
Commissie: Recreatie
Categorie: Herstructurering / Kosten / Verplaatsing
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
196893/201234
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil ontstond door de herstructurering van het recreatiepark. Ter zitting is gebleken dat de recreant inmiddels een passend vervangend perceel heeft. Na de verhuizing bleek echter dat het perceel moest worden opgehoogd. Uiteindelijk heeft de consument de ophoging in eigen beheer laten uitvoeren. De consument verlangt een vergoeding van de kosten van de ophoging. De ondernemer heeft verzocht om de zaak te sluiten. De commissie is van oordeel dat de ophoging noodzakelijk was en dat de door de consument verlangde vergoeding daarmee moet worden toegewezen. De klachten over de bejegening door de ondernemer kunnen niet door de commissie worden behandeld.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
Het geschil is ter zitting behandeld op 5 oktober 2023 te Utrecht (en via Zoom).
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.
De recreant werd ter zitting bijgestaan door de heer [naam].
De ondernemer werd ter zitting vertegenwoordigd door mr. [naam] (afdeling juridische zaken) en de heer [naam].
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 27 januari 2021 tussen partijen tot stand gekomen staanplaatsovereenkomst.
De (verlengde) overeenkomst is uitgevoerd met dien verstande dat medio 2023 – en hangende dit geding – een verplaatsing van staanplaats heeft plaatsgevonden en de overeenkomst dienovereenkomstig is aangepast.
De recreant heeft op 18 januari 2022 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de recreant
Het standpunt van de recreant luidt in hoofdzaak als volgt.
In weerwil van toezeggingen dat er niets zou gebeuren op het park, waardoor ik zomer 2020 een grote investering deed in een caravan, zei de ondernemer 22 december 2021 plots mijn jaarplaats op, op grond van een (vermeende) herstructurering. Ondanks toezeggingen heeft de ondernemer ruim een jaar na de opzegging nog geen reëel aanbod gedaan en verder is de bejegening door de ondernemer beneden peil.
Ik heb de opzegging betwist en tegelijk aangegeven dat een verplaatsing een oplossing kan zijn, mits er sprake is van een vergelijkbare kwaliteit, omvang en prijs van het perceel en een passende vergoeding. Ik wil geen verlies lijden. Cruciaal is dat het nieuwe perceel een vaste aardgasaansluiting heeft, mijn caravan is speciaal daarop ingericht en bij gebrek aan eigen vervoer ben ik daarvan afhankelijk.
Ik heb percelen genoemd uit door de ondernemer geboden opties en heb bovendien in overleg met een vertrekkende recreant zelf een eenvoudige alternatieve oplossing aangereikt voor het betrekken van dat perceel met aardgas.
Na negen maanden letterlijk geheel onbereikbaar te zijn geweest, geen enkele respons gegeven te hebben op vragen en mij – en met mij vele anderen – geheel in het ongewisse te hebben gelaten, heeft de ondernemer mij op 9 december 2022 per email een dwingende mededeling over verplaatsing naar een perceel zonder gasaansluiting op [naam] gedaan. Dit is geen reëel aanbod, het perceel voldoet niet aan de faciliteiten van mijn caravan, vergelijkbare kwaliteit, omvang, passende vergoeding en voorwaarden.
Van alle beschikbare plekken voor verplaatsing (de vereniging [naam recreantenvereniging] telde er ruim 20, wat is bevestigd door het parkmanagement) is er een handvol percelen met aardgas beschikbaar. Er zijn wel percelen met een aardgasaansluiting aangeboden aan recreanten die dat niet nodig hebben. Inmiddels heeft de ondernemer op één van de beschikbare percelen met gas een caravan geplaatst voor verkoop/verhuur, zonder dat dat perceel mij aangeboden is. Een en ander getuigt niet van een voornemen om hun eigen aanbod voor verplaatsing gestand te doen.
De voorwaarden die de ondernemer bij het aanbod toepast zijn irreëel en men verlangt een carte blanche voor onbekende, nog door te voeren herzieningen. De ondernemer heeft me op het verkeerde been gezet voorafgaand aan de aanschaf van mijn caravan en neemt sindsdien geen enkele verantwoordelijkheid in het naar behoren oplossen van de situatie waar men mij in heeft gebracht. Ik heb nog geen anderhalf jaar gerecreëerd onder normale omstandigheden en ervaar nu al ruim een jaar grote hinder van deze situatie.
Deze klacht dien ik in omdat uw indieningstermijn zijn einde nadert en er een jaar na de opzegging nog steeds geen serieuze, noch passende oplossing is aangereikt door de ondernemer. Ik sta al maanden in een lege, modderige woestenij zonder buren en omgeven door gesloopte percelen, waar de voorzieningen (elektriciteit, wifi, onderhoud) herhaaldelijk niet meer naar behoren functioneren. De bejegening door de ondernemer is onbehoorlijk. Zo staat de ondernemer toe dat opkopers berichten op mijn caravan plakken. Mijn klacht daarover is nooit beantwoord.
