Verkeerde voorstelling van zaken ondernemer over opzeggingsgrond. Verzoek smartengeld afgewezen. Klacht grotendeels gegrond.

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Opzegging overeenkomst    Jaartal: 2023
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: ten dele gegrond   Referentiecode: 231245/233331

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De ondernemer heeft de consument bericht dat hij vanwege aanhoudend personeelstekort genoodzaakt is de opvanglocatie (tijdelijk) te sluiten om de continuïteit van de opvang te kunnen blijven waarborgen. Daarbij zijn de opvangcontracten voor de kinderen van de consument opgezegd en vervolgens zijn nieuwe contracten aangeboden voor een andere opvanglocatie. Naar het oordeel van de commissie was het niet zozeer het personeelstekort dat tot opzegging heeft geleid, maar personeel gerelateerde problematiek zoals (arbeids)conflicten met medewerkers waardoor  meerdere medewerkers van deze locatie zijn vertrokken. Vervolgens kon niet meer worden voldaan aan wet- en regelgeving en kon de veiligheid van de kinderen op de betreffende locatie niet meer worden gewaarborgd. Daarom is de kinderen op andere locaties opvang aangeboden. Alleen al omdat de ondernemer hier een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over de opzeggingsreden is de klacht gegrond. Het verzoek om schadevergoeding voor door de kinderen van consument geleden (vermeende) emotionele schade, wordt niet toegewezen door de commissie. Zij ziet daarvoor geen aanknopingspunten in de wet. Klachten als wisseling in gezichten (van pedagogisch medewerkers) en het ontbreken van (voldoende) vertrouwde gezichten op de opvanggroep leveren geen wettelijke grondslag voor smartengeld op in de zin van de wet. De klacht is grotendeels gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van de plaatsingsovereenkomst door de ondernemer voor de dagopvang van de zoon en de dochter van de consument.

De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft met de ondernemer op 2 september 2020 een plaatsingsovereenkomst voor zijn zoon gesloten. De overeenkomst is feitelijk ingegaan op 2 november 2020 op de locatie A. Op 24 februari 2023 heeft de consument ten behoeve van zijn dochter een overeenkomst gesloten met de ondernemer, ingaande op 13 maart 2023, eveneens op de locatie A.

De ondernemer heeft eerst bij brief van 31 augustus 2023 bericht over zorgen rond de continuïteit van de opvang op de betreffende locatie en mogelijke locatie overstijgende oplossingen. Op 12 september 2023 is de ouders per brief kenbaar gemaakt dat een deel van de kinderen van de betreffende locatie op andere groepen of op een andere locatie opgevangen kunnen worden. Per dezelfde datum zijn de overeenkomsten van de zoon en dochter van de consument eenzijdig beëindigd met ingang van 12 oktober 2023.

De overeenkomsten zijn door de ondernemer opgezegd op grond van artikel 10 Algemene Voorwaarden Dagopvang en Buitenschoolse opvang 2016 Brancheorganisatie Maatschappelijke Kinderopvang. De ondernemer heeft daarbij medegedeeld niet meer in staat te zijn de overeenkomsten uit te voeren. De oorzaak daarvan is zorgelijk personeelstekort op de locatie.

De ondernemer heeft vervolgens een opvangcontract aangeboden voor zowel de zoon als de dochter van de consument op een andere locatie, ingaande per 13 oktober 2023, met een bedenktijd van vijf dagen. Later is door de ondernemer een ruimere bedenktijd geboden en is aangeboden de zoon voor de gewenste dagen al per 25 september 2023 op de nieuwe locatie op te vangen en de dochter voor twee van de drie gewenste dagen ook per die datum. Voor de derde dag zou zij op de nieuwe locatie per 13 oktober 2023 kunnen worden opgevangen.

Vanwege de oorspronkelijk korte bedenktijd heeft de consument op 18 september 2023 een verzoek tot een verkorte procedure aan de commissie gedaan. Alvorens zich tot de commissie te wenden, heeft de consument op 14 september 2023 een klachtbrief aan de ondernemer gestuurd, waarvan een afschrift door het secretariaat van de commissie is ontvangen.

