
Commissie: Advocatuur
Categorie: Tekortkoming in de uitvoering opdracht
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
52844
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van dienstverlening van de advocaat ter zake van zijn bijstand aan de cliënt inzake een schadestaatprocedure die verband houdt met een medische aansprakelijkheidskwestie en de door de cliënt gevorderde schadevergoeding. Standpunt van de cliënt Voor zover de commissie uit de talrijke, zeer moeilijk leesbare, handgeschreven stukken van de cliënt heeft kunnen opmaken, heeft de cliënt in maart 1978 een rugoperatie ondergaan uitgevoerd door [een chirurg], die zich daarbij schuldig heeft gemaakt aan een onrechtmatige daad. In eerste instantie heeft de cliënt zich gewend tot [advocaat 1] die [de chirurg] aansprakelijk heeft gesteld. Na het overlijden van [advocaat 1] heeft de cliënt zich in mei 1997 tot [advocaat 2] gewend, die destijds werkzaam was bij [advocaat 1]. De cliënt is ontevreden over de door [advocaat 2] aan hem verleende rechtsbijstand in de periode mei 1997 tot eind 1999 en vordert om die reden een schadevergoeding. Ter zitting heeft de cliënt medegedeeld dat hij ooit fl. 100.000,– van [een verzekeringsmaatschappij] heeft ontvangen, maar dat dit niet was wegens een beroepsfout van [advocaat 1] aangezien hij [advocaat 1] nimmer aansprakelijk heeft gesteld. Tevens heeft de cliënt gesteld dat hij door fouten van de advocaat zijn bedrijf is kwijtgeraakt en dat hij over zeven brieven beschikt waaruit blijkt dat hij bereid was tot een schikking, maar dat de advocaat nooit op zijn voorstel heeft gereageerd. Standpunt van de advocaat Voor het standpunt van de advocaat verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de advocaat op het volgende neer. De advocaat heeft voorop gesteld dat de brieven van de cliënt vrijwel onleesbaar zijn en moeilijk te volgen, zodat onduidelijk is op grond waarvan het verzoek tot schadevergoeding is gebaseerd en het voeren van verweer niet goed mogelijk is. Voorts heeft de advocaat met verwijzing naar een brief van [de verzekeringsmaatschappij] d.d. 8 juli 2010, welke brief deel uitmaakt van de stukken, de klachten van de cliënt gemotiveerd weersproken en aangevoerd dat: – de schadevergoedingsvordering is verjaard; – de termijn van art. 3:89 BW is geschonden; – er geen sprake is van een beroepsfout begaan door [advocaat 2]. Onduidelijk is of de door de cliënt gestelde schade niet is veroorzaakt door de fouten van de overleden [advocaat 1], voor welke fouten de cliënt in augustus 2000 een forse schadevergoeding heeft ontvangen. Bij gebreke van informatie van de zijde van de cliënt hierover, stelt de advocaat dat de door de cliënt gestelde schade reeds is vergoed in het kader van de vaststellingsovereenkomst met de verzekeraar van [advocaat 1]. Op grond van het vorenstaande verzoekt de advocaat de commissie om de klachten van de cliënt ongegrond te verklaren en – althans zo verstaat de commissie het verzoek van de advocaat – het verzoek om een schadevergoeding van de cliënt af te wijzen. Ter zitting heeft de advocaat de commissie verzocht dat, indien de behandeling van het geschil onverhoopt zal worden aangehouden, aan de cliënt wordt verzocht of hij brieven kan overleggen waaruit blijkt dat hij de advocaat vóór 2 december 2003, zijnde de datum van het verstrijken van de cassatietermijn, aansprakelijk heeft gesteld. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende. De cliënt en de advocaat hebben beiden een akte van compromis ondertekend. Met deze akte van compromis beogen de cliënt en de advocaat hun geschil voor te leggen aan de commissie. Op grond daarvan is de commissie bevoegd het geschil te behandelen. De door de cliënt geuite klachten hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening door de advocaat. Deze klachten lenen zich voor een gezamenlijke beoordeling. Centraal staat daarbij de vraag of de advocaat heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht. Echter, de commissie is met de advocaat van oordeel dat de talrijke door de cliënt overgelegde handgeschreven stukken zodanig onleesbaar zijn, dat het voor de commissie en de advocaat onmogelijk is daaruit te herleiden wat de cliënt de advocaat precies verwijt. Bovendien is uit de stukken totaal geen lijn te trekken. Om die reden zal de commissie de behandeling van het geschil aanhouden voor de duur van 3 maanden opdat de cliënt zijn klachten adequaat, helder geformuleerd en getypt op papier laat zetten en dit stuk aan de commissie en de advocaat doet toekomen. Tevens acht de commissie het van belang dat indien de cliënt over brieven beschikt daterend van vóór 2 december 2003 waarin hij de advocaat aansprakelijk heeft gesteld, hij deze eveneens aan de commissie en de advocaat doet toekomen. Ten slotte dient de cliënt te reageren op de reactie van de advocaat d.d. 29 juli 2011 met als bijlage de brief van [de verzekeringsmaatschappij] d.d. 8 juli 2010, zoals deze zich reeds in het dossier bevinden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie beslist dat de behandeling van het geschil zal worden aangehouden. De commissie zal de mondelinge behandeling zo mogelijk uiterlijk half februari 2012 voortzetten, waarbij de commissie ernaar zal streven in dezelfde samenstelling het geschil te beoordelen. Partijen zullen voor deze zitting een aparte oproepbrief ontvangen. De cliënt dient er voor zorg te dragen dat: – hij zijn standpunt (ofwel het verwijt dat hij de advocaat maakt) adequaat verwoord, helder en getypt op papier laat zetten en dit standpunt uiterlijk op 31 januari 2012 aan de commissie en de advocaat doet toekomen; – hij eventuele brieven daterend van vóór 2 december 2003 waarin hij de advocaat aansprakelijk heeft gesteld, in kopie aan de commissie en de advocaat doet toekomen; – hij reageert (en ook hier: adequaat verwoord, helder en getypt op papier) op de schriftelijke reactie van de advocaat d.d. 29 juli 2011 met als bijlage de brief van [de verzekeringsmaatschappij] d.d. 8 juli 2010, welke stukken zich reeds in het dossier bevinden, en eventuele bewijsstukken aan de commissie en de advocaat doet toekomen. Aldus beslist op 7 november 2011 door de Geschillencommissie Advocatuur.