Vertraging op verschillende trajecten van verschillende vervoerders, consument wil compensatie voor gehele treinreis

  • Home >>
  • Openbaar Vervoer >>
De Geschillencommissie




Commissie: Openbaar Vervoer    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 22665/25891

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument heeft op de terugweg vanuit het buitenland meer dan een uur vertraging gehad en de ondernemer heeft de consument hierover op geen enkel moment geïnformeerd. De consument heeft zelf zijn terugreis samengesteld. De consument wil schadevergoeding voor zijn ticket en het ongemak. De ondernemer heeft het verzoek tot geld terug geaccepteerd, maar alleen voor het traject waarin de trein vertraagd was. De ondernemer is namelijk alleen verantwoordelijk voor vervoer op zijn eigen traject. De consument heeft vier verschillende vervoersbewijzen ontvangen, waarvan de ondernemer enkel de verkoper was. De commissie oordeelt dat er geen beroep op vergoeding kan worden gedaan betreft de trajecten van de andere vervoerders, aangezien de ondernemer niet de feitelijke vervoerder is op alle trajecten die deel uitmaken van de treinreis. De ondernemer kan alleen worden aangesproken op de door hem uitgevoerde trajecten. Hiervoor heeft de ondernemer al een coulancevergoeding aan de consument betaald, waar de consument dus recht op heeft. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de hoogte van de compensatie voor vertraging van een treinreis.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt, kort samengevat en voor zover relevant, als volgt.

Op zondag 1 en maandag 2 december 2019 is de consument met de ondernemer heen en terug gereisd van Tilburg universiteit naar Parijs voor een ticketprijs van € 307,20.
Op de terugweg kwam de consument met meer dan een uur vertraging aan, omdat in Brussel bleek dat er vooralsnog geen treinen naar Nederland reden.
De ondernemer heeft de consument daar op geen enkel moment over geïnformeerd, hij kreeg zelfs onjuiste informatie over de aansluitende trein die niet reed. De consument heeft zelf zijn terugreis moeten samenstellen.
Op station Antwerpen heeft de consument meer dan een uur moeten wachten op een trein naar Breda. Op Noorderkempen werd de trein stilgezet om een vertraagde Thalys te laten passeren en in Breda liet de ondernemer de aansluitende trein naar Tilburg universiteit vertrekken toen de consument het station binnenreed.

De consument heeft nog dezelfde dag de ondernemer om compensatie gevraagd.
De ondernemer handelt deze vertraging niet af conform de Europese Verordening betreffende de rechten en verplichtingen van reizigers in het treinverkeer.

De ondernemer heeft op 31 januari 2020 € 22,80, waarvan € 11,40 voor het ongemak, aan de consument betaald. Volgens artikel 17 van de Verordening moet bij een overeenkomst voor een heen- en terugreis de schadevergoeding worden berekend op basis van de helft van de prijs die voor het vervoerbewijs is betaald, hier € 153,60.
De ondernemer gaat er ten onrechte van uit dat ze mag uitgaan van de prijs van het deel van het ticket dat betrekking heeft op het traject waarop de vertraging is veroorzaakt, dus het traject Brussel-Breda.
Dat is niet overeenkomstig de verordening.

De ondernemer had op grond van artikel 18 lid 2 van de verordening gratis versnaperingen had moeten aanbieden.

De consument stelt dat hij kosten heeft gemaakt op station Antwerpen die hoger waren dan € 11,40.

Volgens artikel 17 lid 2 van de verordening moet de schadevergoeding binnen een maand, dus hier na 2 december 2019, worden betaald, vermeerderd met 5% rente vanaf 2 december 2019 (artikel 49 lid 2 bijlage 1 bij de verordening. De ondernemer weigert de rente te betalen.

De ondernemer heeft de consument ten onrechte niet geïnformeerd over zijn rechten, doet ten onrechte voorkomen alsof ze uit coulance meer betaalt dan waarop de consument recht heeft en weigert om haar verplichtingen na te komen.
De consument berekent de schade op basis van de helft van de prijs die voor het ticket is betaald, te weten de helft van € 307,20 is € 153,60. 25% daarvan is € 38,40, vermeerderd met € 11,40 ongemak maakt € 49,80 te vermeerderen met 5% rente vanaf 2 december 2019.

Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt, kort samengevat en voor zover relevant, als volgt.

Het verzoek tot restitutie, ingediend in het kader van de regeling Compensatie bij vertraging is door de ondernemer volgens de [Algemene Voorwaarden ondernemer] en de voorwaarden voor Compensatie bij vertraging-regeling toegewezen t.a.v. het vervoerbewijs voor het traject waarin de trein vertraagd was, te weten het traject van Brussel Zuid naar Tilburg.

