarvan hij met recht en reden heeft kunnen aangeven een dergelijke wijze van behandeling niet te wensen. Een dergelijk standpunt is de ondernemer op geen enkele wijze euvel te duiden. De aard van de onderhavige materie brengt mede dat elk van partijen een dergelijk standpunt kan innemen en dat dit voor de beoordeling van de zaak op geen enkele wijze gewicht in de schaal kan en mag leggen. Hierop is in overleg met partijen besloten dat partijen in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk op elkaars standpunten te reageren. Wat de kwestie zelf betreft kan er als vaststaand van worden uitgegaan dat de consument op 11 februari 2003 in de trein reisde tussen Amsterdam en Dordrecht en dat zij rookte in een rookvrije trein althans in een coupe met dichtgelaste asbakken. Zij is op dit gedrag door de conducteur aangesproken waarop zij haar sigaret op de grond heeft gegooid en deze met de voet heeft uitgemaakt. Vervolgens heeft de conducteur aanleiding gevonden de consument een boete te geven ten bedrage van € 250,–. Omdat zij niet in staat was dit contant te betalen zijn aan haar € 4,50 administratiekosten in rekening gebracht. Aan de orde is de vraag of in deze sprake is van schade die genoemd bedrag zou kunnen rechtvaardigen. De commissie is van oordeel dat dit niet het geval is. Op zich is het juist dat een conducteur een reiziger aanspreekt op het roken in rookvrije treinen of coupes. Het valt niet uit te sluiten dat ook in het onderhavige geval sprake is geweest van animositeit tussen de consument en de conducteur, waarbij in het midden kan blijven aan wie van beiden enig verwijt valt te maken. Vaststaat dat de consument de sigaret heeft uitgetrapt op de vloer van de trein, die, naar algemeen bekend is, bestaat uit marmoleum. Evenzeer is van algemene bekendheid dat marmoleum een zeer sterke vloerbedekking is die het buitengewoon intensieve en hier steeds even zorgvuldige gebruik van de treinreizigers jarenlang met glans weet te doorstaan. Dat zo zijnde, ligt het niet voor de hand te veronderstellen dat het op het marmoleum laten vallen van een sigaret en deze vervolgens met de voet uitmaken op een geenszins ongebruikelijk wijze, zodanig schade aan het marmoleum oplevert dat daardoor eerder dan voorzien, herstelmaatregelen getroffen moeten worden. Uiteraard kan dit anders zijn, maar dan had het op de weg van de ondernemer gelegen om aan te geven dat en waarom in deze of eventuele andere treinen als gevolg van het handelen van deze en eventuele andere consumenten de gebruikstijd van marmoleum in relevante mate wordt bekort. De ondernemer heeft dit evenwel nagelaten. Een en ander leidt ertoe dat hetgeen aan de consument in rekening is gebracht dient te worden gerestitueerd en dat aan haar het klachtengeld dient te worden vergoed. Bij een en ander laat de commissie geheel in het midden of de onderhavige nota ter zake van schade op deze wijze, als ware het een vervoerbewijs, aan de consument in rekening kon worden gebracht. Derhalve dient als volgt te worden beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 254,50. Betaling dient plaats te vinden binnen één maand na datum verzending bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, op 2 april 2004.