Bij het jaarlijks verlengen van de toegangspas voor het park (21 december 2022) werd door de receptie geëist dat ik ter plekke het aanbod voor het nieuwe (niet passende) perceel en de voorwaarden zou accepteren, anders zou er geen aanbod meer zijn. Dergelijke intimidatie en chantage zijn niet op zijn plaats.
Ik verwacht op korte termijn een reëel aanbod van de ondernemer met in achtneming van de berokkende schade en reële termijnen om een en ander te realiseren. Verder verwacht ik een correcte en professionele bejegening en een duidelijke blijk van de participatieve aanpak die de ondernemer in de media zegt voor te staan.
Later heeft de recreant het volgende bericht:
“Er is inmiddels voldaan aan mijn wens voor een vervangend perceel van vergelijkbare kwaliteit, helaas onder voorwaarden die mij op kosten jagen. Kunt u op het punt van bejegening en kosten nog iets voor mij betekenen?
Zojuist kreeg ik bericht van de ondernemer dat mijn verplaatsing nog niet door kan gaan, omdat ik mijn klacht bij Geschillen Commissie nog niet hebt ingetrokken.
Daarbij communiceert de ondernemer niet zelf, maar laat een recreantenvereniging, die geen enkele rol heeft in de individuele privaatrechtelijke afspraken tussen de ondernemer en mij, de boodschap op dit allerlaatste moment overbrengen. Met zo’n acuut mes op de keel kan ik niet uit de voeten, ik zal me beraden. Ik verwacht dat de ondernemer de afspraak tot verplaatsing gestand doet, anders moet ik schadevergoeding eisen.”
Ter zitting heeft de recreant verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Ik ben blij met de nieuwe plek. De verhuizing naar die plek is een feit, en ik heb daar flink wat tijd in moeten stoppen. De plek bleek laag te liggen waardoor er flink wat water bleef staan. Ik betitel dit als een verborgen gebrek. Op de dag van de verhuizing heb ik daarover meteen geklaagd bij de technische dienst van de ondernemer, waar ik die klacht had in te dienen. Ongeveer een maand later heb ik de ondernemer nogmaals geattendeerd op die klacht, maar ook daarop werd niet gereageerd. Ik heb toen zelf opdracht gegeven voor een grondophoging van deze staanplaats met 20 – 30 cm, waarvoor ik naast andere hier niet ter zake doende kosten € 600,– heb moeten uitgeven. U leest dat in de door mij in het geding gebrachte offerte, waarvan mij is gebleken dat de ondernemer daarvan een afschrift heeft gekregen buiten mij om; ik snap niet hoe dat kan. Ik wil hebben dat u de ondernemer verplicht om dat bedrag van € 600,– aan mij uit te betalen. De ondernemer is ook gebaat bij die ophoging; nu hoeven ze dat niet meer zelf te doen.
Ik herhaal dat ik uitdrukkelijk niet opkom tegen de bovengenoemde opzegging wegens herstructurering. Over de rechtsgeldigheid daarvan vraag ik geen oordeel van de commissie, wat ik overigens al vaker in dit geding heb gezegd.
Ik blijf zitten met mijn hiervoor aangeduide bejegeningsklachten, en wil dat de commissie daar ook een oordeel over geeft. Die bejegeningsklachten zijn voor mij een belangrijke reden geweest om deze zitting door te laten gaan. Daar komt bij dat de ondernemer ontoelaatbare druk op mij heeft uitgeoefend om mijn klacht bij de commissie onmiddellijk in te trekken: zonder die intrekking zou geen verplaatsing mogelijk zijn. Die intrekking leest u nergens in de door partijen gemaakte verplaatsingsafspraken als overeengekomen verplichting. Dat was dus geen overeengekomen ontbindende voorwaarde. De ondernemer blijft maar communiceren via de gebruikersvereniging, en dat is ook fout. Ze hadden rechtstreeks met mij te communiceren over mijn klachten. In feite ben ik door al dit gedoe twee jaren recreatiegenot kwijtgeraakt, terwijl deze plek nu juist bedoeld is om van te genieten en tot rust te komen. In totaal heb ik wel € 2.900,– moeten uitgeven om te verplaatsing te realiseren, en er komt nog een veiligheidskeuring aan.
De recreant verlangt:
Betaling door de ondernemer van voormeld bedrag van € 600,– alsmede een beoordeling door de commissie van het samenstel van bejegeningsklachten.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
In onderhavige zaak ontving ik van u het bericht dat u voornemens bent een zitting te plannen. Hierbij kan ik u berichten dat we reeds op 30 mei 2023 met recreant een oplossing hebben bereikt. Zij heeft een verplaatsingsovereenkomst getekend inclusief bijlagen en is inmiddels ook daadwerkelijk verplaatst naar de nieuwe kavel. De getekende stukken treft u bijgaand aan. De zaak kan voor wat de ondernemer betreft dan ook gesloten worden.
