vergoeding wegens herstructurering. Onjuist criterium verplaatsbaar

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Herstructurering    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 120074

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil gaat over de herstructurering van het recreatiepark en de daaraan te koppelen vergoedingen voor de consument.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Wij maken aanspraak op de verwijderingsvergoeding zoals genoemd in de RECRON-Voorwaarden (2016) (hierna: de Voorwaarden). Daarnaast hebben wij recht op een halfjaar gratis staan in verband met de eenzijdige opzegging, alsmede recht op een vergoeding in verband met een eerder vertrek. Ten slotte willen wij de waarborgsom voor de toegangspas retour.

Ter zitting heeft de consument – kort samengevat – nog het volgende aangevoerd.

De consument heeft geen bezwaren geuit tegen de herstructurering. Hij kan zich echter niet vinden in de afwikkeling ervan, met name waar het gaat om de hem toekomende vergoedingen.
De sloop van de caravan is in september 2018 gestart en per eind oktober 2018 was de caravan volledig van het terrein verwijderd. Het bedrag van € 945,– heeft de ondernemer reeds betaald. De consument wijst de commissie erop dat zaken niet door elkaar gehaald moeten worden, in die zin dat er enerzijds sprake is van een bedrag als restitutie van het stageld (€ 945,–) en anderzijds dat er sprake is van een bedrag dat ziet op een eerder vertrek van het terrein van de ondernemer (€ 900,–).

De consument verzoekt de commissie te bepalen dat de ondernemer zich houdt aan de RECRON-Voorwaarden.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

Wij blijven bij ons standpunt dat slechts de kosten voor het halfjaar stageld voor vergoeding in aanmerking komen, omdat:

• Artikel 12.6 van de Voorwaarden verwijst naar artikel 12.5, onder a van de Voorwaarden en geeft het scenario weer waarin er op het park geen gelijkwaardige, andere plaats is. Dit is niet aan de orde. Op ons park zijn nog voldoende gelijkwaardige jaarplaatsen beschikbaar;
• Ook artikel 12.5, onder b, van de Voorwaarden gaat uit van een scenario van het niet beschikbaar zijn van andere, gelijkwaardige jaarplaatsen. Zoals in voorgaand punt aangegeven, zijn deze voldoende beschikbaar’;
• Met deze constatering is wat ons betreft het  bepaalde in artikel 12.6 van de Voorwaarden niet van toepassing;
• Vanuit ons is de € 945,– restitutie op het staangeld van 2018 als (vanuit artikel 12.7 van de Voorwaarden) als coulance aan de betreffende gast(en) aangeboden. Deze coulance nemen wij terug en wij vragen de commissie om ook hierover uitspraak te doen. Wij zijn nu van mening dat er wel degelijk sprake is van een alternatieve, beschikbare jaarplaats en dat er dus geen reden is voor restitutie van 6 maanden stageld.

Juridisch kader

Artikel 12 van de RECRON-Voorwaarden (vaste plaatsen, 2016)

5. a. Indien sprake is van een verplaatsbaar kampeermiddel en een minimaal gelijkwaardige plaats niet op het terrein beschikbaar is, heeft de recreant de plaats te ontruimen en heeft hij recht op een tegemoetkoming in de verplaatsingskosten indien hij de plaats heeft ontruimd overeenkomstig
artikel 15 lid 1. De verplaatsingskosten vanaf de plaats tot buiten het terrein zijn voor rekening van de ondernemer. Indien de recreant een minimaal gelijkwaardige plaats op het terrein wordt aangeboden onder de verplichting voor de recreant te moeten bijdragen in de aanlegkosten zoals bedoeld onder art 1.1 sub m, heeft de recreant het recht de plaats te weigeren en kan hij aanspraak maken op
de tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 6.
b. Indien het kampeermiddel ondanks het bepaalde in het tweede lid van artikel 2 niet meer verplaatsbaar is en er voor de recreant voor een ander kampeermiddel een minimaal gelijkwaardige plaats niet beschikbaar is, heeft de recreant het recht op een tegemoetkoming in verband met de
Verwijdering van het kampeermiddel.