Samengevat klaagt de consument over de communicatie door de ondernemer. Er is heel laat over het krimpen van de locatie A gecommuniceerd. De contactpersoon van de ondernemer was zeer slecht bereikbaar en de vraag om een informatieavond voor de ouders (om de stand van zaken toe te lichten) is door de ondernemer afgewezen.

Verder stelt de consument dat er sprake is van contractbreuk van de zijde van de ondernemer. De opvangcontracten van beide kinderen van de consument zijn opgezegd met als reden ‘personeelstekort’. De ondernemer heeft dit personeelstekort echter zelf veroorzaakt door in één week drie pedagogisch medewerkers vrij te stellen van werk. De zwaarwegende reden voor opzegging is de ondernemer zelf te verwijten.

Het derde klachtpunt betreft de emotionele onveiligheid ontstaan vanwege het gebrek aan vaste krachten, de vaste gezichten op de groep. Overplaatsing naar een nieuwe locatie zal ook weer voor meer stress en onrust zorgen. Ook binnen het gezin heeft de onverwachtheid van de opzeggingen ook veel stress veroorzaakt. Daarbij komt de druk van vijf dagen bedenktijd, die veel te kort is om een locatie te bekijken en een weloverwogen beslissing te nemen.

De consument verlangt van de ondernemer dat hij transparanter en tijdiger informeert over problemen en aanpassingen in de opvang. Verder verzoekt de consument om ongedaan making van de opzegging. In de derde plaats verlangt de consument schadevergoeding voor de emotionele schade die zijn kinderen hebben geleden, vanaf 22 augustus 2023 toen de onrust begon, tot heden. Tot slot verzoekt de consument de pedagogisch medewerkers die de kinderen kennen en waar de ouders vertrouwen in hebben, weer aan het werk te laten op de locatie.

Desgevraagd heeft de consument verteld dat hij en zijn partner inmiddels de nieuwe opvangcontracten voor hun kinderen hebben geaccepteerd, omdat duidelijk was dat de oude situatie niet hersteld kan worden. Het vaste gezichtscriterium is voor de consument van groot belang, maar vanaf 22 augustus jl. heeft het zoontje van de consument zich elke ochtend aan weer een andere juf op de groep moeten voorstellen.

Standpunt van de ondernemer

De ondernemer heeft ter zitting toegelicht dat de reden voor de beëindiging van de overeenkomsten gelegen is in het vertrek van een aantal medewerkers bij het team op de locatie en de daaraan voorafgaande situatie die er kennelijk toe geleid heeft dat medewerkers en stagiairs niet meer op de locatie wilden werken. AVG-technisch is het moeilijk hierover te communiceren met de ouders van de kinderen van de locatie. Omdat uiteindelijk de personeelsproblemen, die feitelijk al langer speelden, niet oplosbaar bleken, is op 12 september 2023 de ouders bericht dat locatie overstijgende maatregelen zijn genomen om op de locatie de continuïteit van de opvang te kunnen waarborgen. In de betreffende regio waar de ondernemer actief is, spelen enorme personeelstekorten en vanwege het vertrek van een aantal medewerkers is de opvang voor de betreffende locatie direct geraakt. Daarom is ervoor gekozen dat (voorlopig) van de drie opvanggroepen er één verticale groep op de locatie over zou blijven.

De opvangcontracten van de betreffende kinderen zijn opgezegd, maar direct is de ouders alternatieve opvang aangeboden. Dus technisch gezien was er sprake van ontbinding van de opvangovereenkomsten, omdat naar alle waarschijnlijkheid langdurig niet zou kunnen worden voldaan aan de in de Wet Kinderopvang gestelde kwaliteitsvereisten voor kinderopvang. Echter feitelijk gezien is er sprake van een wijziging van locatie in de overeenkomsten, nu direct een nieuw contract is aangeboden voor een alternatieve locatie in de buurt.

Desgevraagd heeft de ondernemer de situatie rond het gestelde personeelstekort toegelicht. Dit tekort speelt branche breed al geruime tijd voor Corona zich aandiende en blijkt aanhoudend te zijn, ook op andere locaties van de ondernemer. Er is sinds eind mei 2023 een plaatsingsstop ingezet, niet alleen op de locatie A, maar ook op acht andere locaties rond Utrecht. Op deze manier is ervoor gezorgd dat op de acht omringende locaties er voldoende plaatsen zijn vrijgekomen om de kinderen van locatie A te kunnen verplaatsen en op te kunnen vangen.

