Verkeerde informatie over VOG komt ondernemer duur te staan

De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Overig    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 2017-106223

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Een ondernemer geeft een echtpaar onjuiste informatie over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Volgens de ondernemer moeten de ouders ook een VOG hebben bij opvang aan huis. Dit blijkt niet wettelijk verplicht te zijn. De ondernemer moet de kosten die gemaakt zijn vanwege het aanvragen van een VOG gedeeltelijk vergoeden.

Het geschil betreft door de ondernemer verstrekte informatie, de vergoeding van kosten voor twee Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG), alsmede vergoeding van de kosten voor juridische bijstand.

De consument heeft bij brief van 26 juli 2016 haar klachten aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de consument op het volgende neer.

De consument heeft de ondernemer ingeschakeld voor opvang in haar eigen woning voor haar twee kinderen. De ondernemer heeft daarbij onder meer als voorwaarde gesteld dat de consument en haar echtgenoot beide een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) zouden overleggen. De consument en haar echtgenoot hebben op 13 april 2016 een dergelijke verklaring aangevraagd. De aanvraag van de consument is goedgekeurd maar het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) liet weten de aanvraag van haar echtgenoot waarschijnlijk af te zullen keuren in verband met een voorval in het verleden. Omdat de ondernemer aangaf dat de verklaring een vereiste was voor de gevraagde opvang, hebben de consument en haar echtgenoot een jurist en vervolgens een advocaat ingeschakeld met als doel de VOG voor de echtgenoot van de consument te verkrijgen. De advocaat liet weten twijfels te hebben over de noodzaak van een VOG voor de ouders bij opvang aan huis. De consument heeft dit besproken met de ondernemer maar deze bleef erbij dat een VOG noodzakelijk was, zodat de procedure bij het COVOG is doorgezet.
Het COVOG heeft op 20 juni 2016 laten weten dat de aanvraag niet in behandeling zou worden genomen omdat, gezien de verstrekte informatie, geen VOG verleend behoefde te worden voor het doel waarvoor de VOG was aangevraagd.
Nadien is gebleken dat de GGD een dergelijke verklaring ook niet noodzakelijk acht in de betreffende situatie.

De consument heeft de ondernemer gevraagd hoe om te gaan met de door haar gemaakte kosten voor juridisch advies, advocaatkosten en de kosten van de aanvragen van de VOG’s. De ondernemer heeft hierop laten weten naar eer en geweten en op basis van een eerder verkregen advies van de GGD te hebben gehandeld.
In reactie op het voorstel van de consument om hierover in gesprek te gaan, heeft de ondernemer via e-mail de consument en haar echtgenoot uitgenodigd voor een gesprek bij haar op kantoor. In dezelfde e-mail heeft de ondernemer aangegeven geen goed gevoel te hebben over de samenwerking, zodat aangeraden werd een ander gastouderbureau te zoeken.

De consument wenst de kosten die zij heeft moeten maken in verband met de aanvraag van de VOG’s, ad € 82,70 alsmede de kosten voor juridische bijstand ad € 653,04 (samen derhalve
€ 735,74) door de ondernemer vergoed te krijgen.

Ter zitting is door of namens de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Het was de bedoeling dat de opvang op 1 mei 2016 zou ingaan maar dat is uiteindelijk niet gebeurd omdat partijen niet verder met elkaar zijn gegaan. De consument heeft hierdoor wel een maand zonder opvang gezeten, met alle gevolgen van dien. Door de ondernemer zijn geen kosten in rekening gebracht bij de consument. De consument wenst nu slechts een kostenvergoeding te krijgen voor de kosten zoals eerder schriftelijk verzocht, waarna wat haar betreft de zaak afgedaan is.
De consument heeft voor de twee VOG’s € 82,70 betaald, voor de bijstand van de jurist € 140,– en voor de werkzaamheden van de advocaat € 513,04. De consument heeft in deze procedure geen betalingsbewijzen overgelegd maar geeft aan dat zij dit desgewenst alsnog kan doen.