Wij verzoeken u, nu recreant reeds een verplaatsingsovereenkomst en nieuwe huurovereenkomst getekend heeft en is verplaatst naar een nieuw kavel, de herstructurering verder buiten beschouwing gelaten.
De recreant beklaagt zich over de door haar ontvangen opzeggingsbrief op 22 december 2021. Volgens de recreant was het herstructureringsplan ten tijde van opzegging onvoldoende concreet en uitvoerbaar zoals bedoeld in artikel 11 lid 1 onder h van de RECRON-voorwaarden, maar acht thans de met haar bereikte oplossing ook nog niet afdoende om de klacht bij uw commissie in te trekken. De ondernemer betreurt deze situatie ten zeerste en zal in het hiernavolgende uitleggen waarom.
Naar aanleiding van de klachten aangaande de herstructurering hebben jaarplaatshouders zich verenigd in een Recreantenvereniging, waarvan de recreant ook onderdeel uitmaakt. In samenspraak en samenwerking met deze recreantenvereniging is vervolgens een Menukaart opgesteld, aan de hand waarvan met elke jaarplaatshouder individuele gesprekken zijn gevoerd met als doel een passende oplossing te bereiken waar beide partijen tevreden mee zijn. Een dergelijk gesprek is ook met recreant gevoerd, waarna partijen op 30 mei 2023 zijn overeengekomen dat de recreant verplaatst wordt naar een nieuw kavel met een gegarandeerde huurperiode van minimaal 5 jaar. De ondernemer heeft daarbij kunnen bewerkstelligen dat de recreant haar “eerste keus” kavel heeft gekregen. De getekende verplaatsingsovereenkomst en nieuwe huurovereenkomst inclusief alle bijlagen zijn in het geding gebracht.
Niet alleen in de collectieve bijeenkomst zoals georganiseerd door een directielid, maar ook door de Recreantenvereniging zelf, is duidelijk aangegeven dat wanneer men verplaatst wordt, de klacht zoals neergelegd bij uw commissie dient te worden ingetrokken. Immers, er kan niet aan de ene kant aanspraak worden gemaakt op behoud van de huidige kavel middels het ter discussie stellen van de herstructurering en anderzijds een overeenkomst tekenen voor een nieuwe plaats.
De ondernemer acht het in dit licht onbegrijpelijk dat zij wordt beschuldigd van chantage, des te meer omdat de recreant nota bene zelf deel uitmaakte van deze vereniging. Desondanks is door de ondernemer ervoor gekozen de verplaatsing voort te zetten en de verplichtingen van haar kant niet op te schorten. De ondernemer is dus de verplichtingen van haar kant nagekomen en verwacht nu ook van de recreant dat zij haar klacht intrekt. Dit is tot op heden niet gebeurd, waarbij de recreant thans aandraagt dat ze kosten heeft moeten maken voor het ophogen van de grond om een tuin te kunnen aanleggen. De ondernemer kan daar kort over zijn: tussen partijen is niet overeengekomen dat de ondernemer de kosten voor de aanleg van een tuin betaalt, met uitzondering van de zwarte grond en een haagje. Op de kavel waren 1m3 zwarte grond en 1m3 wit zand voor de bestrating aanwezig. De recreant heeft vervolgens zelf opdracht en akkoord gegeven aan de hovenier en dus dient de recreant deze kosten zelf aan de hovenier te betalen.
Gezien het bovenstaande acht de ondernemer geen enkel belang meer aanwezig die maakt dat handhaving van de klacht nog verder noodzakelijk is. De ondernemer verzoekt uw commissie dan ook over te gaan tot sluiting van de zaak. Mocht de mondelinge behandeling wel doorgang vinden, dan verzoekt de ondernemer hierbij uitdrukkelijk de behandeling te beperken tot de overige door de recreant aangedragen punten, aangezien er geen enkel belang meer bestaat de herstructurering te behandelen in deze.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
De ondernemer blijft bij de door hem ingenomen standpunten. Een oplossing is bereikt en recreant staat inmiddels op de door haar gewenste kavel. Het grondwerk op die kavel heeft de recreant voor eigen rekening uitgevoerd. Wel is door de ondernemer zwarte aarde/toplaag ter beschikking gesteld.
We worden geconfronteerd met een gestelde te lage kavel en kunnen hier ter zitting daar niets over zeggen. Het klopt wel dat in de door partijen getekende overeenkomst niet is opgenomen dat de recreant deze zaak had in te trekken. Over die intrekking is wel gesproken, met name ook met de recreantenvereniging.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Niet is tussen partijen in geschil de rechtsgeldigheid van voormelde opzegging wegens – kort gezegd – herstructurering, zodat daarop geen beslissing van de commissie volgt.