Ten aanzien van het klachtonderdeel schending van de emotionele veiligheid van de kinderen, heeft de ondernemer benadrukt dat de wet daaraan strenge eisen stelt. Als de ondernemer niet aan deze eisen kan voldoen (zoals het vaste gezichtencriterium op de opvanggroep), draagt de ondernemer daarvoor de verantwoordelijkheid en zal desnoods de opvanggroep sluiten. De afgelopen tijd, in de weken voordat de opvangcontracten zijn opgezegd, heeft deze situatie zich meermaals voorgedaan. De ouders zijn hiervoor – sluiting – financieel gecompenseerd. Aanvullende compensatie voor de kinderen, zoals een van de klachtonderdelen luidt, is dan ook niet aan de orde nu de ouders reeds zijn gecompenseerd voor de momenten dat de ondernemer niet aan de gestelde kwaliteitseisen heeft kunnen voldoen.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht het volgende overwogen.

De kern van het geschil, zoals dit aanvankelijk aan de commissie is voorgelegd, betreft de vraag of de ondernemer gerechtigd was de overeenkomsten met de consument met ingang van 12 september 2023 eenzijdig op te zeggen en vervolgens nieuwe contracten aan te bieden voor een andere locatie met een bedenktijd van vijf werkdagen.

De consument heeft met de ondernemer op 2 september 2020 een plaatsingsovereenkomst voor zijn zoon gesloten op de locatie A. Partijen zijn een opvangovereenkomst met elkaar aangegaan voor drie dagen in de week, feitelijk ingaande op 12 oktober 2021. Op 24 februari 2023 heeft de consument ten behoeve van zijn dochter een opvangovereenkomst gesloten met de ondernemer, eveneens op deze locatie, ook voor drie dagen per week en ingaande op 13 maart 2023.

Op de gesloten overeenkomst zijn Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze voorwaarden zijn door de consument aan te dossier toegevoegd.

Op grond van artikel 10 van deze algemene voorwaarden is de ondernemer slechts bevoegd de overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:

  1. De situatie dat de ouder gedurende één maand in verzuim is ten aanzien van zijn betalingsverplichting; b. Voortduring van situaties als genoemd in artikel 11 lid 2 sub a en c;
  2. De situatie genoemd in artikel 11 lid 2 sub b;
  3. De omstandigheid dat de ondernemer vanwege een niet aan hem toerekenbare oorzaak langdurig of blijvend niet meer in staat is de overeenkomst uit te voeren;
  4. Een bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengt.”

De ondernemer heeft bij brief d.d. 7 september 2023 gericht aan de consument, kort samengevat, bericht, dat door aanhoudend personeelstekort op het locatie de ondernemer genoodzaakt is om de locatie (tijdelijk) te sluiten teneinde de continuïteit van de opvang te kunnen blijven waarborgen. Daarbij is het opvangcontract voor de zoon van de consument opgezegd.

Dat het hier feitelijk niet gaat om een opzegging, zoals door de ondernemer gesteld, maar om wijziging van de opvanglocatie, is de commissie niet gebleken, nu het opvangcontract op 7 september 2023 is opgezegd met ingang van 13 oktober 2023. Nu hier sprake is van opzegging, is de ondernemer aan regels en ook aan de bovengenoemde algemene voorwaarde gebonden. Dat vervolgens een nieuw contract is aangeboden (met aanvankelijk een zeer korte bedenktijd) doet hieraan niets af.

De ondernemer noemt als oorzaak in de opzeggingsbrief van 7 september 2023 het aanhoudende personeelstekort. De commissie stelt voorop dat een tekort aan (geschikt) personeel in principe, blijkens de bestendige lijn in haar uitspraken, geen uitzonderlijke omstandigheid is die buiten de invloedssfeer van de ondernemer ligt.

