Verhoging tarieven in strijd met overeenkomst

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: Prijs    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 206134/210537

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Partijen hebben een geschil over de door de ondernemer doorgevoerde verhoging van de tarieven voor elektra en gas. De verhoging van de tarieven zijn naar het oordeel van de commissie zo hoog dat evident is dat in strijd met de overeenkomst is gehandeld. De klacht tegen de ondernemer is dan ook gegrond.

De uitspraak

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Recreatie (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

De behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2023 te Den Haag.

Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.

Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht.

Ter zitting werd de ondernemer vertegenwoordigd door de heer [naam].

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de verhoging van de tarieven van gas en elektra (2022).

De consument heeft een bedrag van € 573,89 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De ondernemer voert verhogingen door (190% en 153%) in de energietarieven van 2022, die niet volgens de met elkaar gesloten overeenkomst zijn. Volgens de overeenkomst mogen de verhogingen maximaal 10% zijn. De ondernemer brengt hierdoor € 573,89 te veel in rekening. Hij blijft bij het standpunt dat de juiste tarieven in rekening zijn gebracht.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft in eerste instantie geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om zijn standpunt schriftelijk aan de commissie kenbaar te maken. Ter zitting heeft de ondernemer zijn standpunt toegelicht aan de hand van een verweerschrift en na afloop van de zitting dit verweerschrift (met toestemming van de commissie) alsnog aan het dossier toegevoegd. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In de overeenkomst die de ondernemer met de consument heeft, is opgenomen dat de ondernemer de (semi)overheidsheffingen één op één mag doorbelasten. De ondernemer is van mening dat de Nuts-kosten (gas, water en elektra) daar ook onder vallen.

De ondernemer houdt zich aan de RECRON-voorwaarden. De ondernemer is echter van mening dat hij al vanaf 2012 een overeenkomst heeft met de consument. Duidelijk is dat de ondernemer de verhoging toepast volgens de overeenkomst. Als de inflatie hoger is dan 10%, hoeft de ondernemer dat niet 18 maanden van tevoren te melden, want dat heeft de ondernemer al in 2012 afgesproken.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie volgt de ondernemer niet in zijn zienswijze dat de Nutsvoorzieningen kunnen worden aangemerkt als (semi)overheidsheffingen. Sinds de liberalisering van de (Europese) markt zijn de levering van gas, water en elektra immers in handen van private bedrijven. Dat maakt dat teruggevallen dient te worden op de bepaling in de overeenkomst tussen partijen dat de kosten voor alle overige heffingen, niet zijnde (semi)overheidsheffingen, aan de jaarlijkse CBS-prijsindex gerelateerd zijn. Ten tijde van de aankondiging van de verhoging van de tarieven stond die index op 7,6%.

Op 22 maart 2022 ontving de consument een e-mail van de ondernemer waarin werd aangekondigd dat de energietarieven voor 2022 verdubbeld zouden gaan worden in verband met forse prijsstijgingen. Op 19 januari 2023 ontving de consument de factuur inzake de energiekosten in 2022. Het tarief voor gas werd verhoogd met een percentage van 190%, dat van elektra met een percentage van 153%. Evident is dat deze tariefsverhogingen de verhoging conform de CBS-prijsindex in ruime mate overschrijden. Daarmee heeft de ondernemer gehandeld in strijd met de overeenkomst die hij met de consument heeft.

Reeds op grond hiervan zal de commissie de klacht gegrond verklaren en bepalen dat het depotbedrag aan de consument toekomt.

Het bestaan van de overeenkomst tussen partijen sluit de toepassing van de RECRON-voorwaarden overigens niet uit.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond.

De commissie bepaalt dat de ondernemer de consument een bedrag van € 573,89 dient te betalen.

Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend.

Het depotbedrag van € 573,89 komt aan de consument toe.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer P.W.M. Meijkamp, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 8 december 2023.