Hangende dit geding zijn partijen alsnog een nieuwe “Huurovereenkomst Kavel (vaste plaats)” aangegaan, ingaande 1 januari 2024 en eindigende op 31 december 2024; kavelnummer 2422 voor een jaargeld van € 1.998,19. De verplaatsing naar dat nieuwe kavelnummer heeft inmiddels plaatsgevonden.
De commissie heeft geen steun in de gedingstukken kunnen vinden voor de stelling van de ondernemer dat de recreant zich bij het sluiten van die overeenkomst tevens heeft verplicht tot onvoorwaardelijke intrekking van deze zaak. In de door partijen gesloten overeenkomst is daarover niets te lezen. Door recreant wordt het bestaan van die afspraak gemotiveerd betwist.
Door recreant is aangevoerd dat zij op de datum van de verplaatsing bij de technische dienst van de ondernemer heeft geklaagd over het feit dat de nieuwe kavel te laag lag/niet goed afwaterde, en dat zij die klacht omstreeks 4 weken later heeft herhaald. Deze voorstelling van zaken is ter zitting niet inhoudelijk weersproken door de ondernemer, zodat die voor juist moet worden gehouden. Dit met dien verstande dat naar zeggen van de ondernemer wel zwarte grond voor de toplaag ter beschikking is gesteld van recreant. Ook moet aldus voor juist worden gehouden dat de ondernemer (verder) niets met deze klacht heeft gedaan.
Vervolgens heeft recreant in eigen beheer de kavel laten verhogen door een derde waarvoor conform de aan de recreant uitgebrachte offerte van 3 juli 2023 door haar is uitgegeven € 254,10 inclusief BTW (14 kuub grond) + € 344,85 inclusief BTW (afvlakken met zwarte grond) = € 598,95.
Door de recreant is gevorderd om de ondernemer te verplichten tot betaling aan haar van dat bedrag.
De commissie is van oordeel dat dit bedrag kan worden toegewezen nu genoegzaam is komen vast te staan dat de ondernemer op voormelde klacht niets heeft uitgedaan anders dan het ter beschikking stellen van een hoeveelheid zwarte grond/toplaag. Dit terwijl niet door de ondernemer is weersproken dat ophoging van deze kavel om redenen als door de recreant ter zitting duidelijk zijn gemaakt, noodzakelijk was. De tegenspraak van de ondernemer is dan ook formeel en heeft geen inhoud. Deze tijdens dit geding opgekomen klacht van recreant kan worden meegenomen in de beslissing van de commissie.
Wat dan resteert zijn een aantal diverse bejegeningsklachten aan het adres van de ondernemer.
Zowel uit de hier tussen partijen van toepassing zijnde algemene voorwaarden als uit het reglement van de commissie volgt dat de geschillencommissie geen taak toekomt bij de beoordeling van bejegeningsklachten. De commissie is – kort gezegd – een geschillencommissie die enkel is toegestaan om met bindend advies te beslissen “in geschillen voortvloeiend uit totstandkoming of de uitvoering van overeenkomsten tussen recreanten en ondernemers met betrekking tot verblijfsrecreatie” (…).
Dit volgt ook uit artikel 17 van het reglement van de commissie waarin de door de commissie te nemen beslissingen staan vermeld. Daarin is niet opgenomen dat deze commissie een ondernemer tot de orde kan roepen door het geven van een waarschuwing of van een berisping. Ook kan de commissie de ondernemer geen boete opleggen ten gunste van de recreant.
Overigens is door de recreant ook geen schadevergoeding gevorderd op basis van die bejegeningsklachten. De recreant wenste wel uitdrukkelijk die klachten onder de aandacht van de commissie te brengen met als doel dat de commissie daarvan kennis kon nemen. Nogmaals, de commissie kan op basis van de klachten geen beslissingen nemen, want is – zoals ook ter zitting is meegedeeld – niet ook belast met de taak van “tuchtcollege”.
Nu door de recreant deels terecht is geklaagd, is de ondernemer op basis van het reglement van de commissie gehouden om het klachtengeld aan de recreant te voldoen, alsmede om de bijdrage in de behandelingskosten te voldoen aan het secretariaat van de commissie. Die bijdrage wordt de ondernemer separaat bij factuur in rekening gebracht.
Daarom wordt als volgt beslist.
Beslissing
De ondernemer betaalt aan de recreant voormelde bedrag van € 598,95.
Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.
Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de recreant te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan het secretariaat van de commissie de bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer H.H. Van der Linden en mevrouw J. Hagedoorn, leden, op 5 oktober 2023.