Ter zitting is evenwel gebleken dat, anders dan de opzeggingsbrief suggereert, niet zozeer het personeelstekort heeft geleid tot de opzegging, maar dat de reden veeleer gelegen is in personeelgerelateerde problematiek, culminerend in (arbeids)conflicten met medewerkers die kennelijk hebben geleid tot het vertrek van meerdere medewerkers van deze locatie. Hierdoor kan niet meer worden voldaan aan wet- en regelgeving en kan de veiligheid van de kinderen op de betreffende locatie niet meer worden gewaarborgd. Ter voorkoming daarvan heeft de ondernemer opvang aangeboden op andere locaties zodat de emotionele veiligheid van de kinderen niet in het geding zullen gaan komen. Reeds gelet op het feit dat de ondernemer een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over de opzeggingsreden is de klacht gegrond.

Ten overvloede voegt de commissie hieraan toe dat de personeelstekorten in de kinderopvangbranche in beginsel tot het ondernemersrisico behoren. In hetgeen de ondernemer naar voren is gebracht ziet de commissie geen aanleiding van dat oordeel af te wijken.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de ondernemer de overeenkomst met de consument op onjuiste gronden eenzijdig heeft opgezegd en dat er derhalve sprake is van een niet rechtsgeldige opzegging. De commissie acht de klacht van de consument gegrond.

De klachten die door de consument naar voren zijn gebracht zijn nauw met elkaar verbonden zoals de onverhoedse opzegging van de opvangovereenkomst, de ronduit onjuiste communicatie met de ouders aangaande de situatie, maar ook de ongerustheid die deze communicatie heeft doen ontstaan over de emotionele veiligheid voor de kinderen op de locatie. Naar het oordeel van de commissie heeft met name de beperkte en onjuiste berichtgeving veel onduidelijkheid doen ontstaan over wat er nu feitelijk aan de hand was op de locatie. Naar het oordeel had dit alles voorkomen kunnen worden door de communicatie tijdig, juist en transparant te laten plaatsvinden.

Wat betreft de emotionele veiligheid van de kinderen op de groep, heeft de commissie geen aanleiding hieraan te twijfelen, nu vanuit de ondernemer is aangeven dat steeds wanneer ten aanzien hiervan en ten aanzien van het kunnen voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen twijfels waren, de locatie werd gesloten.

Aangaande het verzoek om schadevergoeding voor (vermeende) emotionele schade, geleden door de kinderen van de consument, ziet de commissie geen aanknopingspunten daarvoor in de wet. Klachten als wisseling in gezichten (van pedagogisch medewerkers) en het ontbreken van (voldoende) vertrouwde gezichten op de opvanggroep leveren geen wettelijke grondslag voor smartengeld op in de zin van de wet.

In verband met het verzoek van de consument om de pedagogisch medewerkers die vrijgesteld zijn van werk weer op de betreffende locatie aan het werk te laten, oordeelt de commissie dat het hier om een arbeidsrechtelijk geschil gaat, dat buiten het werkterrein van de commissie valt. Zij is dan ook niet bevoegd hierover uitspraak te doen.

Samengevat komt de commissie tot de conclusie dat door de ondernemer niet op de juiste grond is opgezegd, en door de ondernemer onvoldoende en onjuiste informatie is verstrekt aan de consument. De klachtonderdelen voor wat betreft de contractsopzegging en de communicatie oordeelt de commissie dan ook gegrond. Het verzoek om schadevergoeding zal de commissie afwijzen. Tenslotte is ten aanzien van het verzoek om de pedagogisch medewerkers die vrijgesteld zijn van werk weer op de betreffende locatie aan het werk te laten, de commissie niet bevoegd een oordeel te geven.

Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom ook geen (nadere) bespreking.

Nu de klacht van de consument grotendeels gegrond zal worden verklaard, dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie het door de consument betaalde klachtengeld aan hem te vergoeden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

–             verklaart de klacht van de consument grotendeels gegrond;

–             wijst af het verzoek om schadevergoeding;

–             verklaart zich onbevoegd ten aanzien van het verzoek een aantal pedagogisch medewerkers weer op de groep aan het werk te laten;

–             bepaalt dat de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van €25, — aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. dr. E. Venekatte, voorzitter, de heer drs. T. Blom, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.M. Bouter-Bijsterveld, secretaris, op 12 oktober 2023.