6. De tegemoetkoming in de verplaatsingskosten van het kampeermiddel als bedoeld in lid 5, onder a, en de tegemoetkoming als bedoeld in lid 5, onder b, bedraagt € 1.482,–. In het geval van een verplaatsbaar en niet meer verplaatsbaar geschakeld/dubbel kampeermiddel bedraagt de tegemoetkoming € 2.233,–. De ondernemer heeft het recht de tegemoetkoming met vorderingen
op de recreant te verrekenen.

7. In het geval van een herstructurering waarbij de ondernemer de overeenkomst beëindigt en op het terrein een minimaal gelijkwaardige plaats niet beschikbaar is, heeft de recreant indien hij voor het einde van de overeenkomst de plaats ontruimt en deze opgeruimd beschikbaar stelt aan de ondernemer recht op restitutie van het reeds betaalde jaargeld voor de resterende
periode van de overeenkomst. De laatste 6 maanden van de opzegtermijn van één jaar kan de recreant gratis gebruik maken van de plaats.

Kosten omtrent het gebruik van voorzieningen, gas, water, elektra, kabel, riool etc. komen gedurende deze 6 maanden wel voor rekening van de recreant.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Bij schrijven van 12 oktober 2017 heeft de ondernemer de standplaatsovereenkomst met de consument opgezegd. Daarbij wordt onder meer opgemerkt dat de ondernemer de consument een andere plaats kan aanbieden op zijn terrein.

In het schrijven van de ondernemer d.d. 23 augustus 2018 (“overeenkomst betreft oplevering standplaats”) wordt onder meer gesteld dat de consument een vergoeding krijgt van € 900,– indien hij zijn jaarplaats vóór 14 november 2018 leeg heeft opgeleverd. Nu de consument ter zitting onweersproken heeft gesteld dat de caravan eind oktober 2018 volledig was verwijderd, komt hij in aanmerking voor dit bedrag.

Uit de e-mail van 7 september 2018 van de ondernemer maakt de commissie op dat beide partijen een bedrag van € 945,– zijn overeengekomen in verband met de restitutie van 6 maanden stageld.

Partijen verschillen van mening over het antwoord op de vraag of de caravan nog verplaatsbaar was. De ondernemer is onder verwijzing naar de zogenaamde ‘Spelregels 2018’ van mening dat de caravan niet verplaatsbaar was, omdat deze niet de minimale waarde van € 4.000,– haalde om nog verplaatst te kunnen worden. Een minimaal gelijkwaardige plaats was volgens de ondernemer zeker beschikbaar. De consument heeft overigens betwist dat hem concreet een dergelijke plaats is aangeboden.

Met betrekking tot de verplaatsbaarheid overweegt de commissie dat de ondernemer een van de Voorwaarden afwijkend criterium heeft ingevoerd op basis waarvan wordt bepaald of een kampeermiddel nog verplaatsbaar is. In dit concrete geval is de caravan volgens de ondernemer niet meer verplaatsbaar, omdat de taxatiewaarde minder dan € 4.000,– bedraagt. De commissie kan zich hier niet mee verenigen. Uitgaande van de Voorwaarden was de caravan wel degelijk verplaatsbaar.
Daarnaast is het de commissie niet gebleken dat de ondernemer de consument concreet een minimaal gelijkwaardige plaats heeft aangeboden. Dit alles maakt dat de consument ingevolge artikel 12, lid 5, onder a, van de Voorwaarden recht heeft op een verwijderingsbijdrage van € 1.482,–.

Ten slotte merkt de commissie op dat de consument recht heeft op teruggave van de borg voor de toegangspas, te weten een bedrag van € 26,90.

Gelet op het voorgaande dient de ondernemer in totaal een bedrag van € 3.353,90 te betalen, opgebouwd uit de volgende posten: € 945,–, restitutie 6 maanden stageld, € 900,– in verband met eerder vertrek, verwijderingsbijdrage van € 1.482,– en borg toegangspas ten bedrage van € 26,90). Van de genoemde posten heeft de ondernemer het bedrag van € 945,– reeds betaald. Derhalve resteert te betalen een bedrag van € 2.408,90.

Op grond van het voorgaande zal de klacht gegrond verklaard worden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht gegrond.

De ondernemer betaalt aan de consument een bedrag van € 2.408,90. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie
behandelings¬kosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit
mr. H.A. van Gameren, voorzitter,
drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk en P.W.M. Meijkamp, leden, op 12 december 2018.