Verstoorde relatie. Van ondernemer wordt geen voortzetting relatie gevergd, zolang consument daarvan geen nadeel lijdt.

  • Home >>
  • Voertuigen >>
De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigen    Categorie: Herstel    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: VOE03-0661

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil vloeit voort uit de aanschaf in mei 2001 van een nieuwe Renault Scenic, en uit de sedertdien bestaande contractuele relatie tussen partijen, voortvloeiende uit de initiële koopovereenkomst, uit aanspraken op garantie, en uit tussentijdse onderhoudscontracten. De auto is gekocht voor ƒ 40.820,73 en geleverd in mei 2001.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Ik heb na de aanschaf van mijn auto daaraan een aantal gebreken waargenomen. In elk geval zijn er nu nog de volgende gebreken: – de motor loopt onregelmatig en slaat herhaaldelijk af; – de schuifhemel blijft halverwege steken; – de verwarming functioneert niet goed, in die zin dat de ramen snel beslaan en het dat lang duurt voordat deze ontwasemd zijn; ook maakt de verwarming teveel lawaai; – de remmen piepen, vooral bij rustig achteruit rijden; – de motor maakt teveel lawaai; – de ruitenwisser maakt een schrapend geluid en klapt niet goed om.   Waar ik mij met name aan stoor, is dat de ondernemer mij geen gesprek toe wil staan, mij niet in de gelegenheid stelt die problemen op te wekken zodat ik kan uitleggen wat er aan de hand is, en zelfs geen enkele service meer wenst te verlenen, zulks ondanks dat ik een verlengd garantiecontract heb gesloten en een onderhoudspluscontract. De ondernemer wil mij helemaal niet meer helpen, om volgens mij onvoldoende redenen. Ik begrijp de bezwaren van de ondernemer ook niet. Ik zou nu naar een dealer in Heerhugowaard of Wieringerwerf moeten, wat veel verder weg is.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Als ik naar een dealer verder weg moet gaan voor mijn onderhoud, kost mij dat meer reistijd en benzine. Wat de schuifhemel betreft: ik heb begrepen dat dit nooit meer echt goed gemaakt kan worden en dat ik er beter af kan blijven.   De consument verlangt herstel van de gebreken en voortzetting van de relatie.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De consument is zo vaak met vage klachten bij ons geweest, dat wij het op zeker moment niet meer mogelijk achtten om een vruchtbare samenwerking met de consument in stand te houden. Hij drijft allerlei kwesties op de spits en stelt zich negatief op ten opzichte van het baliepersoneel.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   U vraagt mij concreter te zijn met betrekking tot het gedrag van de consument.
Het gaat er vooral om dat hij telkens komt met klachten die niet waargenomen worden. Hij blijft soms wel een half uur bij de balie discussiëren. Op zeker moment zagen wij geen mogelijkheden meer voor een goede samenwerking. Ook weigerde de consument een rekening te betalen. Deze betrof de remmen; dat was dus onderhoud. Na creditering van die rekening hebben wij de relatie beëindigd.   De consument kan overigens met zijn verlengde garantie en onderhoudspluscontract bij elke dealer terecht.   Deskundigenrapport   De door de commissie ingeschakelde deskundige heeft blijkens zijn rapport, voorzover thans van belang, het volgende vastgesteld.   Het onregelmatig lopen en afslaan is niet waargenomen en blijkt ook niet uit de uitleesfase; eventueel kan de consument beter RON 98 tanken.