Namens de consument wordt opgemerkt dat het voorstel van de ondernemer om met elkaar rond de tafel te gaan is afgewezen en dat besloten is de zaak aan de commissie voor te leggen, omdat sprake was van een principieel geschil. De consument acht het niet juist dat als een professionele partij verkeerd adviseert, dit ten koste gaat van de ouder. Het coulancevoorstel dat de ondernemer heeft gedaan is wat de consument betreft onvoldoende, aangezien de kosten voor de jurist en de advocaat daarin niet zijn begrepen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het betoog van de ondernemer op het volgende neer.

De ondernemer stelt dat zij vanaf de start van het gastouderbureau altijd VOG’s van de vraagouders heeft gevraagd. Zij is door geen enkele instantie, waaronder betrokken gemeentes, GGD’s en de instantie die de VOG’s verstrekt, erop gewezen dat dat dit niet de juiste gang van zaken is. Zij verkeerde derhalve in de veronderstelling dat zij juist handelde.
Op 21 juni 2016 heeft de ondernemer navraag gedaan bij de GGD of een VOG nodig is in een situatie zoals bij de consument, waarop zij op 23 juni 2016 het antwoord heeft gekregen dat dit niet het geval was. Daarop heeft de ondernemer de consument uitgenodigd voor een gesprek op haar kantoor maar de consument liet weten op beide voorgestelde data niet te kunnen en niet te weten of het zinvol was een gesprek aan te gaan. Daarna heeft de ondernemer niets meer vernomen van de consument, tot de klachtbrief van 26 juli 2016.
De ondernemer is van mening dat zij altijd naar eer en geweten heeft gehandeld en acht zich niet aansprakelijk voor de kosten die door de consument zijn gemaakt.
Na het aanhangig maken van het geschil bij de commissie heeft de ondernemer de consument laten weten bereid te zijn uit coulance de aanvraagkosten voor de VOG’s te vergoeden. De consument is niet ingegaan op dit aanbod.

Ter zitting is door de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De ondernemer merkt op dat zij graag nog een gesprek had gehad met de consument omdat dan mogelijk de gang naar de commissie voorkomen had kunnen worden. De ondernemer verkeerde in de veronderstelling dat zij nog met de consument in gesprek was en dat de consument met een tegenvoorstel wat betreft data voor een overleg zou komen. Het steekt de ondernemer dat de consument in plaats daarvan naar de commissie is gegaan. Omdat de consument haar schriftelijk benaderde, heeft zij ook schriftelijk gereageerd maar het was beter geweest als partijen de zaak met elkaar hadden besproken. Nu is het onnodig een principezaak geworden.

De ondernemer verkeerde in de veronderstelling dat een VOG voor vraagouders een wettelijk vereiste was bij opvang aan huis. Het leek haar ook niet onlogisch dat bij opvang aan huis een VOG verplicht was voor alle meerderjarigen die in huis (kunnen) zijn. De omgeving waarin gewerkt wordt moet goed zijn. De ondernemer overweegt dan ook om dit vereiste te handhaven, ook al is het niet wettelijk noodzakelijk.

De ondernemer geeft desgevraagd aan dat zij haar aanbod om de kosten van de twee VOG’s aan de consument te vergoeden handhaaft. Ook is zij bereid het door de consument aan de commissie betaalde klachtengeld te vergoeden. Zij is evenwel niet bereid de kosten voor de jurist en de advocaat te vergoeden.

Beoordeling van het geschil

Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.

De commissie stelt vast dat de consument en haar echtgenoot de ondernemer hebben verzocht om gastouderopvang in hun eigen woning te regelen. De ondernemer heeft daarbij aangegeven dat het noodzakelijk was om als vraagouders een Verklaring Omtrent Gedrag aan het gastouderbureau te overleggen. Door deze onjuiste informatie – immers, een dergelijke verklaring is geen wettelijk vereiste – heeft de ondernemer de consument en haar echtgenoot op het verkeerde been gezet.
De omstandigheid dat de ondernemer naar eer en geweten heeft gehandeld en in de onjuiste veronderstelling verkeerde dat een VOG van de vraagouders in deze situatie nodig was, doet hier niet aan af. De consument mocht van de ondernemer, als professionele partij, verwachten dat zij vraagouders correct informeert omtrent de voor hen van belang zijnde (wettelijke) vereisten met betrekking tot de gastouderopvang.