De vergoeding bedroeg 25% van de ticketprijs van € 45,60 die de consument betaalde voor de enkele reis van Brussel Zuid naar Tilburg. De vergoeding (€ 11,40) is gebaseerd op artikel 7 lid 4 van de [Algemene Voorwaarden ondernemer] en artikel 17 lid 1 sub a van de Europese Reizigersrechtenverordening nr. 1371/2007.
Uit coulance gezien het gestelde ongemak vanwege het vermeende ontbreken van reisinformatie is dat bedrag verdubbeld.

De consument heeft vier verschillende vervoerbewijzen ontvangen, heen voor traject Tilburg-Antwerpen en voor traject Antwerpen-Parijs en terug voor Parijs-Brussel Zuid en voor traject Brussel Zuid-Tilburg.

Op het traject Breda-Antwerpen en Brussel-Breda is de treindienst uitgevoerd door de ondernemer op Nederlands grondgebied en door [Belgische spoorwegonderneming] op Belgisch grondgebied.
De andere trajecten zijn uitgevoerd door [naam Nederlandse vervoersmaatschappij] en [naam andere buitenlandse vervoersmaatschappij].

Met iedere vervoerder wordt een afzonderlijke vervoerovereenkomst gesloten en zijn de algemene voorwaarden van de betreffende vervoerder van toepassing [(Algemene Voorwaarden ondernemer artikel 2)].

De met de ondernemer gesloten vervoerovereenkomst heeft enkel betrekking op vervoer op de door de ondernemer geëxploiteerde trein. [(Algemene Voorwaarden ondernemer artikel.7)].

De voorwaarden zijn in lijn met de verordening.

Uit klantvriendelijkheid verleent de ondernemer aan haar klanten de service om online alle treintickets te kopen.

Zij treedt daarbij op als agent.

Beoordeling van het geschil
De vraag is of hier sprake is van één vervoerovereenkomst.

Naar het oordeel van de commissie is in het voorliggende geval geen sprake van één vervoerovereenkomst.

De commissie overweegt daartoe het volgende.

De consument heeft vier vervoerbewijzen ontvangen, één voor het traject Tilburg-Antwerpen, één voor het traject Antwerpen-Parijs, één voor het traject Parijs-Brussel en één voor het traject Brussel-Tilburg. Dat impliceert naar het oordeel van de commissie dat er vier vervoersovereenkomsten zijn gesloten. Omstandigheden die tot een ander oordeel nopen zijn niet gebleken.

Op het vervoerbewijs immers staat onder meer vermeld dat op internationale reizen de voorwaarden van toepassing zijn van de vervoerder die op het ticket staat vermeld en “als u met [naam ondernemer] reist zijn dit in ieder geval de [Algemene Voorwaarden ondernemer] en de tariefvoorwaarden die op uw ticket van toepassing zijn”.
Het traject Brussel-Tilburg is met de ondernemer gereisd. Op dit traject vond de vertraging plaats.

De ondernemer is niet de feitelijke vervoerder op alle trajecten die deel uitmaken van de treinreis Tilburg Universiteit-Parijs v.v.

Het feit dat het mogelijk is om via de ondernemer een reeks van tickets aan te schaffen van diverse treintrajecten, waaronder tickets betreffende door de ondernemer uitgevoerde trajecten, impliceert niet dat met de ondernemer overeenkomsten zijn gesloten omtrent de uitvoering van alle trajecten. De ondernemer kan aldus alleen worden aangesproken op de door hem uitgevoerde trajecten.
Met de vervoerder wordt de vervoerovereenkomst gesloten. De ondernemer was slechts de uitvoerder op de hiervoor omschreven trajecten.

De bepalingen van de Europese Reizigersrechtenverordening maken dit niet anders.

Nu uit alle omstandigheden blijkt dat de ondernemer heeft opgetreden als verkoper van vervoerbewijzen namens andere vervoerders gaat een beroep op 6:238 lid 1 onder a Burgerlijk Wetboek niet op.

De vertraging op station Brussel Zuid bedroeg één uur. De trein die de consument wilde nemen reed niet, de volgende trein zou precies één uur later vertrekken.

Voor zover deze vertraging inclusief de geplande overstaptijd tot een langere wachttijd leidde, acht de commissie eventuele kosten van versnaperingen begrepen in de zogenaamde coulancebetaling van € 11,40.

De hiervoor omschreven rentebepaling in de Verordening leidt tot betaling van rente. De ondernemer is gehouden deze rente aan de consument te voldoen.

Dat betekent dat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

De toe te wijzen rente, onweersproken door de ondernemer becijferd op € 0,07, op zich terecht gevorderd, leidt, in relatie tot de overige inhoud van de klacht, niet tot een ander oordeel.

Beslissing
De commissie verklaart de klacht ongegrond.

Verstaat dat de ondernemer aan de consument binnen een maand na verzending van dit bindend advies een bedrag van € 0,07 vergoedt.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbaar Vervoer, bestaande uit mr. B. Hagendoorn, voorzitter, mr. D. van Setten en drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk op 22 juli 2020