Het piepen van de remmen is niet waargenomen, maar niet uitgesloten. Vervanging is niet noodzakelijk; eventueel kunnen andere remblokken worden geplaatst. Motorlawaai: net als bij veel vergelijkbare motoren zit er een kritisch toerental in de motor, in dit geval bij omstreeks 4000 tpm. Bij een identieke auto trad dit ook op. Hier is weinig aan te doen. Het geluid is inherent aan dit type. Wat de verwarming en de condensvorming betreft: de luchtvochtigheid was in orde. Het pollenfilter was vervuild. Het geluid werd niet als hinderlijk ervaren. Eventueel kan de airco handmatig worden ingeschakeld. Ruitenwisser: door middel van bijstellen is het (niet) kantelen te verhelpen. Overigens moeten de zemen worden vervangen. Schuifhemel: halverwege gaat deze zwaar. Eventueel dient deze gedemonteerd en afgesteld te worden.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Op grond van vorenstaande zijn alle concrete klachten ongegrond, behoudens die welke betrekking heeft op de schuifhemel. Uit het relaas van de consument ter zitting blijkt echter dat dit nooit meer helemaal goed te krijgen is en dat hij dat ook eigenlijk niet meer verlangt. In zoverre zijn er op dit moment geen concrete werkzaamheden welke de ondernemer zou behoren te verrichten.   De algemene klacht van de consument is dat de ondernemer, om redenen welke volgens de consument niet juist zijn, de consument in het geheel niet meer wil helpen. De auto is aangeschaft in mei 2001 en is dus omstreeks 3 jaar oud. Vanwege de fabriek of importeur rust daar twee jaar garantie op, doch de commissie is niet bevoegd om te oordelen over geschillen op basis van die garantie. Datzelfde geldt voor de vraag of en in hoeverre van de consument van deze dealer mag verwachten dat hij de verplichtingen op basis van de fabrieksgarantie nakomt; overigens is deze inmiddels verstreken. De importeur biedt de gelegenheid dat consumenten, naar de commissie begrijpt: bij de dealer, een verlengde garantie “kopen” en/of een onderhoudspluscontract sluiten. Naar de commissie begrijpt heeft de consument beide gedaan. Niet geheel duidelijk is wie de contractuele wederpartij van de consument bij de verlengde garantie (de dealer of de importeur), doch voor het onderhoudspluscontract begrijpt de commissie dat in elk geval de dealer/ondernemer de contractuele wederpartij is. Niettemin leidt dat er niet toe dat de commissie bevoegd is kennis te nemen van geschillen die voortspruiten uit dat contract. Immers, in dat contract is de commissie niet als de bevoegde instantie aangewezen.   Dan resteren de wettelijke garantieverplichtingen die op de ondernemer rusten als verkoper van deze auto. In beginsel rusten deze op de ondernemer en blijven deze op hem rusten, ongeacht de vraag of de verhoudingen verstoord zijn.   Daar staat het volgende tegenover.   In de perceptie van de ondernemer bestaat er geen basis meer voor samenwerking. Weliswaar heeft de ondernemer de commissie ter zitting in genen dele ervan kunnen overtuigen dat de relatie inderdaad volstrekt onwerkbaar is – niettegenstaande herhaalde uitnodiging werden man en paard niet genoemd – , doch de commissie heeft weinig vertrouwen in een vruchtbare samenwerking indien bij een van partijen (de ondernemer) elk vertrouwen ontbreekt. Belangrijk is, dat er alternatieven voorhanden zijn. Er bevinden zich dealers in Heerhugowaard en Wieringerwerf. Dat is enkele tientallen kilometers verder rijden dan de vestigingsplaats van de ondernemer, doch bij de huidige onderhoudsintervallen acht de commissie dat bezwaar alleszins overkomelijk.
De ondernemer heeft, onbetwist, gesteld dat alle dealers krachtens het verlengde garantiecontract en het onderhoudspluscontract, overeenkomstig de voorwaarden van die contracten, de consument verder zullen helpen.
Tot op blijk van het tegendeel mag aangenomen worden dat alle terechte aanspraken, welke de consument jegens de ondernemer geldend zou kunnen maken krachtens art. 7:17 B.W., onder het ene of het andere aanvullende contract zouden vallen. Mocht evenwel blijken van omstandigheden welke een terecht beroep op dat artikel zouden rechtvaardigen, doch niet onder de verlengde garantie of het onderhoudspluscontract gehonoreerd kunnen worden (of in de praktijk daaronder niet gehonoreerd worden), dan zal de ondernemer alsnog ofwel zelf werkzaamheden dienen te verrichten, ofwel in voorkomend geval de door een andere dealer gemaakte en aan de consument in rekening gebrachte kosten moeten vergoeden.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 10 mei 2004.