Gelet op het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht van de consument dat zij onjuist is geïnformeerd door de ondernemer gegrond is en dat de kosten die de consument heeft gemaakt als gevolg van de onjuiste informatie door de ondernemer dan ook door de ondernemer aan de consument dienen te worden vergoed. Naar het oordeel van de commissie vallen de kosten ad € 82,70 voor het aanvragen van de twee VOG’s hieronder, zodat de commissie zal bepalen dat de ondernemer dit bedrag aan de consument dient te vergoeden. Nu de klacht gegrond is dient de ondernemer tevens het klachtengeld ad € 25,– aan de consument te vergoeden.

Wat betreft de kosten voor het inschakelen van de jurist en de advocaat overweegt de commissie het volgende.
De commissie acht het alleszins begrijpelijk dat de consument juridisch advies heeft ingewonnen en op advies van deze jurist vervolgens een advocaat heeft ingeschakeld, nadat zij bericht had ontvangen dat aan haar echtgenoot naar verwachting geen VOG zou worden verstrekt. Gelet op de onjuiste informatie van de ondernemer op dit punt, zou dit betekenen dat de door haar gewenste gastouderopvang aan huis niet mogelijk zou zijn. Nu de kosten van de jurist een direct gevolg zijn van de verkeerde informatie van de ondernemer, dienen de kosten van de jurist naar het oordeel van de commissie dan ook voor rekening van de ondernemer te komen, met uitzondering van de kosten inzake werkzaamheden die verband houden met de procedure bij de commissie.
De procedure bij de commissie is eenvoudig en laagdrempelig. Juridische bijstand is hierbij in de regel niet noodzakelijk. Ingevolge artikel 20 van het Reglement van de commissie komen de door partijen ter zake van de behandeling van het geschil gemaakte kosten dan ook voor hun eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. Dat in deze van een bijzonder geval sprake was, waardoor het voor de consument noodzakelijk was zich juridisch te laten bijstaan inzake de procedure bij de commissie, is naar het oordeel van de commissie niet gebleken.
Blijkens de door de consument overgelegde specificatie behorend bij de factuur van de jurist, is door de jurist een uur besteed aan werkzaamheden die betrekking hebben op de procedure bij de commissie. Derhalve dient € 60,– voor rekening van de consument te blijven, zodat de ondernemer een bedrag van € 80,– aan de consument dient te vergoeden terzake van de kosten van de jurist.

De commissie overweegt voorts dat de advocaatkosten naar haar oordeel enerzijds het gevolg zijn van de – herhaalde – onjuiste informatie door de ondernemer maar dat anderzijds deze kosten een gevolg zijn van omstandigheden in de privésfeer van de consument en haar echtgenoot, die voor risico van hen dienen te blijven. Tevens overweegt commissie dat de consument en haar juridisch adviseur ook een andere weg hadden kunnen bewandelen, bijvoorbeeld door gerichter door te vragen naar de wettelijke noodzaak om als vraagouders een VOG te overleggen, waardoor de kosten beperkt hadden kunnen blijven.

Alles overziend is de commissie van oordeel dat de advocaatkosten ad € 513,04 in redelijkheid en billijkheid voor de helft voor rekening van de ondernemer dienen te komen, zodat de ondernemer een bedrag van € 256,52 aan de consument dient te vergoeden.

Voor zover door partijen aangevoerde argumenten c.q. klachten niet zijn besproken, kan daarvan worden afgezien, omdat deze niet tot een andere beslissing kunnen leiden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer dient een bedrag van € 419,22 (82,70 + 80 + 256,52) aan de consument te vergoeden terzake van de aanvraagkosten van de VOG’s, de kosten van de jurist en de advocaatkosten.

Bovendien dient de ondernemer een bedrag van € 25,– te vergoeden aan de consument terzake van klachtengeld.

Betaling van deze bedragen dient te geschieden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, is de ondernemer tevens de wettelijke rente over het niet betaalde bedrag verschuldigd vanaf de verzenddatum van dit bindend advies.

Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Aldus beslist op 12 december 2016 door de Geschillencommissie Kinderopvang en Peuterspeelzalen.